In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om de problematiek van oude boedels in Curaçao, waarbij onroerende zaken langdurig onverdeeld zijn gebleven. De zaak betreft verschillende terreinen die al eeuwenlang op naam staan van overleden personen, wat leidt tot een onduidelijke eigendomssituatie. Door gebrekkige registratie en het tijdsverloop zijn er veel onbekende deelgenoten, waardoor een normale verdeling van de nalatenschap niet mogelijk is. Dit heeft geleid tot een juridische situatie waarin gebruikers zich als rechthebbenden beschouwen, maar geen eigendomsrechten kunnen uitoefenen.
In 2007 is er een wettelijke regeling ingevoerd (artikel 3:200a e.v. BW) die de rechter de mogelijkheid biedt om onroerende zaken in eigendom toe te kennen aan de gebruikers, mits er een behoorlijke inrichting en ontwikkeling van het terrein plaatsvindt. Het Gerecht heeft in deze zaak het Land Curaçao verzocht om antwoorden te geven op verschillende vragen met betrekking tot de ontwikkeling en uitgifte van terreinen, waaronder Rancho en Vrij St. Michiel. Het Land heeft een belangrijke rol in de ontwikkeling van deze terreinen, maar de inbreng van het Land is de laatste jaren achtergebleven, wat heeft geleid tot stilstand in de behandeling van veel oude boedelzaken.
De rechter heeft op 3 mei 2021 besloten om het Land te verzoeken om op de oude-boedelzitting van 11 juni 2021 bij akte de vragen te beantwoorden, en heeft verdere beslissingen aangehouden. Dit besluit is van belang voor de voortgang van de afhandeling van de betrokken oude boedels, waarbij vele honderden belanghebbenden betrokken zijn.