ECLI:NL:OGEAC:2021:73

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
CUR202001510 tot en met CUR202001512
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en winstverantwoording bij fiscaal geruisloze inbreng in BV

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had zijn onderneming, een zwemschool, per 1 augustus 2016 fiscaal geruisloos ingebracht in een BV. De Inspecteur had bij het vaststellen van de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2016 ook de winst van de zwemschool van augustus 2016 tot en met december 2016 in aanmerking genomen, wat de belanghebbende betwistte. Hij stelde dat deze winst al was belast in de BV en dat hij deze niet in privé had genoten.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de belanghebbende de winst van NAf 54.314 had genoten. De bewijslast lag bij de Inspecteur, die niet in staat was om overtuigend bewijs te leveren dat de winst niet bij de BV in aanmerking was genomen. Het Gerecht verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar, waarbij de aanslagen werden verminderd tot een belastbaar en premie-inkomen van NAf 83.709. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de rol van de bewijslast in belastingzaken en de noodzaak voor de Inspecteur om overtuigend bewijs te leveren bij het vaststellen van belastingaanslagen. De belanghebbende had zijn zaak goed onderbouwd, wat leidde tot een gunstige uitkomst voor hem.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nrs. CUR202001510 tot en met CUR202001512
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 28 september 2018 aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 138.023.
1.2
Belanghebbende heeft op 23 november 2018 daartegen bezwaren gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 9 april 2020 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 8 juni 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 4 augustus 2020 het beroepschrift aangevuld.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft onder de naam [DSC] een zwemschool geëxploiteerd in de vorm van een eenmanszaak.
2.2
Belanghebbende heeft op 7 april 2017 [DSC] BV opgericht. De zwemschool is per 1 augustus 2016 fiscaal geruisloos ingebracht in de BV.
2.3
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting de tot 1 augustus 2016 gerealiseerde winst verantwoord.
2.4
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ ook de van augustus 2016 tot en met december 2016 behaalde winst van NAf 54.314 in aanmerking genomen.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de van augustus 2016 tot en met 31 december 2016 behaalde winst van NAf 54.314 terecht in de aanslag inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ, is begrepen.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij betoogt dat deze winst bij de BV in aanmerking is genomen voor de heffing van winstbelasting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot een vermindering van de aanslagen met NAf 54.314. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen.

4.OVERWEGINGEN

4.1
De Inspecteur heeft in de regel de bewijslast voor de feiten die tot een verhoging van de verschuldigde belasting leiden. Voor het onderhavige geval betekent dit dat de Inspecteur, die meent dat meer winst uit onderneming is genoten dan is vermeld in de aangifte, daarvan de bewijslast draagt.
4.2
De Inspecteur is daarin niet geslaagd. Gelet op hetgeen belanghebbende ter zitting op overtuigende wijze heeft verklaard, acht het Gerecht niet aannemelijk dat belanghebbende de winst van NAf 54.314 heeft genoten. Daarbij komt dat de Inspecteur in de gelegenheid is gesteld om na de zitting (tot en met 26 maart 2021) bewijs te leveren – bijvoorbeeld aan de hand van de aangifte en/of aanslag winstbelasting van de BV over het jaar 2016 - dat deze winst niet bij de BV in aanmerking is genomen. De Inspecteur heeft van deze gelegenheid echter geen gebruik gemaakt.
4.3
Gelet op het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De aanslagen dienen te worden verminderd tot aanslagen naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 138.023 minus NAf 54.314, ofwel NAf 83.709.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslagen tot aanslagen naar een belastbaar en premie-inkomen van NAf 83.709; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500