ECLI:NL:OGEAC:2021:75

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
500.00108/20 en 500.00260/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen gepleegde ontucht met minderjarigen en verjaringstermijnen in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen gepleegde ontucht met minderjarigen. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich over een lange periode uitstrekten, waarbij de slachtoffers minderjarig waren op het moment van de feiten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.E. Martis, en de officier van justitie, mr. H. Leepel, eiste een gevangenisstraf van 10 jaar. Het Gerecht heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, waarbij het Gerecht de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen. De verjaringskwesties werden ook behandeld, waarbij het Gerecht oordeelde dat de feiten niet waren verjaard, omdat de slachtoffers op het moment van de wetswijziging nog niet meerderjarig waren. De verdachte werd schuldig bevonden aan ontucht met meerdere minderjarigen, en de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen. De zaak benadrukt de ernst van seksuele misdrijven tegen minderjarigen en de noodzaak van adequate straffen.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00108/20 en 500.00260/20 (ttz. gevoegd)
Uitspraak: 8 januari 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020. Op 8 januari 2021 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.E. Martis, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met vorderingen tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. H. Leepel, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en de oplegging van daarbij behorende schadevergoedingsmaatregelen aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte volledig zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde en deels ter zake van het onder 5 ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd. Tenslotte is verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
(500.00108/20)
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van november 2018 tot en met april 2019 te Curaçao, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind, pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een zoon van zijn vriendin, bij wie verdachte regelmatig logeerde, althans tijdelijk verbleef, genaamd met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] 2006), bestaande die ontucht uit,
  • het betasten en/of vastpakken van de penis van die [benadeelde 1] en/of
  • het zuigen op de penis van die [benadeelde 1] en/of
  • die [benadeelde 1] aanmanen op zijn verdachtes penis te zuigen en/of
  • die [benadeelde 1] zijn verdachtes penis laten vasthouden en/of aftrekken;
(artikel 2:208 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van november 2018 tot en met april 2019 te Curaçao, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind, pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een zoon van zijn vriendin, bij wie verdachte regelmatig logeerde, althans tijdelijk verbleef, genaamd met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2004), bestaande die ontucht uit,
  • het betasten en/of vastpakken van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] aanmanen om zijn verdachtes penis vast te pakken/houden of een mee spelen;
(artikel 2:208 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks het jaar 2018 te Curaçao, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, stiefkind, pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een zoon van verdachtes collega, welke zoon bij hem verdachte kwam logeren/overnachten, genaamd met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2009), bestaande die ontucht uit,
  • het betasten en/of vastpakken van de penis van die [slachtoffer 3] en/of
  • het zuigen op de penis van die [slachtoffer 3];
(artikel 2:208 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 november 2005 tot en met 21 augustus 2006, te Curaçao, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte, (telkens):
  • zijn penis en/of vinger(s) in en/of nabij de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
  • getongzoend met die [slachtoffer 2] en/of
  • zijn, verdachtes hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte uitgetrokken, en/of met ontbloot lijf naast die [slachtoffer 2] gelegen en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam betast;
(artikel 250 j° 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 november 2005 tot en met [geboortedatum] 2006 te Curaçao, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil genaamd [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens):
  • zijn penis en/of vinger(s) in en/of nabij de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
  • heeft getongzoend met die [slachtoffer 2] en/of
  • zijn, verdachtes hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte heeft uitgetrokken, en/of met ontbloot lijf naast die [slachtoffer 2] heeft gelegen en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam heeft betast;
(artikel 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode vanaf 21 augustus 2006 tot en met 21 augustus 2009, te Curaçao, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), met zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte, (telkens):
  • zijn penis en/of vinger(s) in en/of nabij de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
  • met die [slachtoffer 2] getongzoend en/of
  • zijn, verdachtes hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte uitgetrokken, en/of met ontbloot lijf naast die [slachtoffer 2] gelegen en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam betast;
(artikel 251 j° 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode vanaf 21 augustus 2006 tot en met 21 augustus 2009 te Curaçao, (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil genaamd [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens):
  • zijn penis en/of vinger(s) in en/of nabij de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
  • heeft getongzoend met die [slachtoffer 2] en/of
  • zijn, verdachtes hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte heeft uitgetrokken, en/of met ontbloot lijf naast die [slachtoffer 2] heeft gelegen en/of
- die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam heeft betast;
(artikel 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
(500.00260/20)
6.
bij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2006 tot en met 30 april 2008 Curaçao door geweld of (een) andere feitelijkbe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of die andere feitelijkbe(i)d(en) [benadeelde 4] (geb. [geboortedatum] 1995) beeft gedwongen tot bet ondergaan van (een) bandeling(en) die bestond(en) uit of mede bestonden uit bet seksueel binnendringen van bet bcbaam van die [benadeelde 4], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [benadeelde 4] gestopt/geduwd en/of gehouden en/of die [benadeelde 4] op de mond gekust, en bestaande dat geweld of die feitelijkbe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitebjkbe(i)d(en) (telkens) uit:
- die [benadeelde 4] in verdachtes, auto naar een afgelegen plek brengen en/of
- de autoportieren op slot doen en/of
- de keel van die [benadeelde 4] stevig vastknijpen en/of
- die [benadeelde 4] met kracht op haar borst slaan en/of
- die [benadeelde 4] op de bijrijdersstoel in bedwang houden door op haar te komen zitten en/of haar beide handen stevig vast te houden en/of met verdachtes benen op haar benen te drukken/houden en/of
- het omhoog trekken/houden van de rok van die [benadeelde 4] en/of
- (aldus) misbruik maken van zijn, verdachtes fysiek overwicht ten opzichte van die, [benadeelde 4] en/of
- die [benadeelde 4] op agressieve wijze bejegenen, door tegen haar te schreeuwen kut kind en/of ''loop naar je moer" en/of
- het bedreigen van die [benadeelde 4] door tegen haar te zeggen, dat als [benadeelde 4] door vertelt hij verdachte, haar oom en/of haar tante zal doodmaken en/of
- het voorbijgaan aan verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [benadeelde 4],
waardoor voor die [benadeelde 4] een bedreigende situatie is ontstaan.
(artikel 248 (oud) Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2006 tot en met 30 april 2007, te Curaçao, met [benadeelde 4] (geb. [geboortedatum] 1995), zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [benadeelde 4], hebbende hij, verdachte, (telkens):
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde 4] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
- die [benadeelde 4] op haar mond gekust en/of
- met ontblote penis op/bij/aan/in de dichte nabijheid die [benadeelde 4] gezeten en/of gelegen en/of die [benadeelde 4] betast;
(artikel 250 j° 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hi] op een of meet tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2007 tot en met 30 april 2008, te Curaçao, met [benadeelde 4] (geb. [geboortedatum] 1995), zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 4], hebbende hij, verdachte, (telkens):
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde 4] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
- die [benadeelde 4] op haar mond gekust en/of
- met ontblote penis op/bij/aan/in de dichte nabijheid die [benadeelde 4] gezeten en/of gelegen en/of die [benadeelde 4] betast;
(artikel 251 j° 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2006 tot en met 30 april 2008 op Curaçao, met [benadeelde 4] (geb. [geboortedatum] 1995), die toen de leeftijd van -vijftien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd; bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk:
  • die [benadeelde 4] een of meer malen op/in de mond kussen en/of hem verdachte, laten kussen en/of
  • de rok van die [benadeelde 4] omhoog halen en/of
  • het een of meer malen verdachtes, ontblote, penis op/tegen de vagina van die [benadeelde 4] aan brengen/duwen en/of
  • met zijn verdachtes, ontblote penis die [benadeelde 4] aanraken/betasten en/of in de dichte nabijheid van die [benadeelde 4] zijn;
(artikel 251 j° 257 lid 1 (oud) Wetboek van Strafrecht)
Overweging met betrekking tot de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolgingDe verjaringsartikelen 72, 73 en 74 (oud) Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals deze golden ten tijde van de periode waarop de tenlastelegging van de feiten 4, 5 en 6 ziet, kenden een verjaringstermijn van 12 jaren welke aanving een dag na die waarop het feit gepleegd is.
Op 15 november 2011 zijn de nieuwe artikelen 1:145, 1:146 en 1:147 Sr in werking getreden. Volgens deze artikelen verjaren zedenfeiten zoals de onderhavige binnen 12 jaren nadat het slachtoffer achttien jaren oud is geworden.
De artikelen 1:145, 1:146 en 1:147 Sr zijn (voor zover van belang) gelijkluidend aan de Nederlandse artikelen 70, 71 en 72 Sr. In Nederland geldt, blijkens de Memorie van Toelichting bij genoemde artikelen en blijkens bestendige jurisprudentie: “
Indien er sprake is van verandering van wetgeving betreffende de verjaring geldt naar hedendaagse rechtsopvatting in strafzaken als uitgangspunt dat deze verandering direct van toepassing is, met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd (zie HR 6 juli 2010, NJ 2010/583, m.nt. Y. Buruma).
Naar Nederlands recht is het kortom zo, dat een verandering van wetgeving die de verjaringstermijn raakt direct geldt, behalve als op het moment van die wetswijziging het feit al is verjaard. Het Gerecht heeft geen reden aan te nemen dat dit op Curaçao anders is. Integendeel, in de Memorie van Toelichting bij art. 1:147 Sr staat beschreven: “
Tot slot is het van belang hier apart te vermelden dat de feiten die ten tijde van de inwerkingtreding van deze wet reeds zijn verjaard, ook daadwerkelijk verjaard blijven. In andere gevallen gaan de nieuwe bepalingen onmiddellijk rechtskracht krijgen.” Voorts vermeldt de Memorie van Toelichting bij de artikelen 1:145, 1:146 en 1:147 Sr, voor zover van belang, dat de redenen voor de verlenging van de verjaringstermijnen te vinden zijn in de Nederlandse Wet opheffing verjaringstermijn bij zeer ernstige delicten. Kortom, er is destijds beoogd een gelijksoortige regeling als de Nederlandse in te voeren.
Omdat de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten naar oud recht in 2011, bij de invoering van de nieuwe artikelen 1:145, 1:146 en 1:147 Sr, nog niet verjaard waren, gold ten aanzien van deze feiten vanaf dat moment de nieuwe verjaringstermijn, waardoor met betrekking tot de ten laste gelegde feiten blijkens art. 1:146 Sr de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de slachtoffers achttien jaren zijn geworden. Omdat de beide aangeefsters waarop de genoemde ten laste gelegde feiten zien pas in respectievelijk 2012 en 2013 meerderjarig zijn geworden, is thans de verjaringstermijn nog niet verstreken.
Het Gerecht is derhalve van oordeel dat de onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten niet verjaard zijn en het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging is.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 3 en 6 primair
Ten aanzien van feit 3.
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt dat de belastende verklaring van haar zoon [slachtoffer 3] tot stand is gekomen doordat zij haar zoon is gaan ondervragen, nadat zij had gehoord dat de verdachte was aangehouden omdat hij vermoedelijk een minderjarig kind had betast. Het Gerecht is van oordeel dat met verklaringen die op een dergelijke wijze tot stand zijn gekomen in de regel extra behoedzaam dient te worden omgegaan. Een dergelijke verklaring wordt immers niet spontaan afgelegd, maar komt door een ondervraging tot stand, waarbij onder andere niet is na te gaan in hoeverre de verklaring van [slachtoffer 3] is beïnvloed of gevoed door aangeefster. In dit verband wijst het Gerecht er ook nog op dat [slachtoffer 3] aanvankelijk op de vraag van zijn moeder of hij ooit door verdachte was betast met nee antwoordde en verbaasd reageerde.
Om toch tot een bewezenverklaring te komen, dient de verklaring van [slachtoffer 3] door voldoende ander – en voldoende krachtig – bewijs te worden ondersteund. Het dossier biedt dergelijk bewijs echter niet. Uit de verklaringen van de aangeefster, de getuige [getuige 2] en de verdachte zelf blijkt immers niet méér dan dat [slachtoffer 3] wel eens bij de verdachte bleef slapen.
Evenmin kan het Gerecht voldoende steunbewijs ontlenen aan zogenaamd schakelbewijs, dat wil zeggen bewijs uit andere verwante feiten waaruit van een bepaalde zeer specifieke werkwijze van de verdachte blijkt. Naar het oordeel van het Gerecht is onvoldoende sprake van zeer specifieke overeenkomsten tussen feit 3 en andere feiten, welke bewezen zullen worden verklaard.
Daarom zal de verdachte vanwege gebrek aan bewijs van dit feit worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 6
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 6 primair ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster [benadeelde 4] heeft in haar aangifte verklaard dat zij door de verdachte is verkracht en dat daarbij geweld is gebruikt. De aangifte wordt op het onderdeel van het gebruik van geweld echter niet door ander bewijs ondersteund. Van letsel is bijvoorbeeld niet gebleken. Zo heeft de tante van aangeefster daar niets over verklaard. Het bloed in de onderbroek duidt niet op het gebruik van geweld; zulks kan ook zijn veroorzaakt door menstruatie of door het scheuren van het maagdenvlies. Voorts is een contra-indicatie dat bij de andere ten laste gelegde en bewezenverklaarde feiten van geweld niet is gebleken. Het Gerecht heeft daardoor niet de overtuiging dat sprake is geweest van geweldsgebruik, zodat de verdachte van het onder 6 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 6 subsidiair ten laste gelegde zal het Gerecht de verdachte deels vrijspreken, te weten met betrekking tot het onderdeel van de tenlastelegging dat het slachtoffer een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was. Het een of twee keer thuisbrengen na deelname aan een kerkkoor is naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende om tot bovenbedoelde kwalificatie te komen.
De verdachte zal daarom in zoverre worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van november 2018 tot en met april 2019 te Curaçao, telkens ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een zoon van zijn vriendin, bij wie verdachte tijdelijk verbleef, genaamd [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] 2006), bestaande die ontucht uit,
  • het betasten en/of vastpakken van de penis van die [benadeelde 1] en
  • het zuigen op de penis van die [benadeelde 1] en
  • die [benadeelde 1] aanmanen op zijn verdachtes penis te zuigen;
2.
hij in de periode van november 2018 tot en met april 2019 te Curaçao, ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten een zoon van zijn vriendin, bij wie verdachte tijdelijk verbleef, genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2004), bestaande die ontucht uit,
- het betasten en/of vastpakken van de penis van die [slachtoffer 1];
4 primair.
hij in de periode vanaf 1 november 2005 tot en met 21 augustus 2006, te Curaçao, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), zijn pupil
en/ofaan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte, telkens:
  • zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en
  • getongzoend met die [slachtoffer 2] en
  • zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] gestoken en
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte uitgetrokken, en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam betast;
5 primair.
hij in de periode vanaf 21 augustus 2006 tot en met 21 augustus 2009, te Curaçao, met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum] 1994), met zijn pupil
en/ofaan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten zijn zangles pupil, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende hij, verdachte, (telkens):
  • zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of geduwd en/of gehouden, en/of
  • met die [slachtoffer 2] getongzoend en/of
  • zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer 2] gestoken en/of
  • de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of de onderbroek van hem, verdachte uitgetrokken, en/of
  • die [slachtoffer 2] aan haar vagina en/of lichaam betast;
6 subsidiair).
hij in de periode van 30 april 2006 tot en met 30 april 2007, te Curaçao, met [benadeelde 4] (geb. [geboortedatum] 1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 4], hebbende hij, verdachte, :
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde 4] geduwd en
- die [benadeelde 4] op haar mond gekust.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1.aangeefster] deed op 21 oktober 2019 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik ben de moeder van de jongens genaamd [benadeelde 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006 en [slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004. Ik woon samen met mijn kinderen bij mijn moeder genaamd [getuige 1] in mijn ouderlijk huis te [adres].
In oktober 2018 kregen wij contact met [verdachte]. Doordat [benadeelde 1] deel wilde nemen aan het kinder Tumba festival van 2019. Toentertijd kwam [verdachte] [benadeelde 1] elke dag thuis trainen.
[verdachte] bleef op een gegeven moment bij ons logeren en later wonen. [verdachte] ging toen samen met mijn zonen in dezelfde slaapkamer slapen. De relatie tussen [verdachte] en mijn zoon was heel goed. Maar in het begin van dit jaar 2019 had ik gemerkt dat de relatie niet meer goed ging. [verdachte] en [slachtoffer 1] hadden constant problemen met elkaar. Ik had het gevoel gekregen dat [slachtoffer 1] hem niet meer respect, maar ik wist niet waarom. [verdachte] kreeg ook problemen met [benadeelde 1].
In de maand oktober 2019 werd ik door de sociale werkster van het Maria College genaamd [sociale medewerker] opgebeld. [sociale medewerker] zei dat het gedrag van [benadeelde 1] opeens was veranderd en zij wou met mij hierover praten. [sociale medewerker] had mij verteld dat [benadeelde 1] haar had verteld dat [verdachte] hem had betast.
Zij wilde met mij praten. Tijdens het gesprek met [sociale medewerker] vertelde [benadeelde 1] dat [verdachte] hem had geleerd hoe hij moest masturberen en dat [verdachte] dat ook voor hem had gedaan. Dus dat [verdachte] had zijn penis met zijn hand vast gepakt en heeft deze voor hem afgetrokken.
Verder zei [benadeelde 1] dat [verdachte] hem had gevraagd om op zijn penis te zuigen. Tevens had [benadeelde 1] mij gezegd dat de eerste keer dat [verdachte] hem had betast was toen wij een paar dagen bij Kunuku Aqua Resort gingen logeren. Dat was in december 2018. Tijdens dit gesprek had ik ook van [slachtoffer 1] vernomen dat [verdachte] zijn penis had gepakt en getrokken maar dat hij hem direct had gestopt.” [2]
2.benadeelde 1] werd op 6 november 2019 als slachtoffer gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik woon samen met mijn moeder, mijn oma en mijn broer genaamd [slachtoffer 1]. Vanaf de maand december 2018 tot en het maand oktober 2019 woonde de man genaamd [verdachte] ook bij ons thuis. In oktober2018 kwam de man genaamd [verdachte] bij ons huis om mij te helpen met trainen van tumba. Dit doordat ik voor de Tumba Hubenil Festival 2019 zou participeren. Ik was toen 12 jaar oud. In november 2018 had [verdachte] aan mijn moeder gevraagd of hi] thuis bij ons mocht blijven slapen. [verdachte] had tegen mij gevraagd of ik naast hem op de matras wilde slapen.
Een paar dagen nadat [verdachte] bij ons kwam wonen maakte [verdachte] de ritsluiting van zijn broek open, haalde zijn penis eruit en begon zichzelf te masturberen. Dit was de eerste keer dat [verdachte] seksuele handeling met mij had gedaan.
Op 24 december 2018 tot en met 1 januari 2019 waren wij samen met mijn moeder en grootmoeder naar Kunuku Resort gegaan. Mijn moeder had twee kamers gereserveerd. Een kamer was voor mijn moeder en mijn grootmoeder en die andere kamer was voor [verdachte], mijn broer en ik. In onze slaapkamer stonden er twee bedden. [verdachte] had de bedden naast elkaar gezet zodat het een groot bed werd. Mijn broer ging bij moeder en grootmoeder slapen en [verdachte] en ik bleven in die kamer slapen. Een van die dagen toen ik nog aan het slapen was voelde ik een hand in mijn onderbroek. Toen ik mijn ogen open deed zag ik dat [verdachte] degene was die zijn hand in mijn broek had gestopt. [verdachte] zei tegen mij om hem dit te laten doen, want niets zou gebeuren want het is liefde tussen vader en zoon. Hij had me aan mijn twee schouders zo stevig vastgehouden, dat ik flauw was gevallen. [verdachte] had mij gezegd dat ik niks tegen mijn moeder moest vertellen.
In het maand januari 2019 kwam [verdachte] mijn slaapkamer binnen. Hij stuurde mijn broer naar buiten in de woonkamer om zijn huiswerk te maken en mijn grootmoeder was televisie aan het kijken. [verdachte] zei dan tegen mij dat hij benieuwd was om te weten hoe een penis smaakt en dat hij op mijn penis wilde zuigen. Ik zei nee, maar toch had hij mijn penis gezogen. [verdachte] had mijn korte broek en mijn ondergoed tot mijn knieën naar beneden getrokken. [verdachte] had mijn penis ongeveer twee a drie minuten gezogen; toen hij klaar was zei [verdachte] tegen mij om zijn penis te zuigen. Ik had nee tegen hem gezegd. Maar [verdachte] pakte mijn hoofd met zijn handen vast en duwde deze naar beneden in de richting van zijn penis. Ik haalde mijn hoofd van hem weg en zei tegen hem dat die vies was en liep weg.
Na die dag probeerde [verdachte] nog twee keren mijn penis te zuigen en aan te raken. April 2019 besloot ik dat [verdachte] mij nooit meer zou aanraken.” [3]
3.slachtoffer 1] werd op 19 november 2019 als getuige gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“[verdachte] is een man die sinds november 2018 bij ons thuis woonde.
Als [verdachte] ons aan het baden was, pakte hij onze penis vast en trok de huid naar achter en zei tegen ons dat wij zo ons penis schoon moest maken.
Toen [verdachte] bij ons kwam wonen ging hij samen met mijn broer en mij in dezelfde slaapkamer slapen. Ik sliep op mijn bed en [benadeelde 1] ging naast [verdachte] op een matras op de grond slapen, terwijl [benadeelde 1] zijn eigen bed heeft. Na een paar maanden had [benadeelde 1] mij verteld dat hij verschillende keren wakker was geworden en zag dat de hand van [verdachte] in zijn broek was. Verder zei [benadeelde 1] tegen mij dat [verdachte] zijn penis aan het betasten was.
Ik moet je zeggen dat [verdachte] mij een keer had gezegd dat hij mij zou leren hoe ik moest masturberen. [verdachte] had toen mijn penis vast gepakt en begon mijn penis af te trekken.
Ik had hem gestopt en zei tegen hem dat hij dat niet moest doen.” [4]
4.getuige 1] werd op 21 februari 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik ben de grootmoeder van [slachtoffer 1] en [benadeelde 1]. In 2018 kwam [verdachte] bij ons wonen. Na een paar maanden merkte ik dat de relatie tussen [verdachte] en de kinderen aan het veranderen was.
Een keer toen ik in de nachtelijke uren wakker werd, hoorde ik dat [verdachte] zei "Hunga ku mi dolo"(speel met mijn penis, vrije vertaling verbalisant). Een andere keer toen ik weer in de nachtelijk uren wakker werd, had ik gehoord toen [verdachte] zei tegen [benadeelde 1] dat hij zijn penis wou zien.
In de maand oktober 2019 had [benadeelde 1] mij verteld dal [verdachte] zijn penis verschillende keren had gepakt en had voor hem gemasturbeerd. [benadeelde 1] zei dat het bij ons thuis en eind 2018 begin 2019 toen wij een keer bij de Kunuku Aqua Resort gingen logeren. Achteraf had [slachtoffer 1] mij verteld dat [verdachte] een keer zijn penis had vastgepakt en voor hem begon te masturberen.” [5]

5.De verdachte heeft op 26 mei 2020 het volgende verklaard:

“In de maand oktober 2018 ging ik officieel bij [aangeefster] wonen en ik kreeg ook de huissleutels. Op een bepaald moment ging ik op een matras in de slaapkamer van de oma en de kinderen slapen. [benadeelde 1] kreeg nachtmerries en kwam sindsdien naast mij slapen.
Beetje bij beetje begon ik [benadeelde 1] te begeleiden in zijn persoonlijke hygiëne. Een keer per week op zondagen gaf ik [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] een goeie beurt. Met goeie beurt bedoeld ik dus dat ik hun leer hoe zij moeten douchen, haren wassen en kammen. Ik was hun haren, rug en onder de oksel. Op een sprekende wijze leerde ik [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] hoe ze hun penis moest schoon maken.” [6]
Ten aanzien van de feiten 4 en 5:
1.slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1994) deed op 3 juni 2020 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“In de jaar 2005 maakte ik kennis met [verdachte]. Ik was toen 10 jaar oud. [verdachte] was 23 jaar oud. Wij begonnen zanglessen bij de Misa di Adventista te Mundo Nobo te volgen. [verdachte] was daar leider van de zanggroep. Zodoende begon ik 1 keer per week zangles bij
hem te volgen.
De eerste keer dat [verdachte] mij had betast, was ik 11 jaar oud en dat gebeurde bij ons thuis op het adres [adres] naast. Volgens mij was bet op 3 november de verjaardag van mijn moeder. Ik was alleen thuis gebleven met [verdachte]. [verdachte] pakte een deken en had deze op de vloer gelegd. [verdachte] zei dat ik naast hem op de grond moest komen liggen. Ik liep naar [verdachte] toe en ging naast hem op de deken liggen. [verdachte] begon mij in mijn mond te zoenen en trok tegelijk mij onderbroek uit en kwam op mij liggen. Ik duwde [verdachte] van mij af en zei tegen hem dat ik dat niet wilde. Terwijl ik bezig was [verdachte] te zeggen dat ik dat niet wilde, had [verdachte] zijn broek gedeeltelijk naar beneden getrokken. Hierna pakte [verdachte] mij bij mijn bovenarmen stevig vast en had hierna zijn penis in mijn vagina gestopt. Toen [verdachte] zijn penis in mijn vagina had gestopt begon ik te schreeuwen en huilen want bet deed veel pijn. Toen [verdachte] klaar was met mij, stond ik op en liep ik naar de badkamer. Ik zag dat er bloed in mijn onderbroek was.
Vanaf die dag was ik seksslaaf van [verdachte] geworden. Volgens mij hield [verdachte] 1 keer om de twee weken seks met mij. Dit gebeurde altijd bij ons thuis als wij alleen thuis waren. Vanaf de leeftijd van 11 jaar tot 14 jaar werd ik door [verdachte] seksueel misbruikt. De laatste keer dat [verdachte] seks met mij had was een paar maanden voordat ik gedoopt werd. Dat was op 14-jarige leeftijd.
Op een dag lagen [verdachte] en ik op een matras op de vloer bij ons thuis. Wij waren televisie aan het kijken en [verdachte] had zijn hand in mijn panty gestopt en begon mijn vagina te strelen. Op een gegeven moment liep mijn zus [slachtoffer 2] de woonkamer binnen. Zij zag dat [verdachte] zijn hand in mijn onderbroek had.
Na ongeveer 2 jaren waren wij verhuisd naar [adres]. Bij dit huis was mijn slaapkamer aan de achterzijde van de woning gevestigd. Mijn slaapkamer had een deur die naar buiten leidde. In de nachtelijke uren toen iedereen aan het slapen was kwam [verdachte] bij mij op bezoek. Ik moet je zeggen dat [verdachte] mij de eerste keer had verkracht, maar nadat dit een paar keren had plaatsgevonden dacht ik dat dit normaal was.” [7]
2.getuige 3] werd op 22 september 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ongeveer 12 jaar geleden werkte ik als functionaris bij het Advent schoolbestuur. Op een gegeven moment werd ik door de directrice van de Advent School gevestigd te Roosendal op de hoogte gesteld van een geval van betasten. Aldaar aangekomen vertelde de directrice aan mij dat de leerling [slachtoffer 2] haar klasse docent genaamd [persoon 2] had verteld dat zij door de man genaamd [verdachte] seksueel werd betast. Ik ging persoonlijk met de minderjarige [slachtoffer 2] praten. [slachtoffer 2] gaf aan dat zij en de man [verdachte] seks met elkaar hadden. Daarna had ik ook een gesprek met [verdachte] gevoerd. Nadat ik [verdachte] verschillende keren had gevraagd wat er allemaal tussen hem en [slachtoffer 2] was gebeurd, zei hij dat hij [slachtoffer 2] aan het lichaam had betast over haar kleding.” [8]
3.getuige 4] werd op 8 oktober 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“U vraagt mij wat ik over mijn ex leerling genaamd [slachtoffer 2] kan vertellen. [slachtoffer 2] zat bij mij in de zesde klas. Volgens mij was dat gedurende het schooljaar van 2006/2007. Op een gegeven moment tijdens het schooljaar had ik gemerkt dat de punten van [slachtoffer 2] achteruit gingen. Tevens merkte ik ook dat [slachtoffer 2] niet hetzelfde vrolijke meisje was dat ik aan het begin van de schooltijd leerde kennen. Het gezicht van [slachtoffer 2] straalde triestheid uit. Ik vroeg aan [slachtoffer 2] wat er met haar gaande was. [slachtoffer 2] begon opeens te huilen. [slachtoffer 2] zei tegen mij dat in de middaguren wanneer haar moeder niet thuis is. dat zij samen met de man genaamd [verdachte] onder het laken gaat liggen. Verder zei [slachtoffer 2] dat er dan dingen plaats vinden.” [9]
4.benadeelde 3] werd op 18 november 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik heb mijn zus, [slachtoffer 2], en [verdachte] twee keer betrapt. Het eerste incident kwam ik de woonkamer binnen. Er lag een matras in de woonkamer. Ik zag dat hij zijn vingers bij haar had. Hij had de vingers in de broek van mijn zus. Hij had zijn hand in de voorkant van haar broek, bij haar vagina. Zij lagen naast elkaar.
Bij het tweede incident hoorde ik wat geluid. Ik ging toen in de middelste slaapkamer kijken. Er hing een gordijn voor de deur in mijn slaapkamer naar de middelste. Ik deed het gordijn opzij. In de middelste slaapkamer stond een stapelbed. Mijn zusje [slachtoffer 2] sliep op het bovenste bed. Ik zag dat zij op haar rug in haar bed lag. Ik zag dat [verdachte] op haar lag. En ik zag hij schrok omdat hij mij gezien had. Ik zag dat hij zijn broek omhoog deed.
Ik weet dat zij elf was en ik dertien jaar.” [10]

5.De verdachte heeft op 15 juni 2020 het volgende verklaard:

“U houdt mij voor dat [slachtoffer 2] verklaarde dat de eerste keer dat ik haar verkracht had zij 11 jaar oud was. Volgens haar was dit op een 3 november. Ik kan verklaren dat ik op een dag bij [slachtoffer 2] thuis was. Haar moeder was brood kopen. Ik was alleen thuis met [slachtoffer 2]. Mijn penis was een gedeelte in de vagina van [slachtoffer 2]. Ik stak mijn penis dieper in haar. Ik heb seks met haar gehad.” [11]
Ten aanzien van feit 6:
1.benadeelde 4] (geboren op [geboortedatum] 1995) deed op 18 juli 2020 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Toen ik 11 jaar oud was, zong lk in een kerkkoot van de wijk Mundo Nobo. Ik heb toen [verdachte] leren kennen. Hij was de assistent van de leider van hel koor. Een dag kon mijn buurvrouw mij niet thuis afzetten, ik ben die dag met [verdachte] meegereden. Ik was het laatste kind dat thuis afgezet moest worden- Hij stopte niet voor mijn huis, maar hij reed door en hij deed de portieren op slot. Hij reed voorbij Blachi Berde, dichtbij de wijk Seru Fortuna. Hij begon mij te kussen.
Ik ben later nog een keer naar het kerkkoor gegaan om te oefenen. Mijn buurvrouw kon mij toen niet thuis brengen, lk moest toen weer door hem worden thuis gebracht. Hij deed de deuren van de auto weer op slot en reed richting Blachi Berde. Hij begon mij weer te kussen. Toen lukte het hem om mij te penetreren. Ik kon mij niet verzetten omdat ik een klein meisje was. Hij reed naar mijn huis en stopte voor mijn woning. Ik rende naar de wc en ik zag dat ik aan het bloeden was. Ik vertelde mijn tante dat ik aan het bloeden was.
Die keer dat hij mij penetreerde, had hij zijn penis al uit zijn broek. Ik voelde zijn penis op mijn lichaam. Terwijl hij met zijn handen mij vast hield deed hij zijn penis in mijn vagina. Hij probeerde heel de tijd zijn penis in mijn vagina te stoppen. Zijn penis ging elke keer uit mijn vagina. Hij heeft twee of drie keer zijn penis in mijn vagina geduwd.” [12]
2.getuige 5] werd op 8 oktober 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“U vraagt mij wat ik over het geval van mijn nicht genaamd [benadeelde 4] kan vertellen. Op een dag toen [bijnaam benadeelde 4] 11 jaar oud was kwam zij thuis na een training van het kerkkoor. De training vond plaats bij de Adventist kerk te Mundo Nobo. Toen zij het huis binnen liep vroeg ze mij om te komen horen. [bijnaam benadeelde 4] wees mij naar haar onderbroek. Ik zag dat er bloed in het kruisgedeelte van de onderbroek van [bijnaam benadeelde 4] zat. Ik kan mij herinneren dat [verdachte] assistent leider was van het kinderkoor en dat hij af en toe de kinderen ook thuis afzette. Ik kan mij nog herinneren dat op de dag dat [bijnaam benadeelde 4] mij het bloed in haar onderbroek liet zien [verdachte] haar thuis had afgezet. Een paar weken daarna hadden de leiders een pauze genomen met de zanglessen. Dit was iets normaal, Nadat de zanglessen weer waren aangevangen wou [bijnaam benadeelde 4] niet meer gaan.” [13]
3.getuige 6] werd op 22 oktober 2020 als getuige gehoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“[benadeelde 4] is een nichtje van mij. In haar tienerjaren heeft [benadeelde 4] mij verteld dat [verdachte] aan haar had gezeten en haar seksueel had misbruikt.
Ik had wel enkele keren gezien dat [benadeelde 4] verstijfde. Zij kon dan niet meer praten. In die ruimte was ze dan met [verdachte]. Ook ais hij er niet was en zij hoorde alleen zijn naam, dan begon ze soms te huilen of kon zij niet meer praten. Zij is nog steeds als de dood voor hem. Ze is nog steeds bang. Zeker als zij zijn naam hoort.” [14]

4.De verdachte heeft op 13 november 2020 het volgende verklaard:

“Ik ken een meisje genaamd [benadeelde 4] die in het kinderkoor was. Ik had [benadeelde 4] een keer thuis afgezet.” [15]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, met uitzondering van het eenmalig hebben van seksuele gemeenschap met aangeefster [slachtoffer 2] zoals door hem erkend. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs tekort schiet. Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gewezen op een inconsistentie tussen de verklaringen van [benadeelde 1] en [slachtoffer 1]. Voorts heeft de raadsman betoogd dat onvoldoende bewijs aanwezig is dat de seksuele gemeenschap met aangeefster [slachtoffer 2] plaatsvond voor haar twaalfde levensjaar.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 is het Gerecht van oordeel dat de inconsistentie tussen de verklaringen van [benadeelde 1] en [slachtoffer 1], te weten over het al dan niet door verdachte de slaapkamer uitsturen van [slachtoffer 1], een ondergeschikt detail is in hun verklaringen. In ieder geval brengt dit niet met zich mee – voor zover de raadsman heeft bedoeld dit te betogen – dat hun verklaringen hierdoor onbetrouwbaar moeten worden geacht. Het Gerecht acht hun verklaringen voor zover deze tot het bewijs zijn gebezigd voldoende consistent en gedetailleerd en bovendien vinden zij op onderdelen steun in elkaar en in de overige bewijsmiddelen, zoals de verklaring van hun grootmoeder. Het Gerecht bezigt deze verklaringen dan ook tot het bewijs en acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Met betrekking tot de feiten 4 en 5 acht het Gerecht anders dan de verdediging wettig en overtuigend bewezen dat de eerste seksuele gemeenschap tussen de verdachte en aangeefster [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden voor de twaalfde verjaardag van laatstgenoemde. Daarbij heeft het Gerecht met name gelet op de omstandigheid dat aangeefster in haar verklaring aan de hand van een specifiek detail – de verjaardag van haar moeder – een tijdsindicatie weet te geven. Het Gerecht acht haar verklaring voor zover deze tot het bewijs is gebezigd voldoende consistent en gedetailleerd en bovendien vindt zij op onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen. Het Gerecht bezigt deze verklaring dan ook tot het bewijs en acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Met betrekking tot feit 6 subsidiair acht het Gerecht de verklaring van aangeefster [benadeelde 4] voor zover deze tot het bewijs is gebezigd voldoende consistent en gedetailleerd en bovendien vindt zij op onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen. Het Gerecht hecht daarbij bijzondere waarde aan de emoties die getuige Schmidt bij haar waarnam als zij in de buurt van de verdachte was. Het Gerecht acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierboven bewezen verklaard.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:208 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:208 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 250 juncto 257 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 251 juncto 257 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Buiten echt ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 250 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Ontucht plegen met een minderjarige, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich in twee verschillende periodes, te weten van 1 november 2005 tot en met 21 augustus 2009 en van november 2018 tot en met april 2019, ten opzichte van vier kinderen schuldig gemaakt aan ontucht. Ten aanzien van de aangeefsters [slachtoffer 2] en [benadeelde 4] was daarbij bovendien sprake van seksuele gemeenschap toen deze meisjes elf en tussen de elf en veertien jaren oud waren. De verdachte heeft zijn slachtoffers seksuele handelingen doen plegen en ondergaan waar zij gezien hun leeftijd nog niet aan toe waren. Hierdoor heeft hij een negatieve invloed gehad op het natuurlijke seksuele ontwikkelingsproces waar elk kind doorheen gaat. De verdachte heeft daardoor de slachtoffers in hun prille tienerjaren veel emotionele schade toegebracht. Daarbij heeft de verdachte zijn eigen seksuele genot boven de belangen van de minderjarige slachtoffers gesteld. Het Gerecht constateert dat de verdachte het grote vertrouwen dat de slachtoffers en hun ouders in hem stelden als een soort vaderfiguur dan wel gerespecteerd lid van de gemeenschap – zo was de verdachte actief bij de kerk en gaf hij koor- en zanglessen – niet waard is gebleken. Hij heeft het overwicht dat hij op de slachtoffers had door zijn leeftijd en zijn bijzondere positie op een volstrekt verkeerde manier ingezet. Dat wordt hem extra zwaar aangerekend door het Gerecht.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor het seksueel binnendringen bij een kind jonger dan 12 jaar als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren gegeven. Voor het seksueel binnendringen bij een kind jonger dan 16 jaar wordt als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren gegeven.
De door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 jaren voor alle feiten (mits bewezen verklaard) komt het Gerecht in het licht van bovengenoemde oriëntatiepunten in beginsel als passend voor. Het Gerecht heeft de verdachte echter vrijgesproken van de onder 3 en 6 primair ten laste gelegde feiten, hetgeen in strafverminderende zin meeweegt bij de strafoplegging.
In het nadeel van de verdachte weegt het Gerecht zijn proceshouding mee. De verdachte geeft geen openheid van zaken en met betrekking tot het enkele door hem toegegeven incident met aangeefster [slachtoffer 2] legt de verdachte de schuld hoofdzakelijk bij het minderjarige slachtoffer, door te stellen dat zij hem heeft verleid. De verdachte geeft er daarmee geen blijk van het laakbare van zijn handelen in te zien.
De overige persoonlijke omstandigheden, evenals de psychologische en psychiatrische rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht, brengen het Gerecht niet tot een andere of lagere dan de hierna te melden straf.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
[aangeefster]De benadeelde partij
[aangeefster]heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde 1] en [slachtoffer 1] in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt per slachtoffer NAf 10.000,-, derhalve in totaal NAf 20.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2019.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [aangeefster] als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 20.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2019. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij
[benadeelde 2]heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 3] in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 20.000, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] niet in haar vordering worden ontvangen.
Het Gerecht zal de benadeelde partij ook veroordelen in de proceskosten van de verdachte voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij
[benadeelde 3]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 20.000, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van verdachtes onder 4 en 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 20.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2009. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
[benadeelde 4]De benadeelde partij
[benadeelde 4]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 20.000, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van verdachtes onder 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het Gerecht is echter van oordeel dat – nu het bij de benadeelde partij [benadeelde 4] niet zoals bij de benadeelde partij [slachtoffer 2] om een langdurige periode van veelvuldig seksueel misbruik gaat, maar om een enkel incident – niet het gehele gevorderde bedrag ter grootte van NAf 20.000,- voor vergoeding in aanmerking komt. Het Gerecht bepaalt de omvang van de immateriële schade op een bedrag van NAf 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2007. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 en 6 primair ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeerthet bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 20.000,- (zegge: twintigduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 mei 2019 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij [aangeefster] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 20.000,- (zegge: twintigduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 135 (honderdvijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2019 tot aan de dag van de voldoening;
bepaaltdat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
verklaartde benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijkin de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeeltde benadeelde partij [benadeelde 2] in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 20.000,- (zegge: twintigduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 augustus 2009 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 3] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 20.000,- (zegge: twintigduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 135 (honderdvijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2009 tot aan de dag van de voldoening;
bepaaltdat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 10.000,- (zegge: tienduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 april 2007 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
wijstde vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] tot schadevergoeding voor het overige
af;
veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde 4] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 10.000,- (zegge: tienduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 85 (vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2007 tot aan de dag van de voldoening;
bepaaltdat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. R.J. Gras, zittingsgriffier, en op 8 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Recherche en Informatiedienst, Team Jeugd en Zeden) d.d. 20 november 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 54/20 en de onderzoeksnaam “[verdachte]”, doorgenummerde dossierpagina’s 1-208.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 december 2019, dossierpagina’s 12-15.
3.Proces-verbaal van verhoor d.d. 13 januari 2020, dossierpagina’s 28-32.
4.Proces-verbaal van verhoor d.d. 13 januari 2020, dossierpagina’s 41-43.
5.Proces-verbaal van verhoor d.d. 26 februari 2020, dossierpagina’s 51-53.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 mei 2020, dossierpagina’s 81-88.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juni 2020, dossierpagina’s 133-137.
8.Proces-verbaal van verhoor d.d. 14 oktober 2020, dossierpagina’s 147-149.
9.Proces-verbaal van verhoor d.d. 29 oktober 2020, dossierpagina’s 150-151.
10.Proces-verbaal van verhoor d.d. 18 november 2020, dossierpagina’s 158-161.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2020, dossierpagina’s 162-167.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2020, dossierpagina’s 178-185.
13.Proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2020, dossierpagina’s 186-188.
14.Proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2020, dossierpagina’s 192-195.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 november 2020, dossierpagina’s 203-207.