Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had zijn onderneming, een zwemschool, per 1 augustus 2016 fiscaal geruisloos ingebracht in een BV. De Inspecteur had bij het vaststellen van de aanslagen inkomstenbelasting, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2016 ook de winst van de zwemschool van augustus 2016 tot en met december 2016 in aanmerking genomen, wat de belanghebbende betwistte. Hij stelde dat deze winst al was belast in de BV en dat hij deze niet in privé had genoten.
Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de belanghebbende de winst van NAf 54.314 had genoten. De bewijslast lag bij de Inspecteur, die niet in staat was om overtuigend bewijs te leveren dat de winst niet bij de BV in aanmerking was genomen. Het Gerecht verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar, waarbij de aanslagen werden verminderd tot een belastbaar en premie-inkomen van NAf 83.709. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de rol van de bewijslast in belastingzaken en de noodzaak voor de Inspecteur om overtuigend bewijs te leveren bij het vaststellen van belastingaanslagen. De belanghebbende had zijn zaak goed onderbouwd, wat leidde tot een gunstige uitkomst voor hem.