ECLI:NL:OGEAC:2021:68

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
CUR202002094 tot en met CUR202002096
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingheffing en periodieke uitkeringen van belanghebbende als ingezetene van Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, in beroep ging tegen aanslagen premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2017. De aanslagen waren gebaseerd op een premie-inkomen dat door de Inspecteur was vastgesteld op NAf 21.586 voor AOV/AWW en NAf 22.800 voor BVZ, resulterend in verschuldigde bedragen van respectievelijk NAf 3.322, NAf 215 en NAf 3.101. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur handhaafde deze bij uitspraken op bezwaar op 19 juni 2020. Hierop heeft belanghebbende op 13 juli 2020 beroep ingesteld, waarbij hij een griffierecht van NAf 50 heeft betaald.

Tijdens de zitting op 24 maart 2021, die via een videoverbinding plaatsvond vanwege coronamaatregelen, heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de periodieke uitkeringen van zijn moeder, die in Duitsland woont en hem maandelijks € 975 verstrekt, ten onrechte als belastbaar inkomen waren aangemerkt. Het Gerecht overwoog dat volgens artikel 8, aanhef en letter a van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) periodieke uitkeringen aan bloedverwanten in de rechte lijn niet als inkomen worden beschouwd, tenzij zij de tegenwaarde van een prestatie vormen. Aangezien niet was gebleken dat de uitkeringen van de moeder van belanghebbende de tegenwaarde van een prestatie vormden, concludeerde het Gerecht dat deze uitkeringen niet tot het belastbare inkomen van belanghebbende gerekend konden worden.

Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en de aanslagen premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2017. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nrs. CUR202002094 tot en met CUR202002096
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 21 december 2018 aanslagen premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2017 opgelegd naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 21.586 (AOV/AWW en AVBZ) en NAf 22.800 (BVZ) resulterend in verschuldigde bedragen van respectievelijk NAf 3.322, NAf 215 en NAf 3.101.
1.2
Belanghebbende heeft op 24 januari 2019 daartegen bezwaren gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 19 juni 2020 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 13 juli 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.
1.7
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is een e-mailbericht van de Inspecteur bij het Gerecht binnengekomen. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Dit bericht wordt dan ook niet tot de gedingstukken gerekend.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Belanghebbende is als ingezetene van Curaçao verzekerd en premieplichtig voor de AOV, AWW, AVBZ en BVZ. De verschuldigde premies worden geheven over het door belanghebbende genoten premie-inkomen. Voor het premie-inkomen wordt het belastbaar inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) als uitgangspunt genomen.
2.2
Belanghebbende geniet voor zijn levensonderhoud maandelijks van zijn in Duitsland woonachtige moeder een bedrag van € 975, ofwel een bedrag van € 11.700 per jaar. Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 20.446. Daarbij heeft belanghebbende de verstrekkingen van zijn moeder als inkomen aangegeven voor een bedrag van NAf 22.800. Verder heeft hij de basiskorting en toeslagen berekend op NAf 1.030.
2.3
Bij het vaststellen van de aanslagen heeft de Inspecteur het inkomen als volgt gecorrigeerd:
Inkomen (aangifte)
NAf 22.800
Buitengewone lasten (ziektekosten) (NAf 2.354 -/- NAf 1.240 (drempel))
-/- 1.214
Inkomen
21.586
Basiskorting en toeslagen
NAf 3.205
2.4
Belanghebbende stelt in beroep dat hij in zijn aangifte de verstrekkingen van zijn moeder ten onrechte als belastbaar inkomen heeft aangegeven.
2.5
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LIB) worden de verstrekkingen van levensonderhoud gerekend tot de belastbare opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen.
2.6
In artikel 8, aanhef en letter a LIB is evenwel bepaald dat periodieke uitkeringen en verstrekkingen die – vanuit de betaler beschouwd – worden gedaan aan bloedverwanten in de rechte linie, niet als inkomen worden beschouwd, tenzij zij de tegenwaarde van een prestatie vormen.
2.7
In het onderhavige geval staat vast dat belanghebbende maandelijks uitkeringen van zijn moeder ontvangt die verband houden met de voorziening in zijn levensonderhoud. Niet is gebleken dat deze periodieke uitkeringen de tegenwaarde van een prestatie vormen. Gelet op het bepaalde in artikel 8, aanhef en letter a LIB worden deze periodieke uitkeringen dus niet tot het belastbare inkomen van belanghebbende gerekend. De aanslagen premieheffing dienen derhalve te worden vernietigd.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5, Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vernietigt de aanslagen premies AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2017; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500