In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na de echtscheiding van partijen. Eiseres en gedaagde zijn in 2002 in algehele gemeenschap van goederen getrouwd en hebben samen twee kinderen. De echtscheiding werd uitgesproken op 10 april 2019, waarna partijen uiteen zijn gegaan. Eiseres heeft de kinderen in de echtelijke woning gehouden, terwijl gedaagde elders is gaan wonen.
Eiseres heeft verzocht om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de peildatum voor de verdeling 13 december 2018 is, de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek. De rechtbank heeft de waarde van de boedelbestanddelen en de schulden in kaart gebracht en een verdeling gemaakt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres een vordering heeft op gedaagde wegens overbedeling, en heeft bepaald dat eiseres binnen zes maanden het bedrag van NAf 86.012 aan gedaagde moet betalen. Tevens zijn er notaris en onzijdige personen benoemd voor de uitvoering van de verdeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 10 mei 2021.