ECLI:NL:OGEAC:2021:53

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
CUR201904533
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens niet-tijdige oplevering van bedrijfsruimte

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over een geschil tussen een huurster en een verhuurster met betrekking tot een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De huurster, vertegenwoordigd door mr. L.G. Da Costa Gomez, had op 23 juni 2018 een huurovereenkomst gesloten met de verhuurster, SAI DAYA N.V., vertegenwoordigd door mr. R.A. Diaz. De huurster stelde dat de verhuurster wanprestatie had gepleegd door de bedrijfsruimte niet tijdig op te leveren, wat leidde tot de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst op 19 oktober 2018. De huurster vorderde terugbetaling van de borg van NAf 5.000 en had aanvankelijk ook schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering werd later ingetrokken.

De verhuurster betwistte de claims van de huurster en stelde dat de huurster zelf wanprestatie had gepleegd. In reconventie vorderde de verhuurster een schadevergoeding van NAf 55.000. Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 29 maart 2021 geoordeeld dat de verhuurster niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, aangezien zij de bedrijfsruimte niet binnen de afgesproken termijn had opgeleverd. De verhuurster is er niet in geslaagd om bewijs te leveren van tijdige oplevering, en de getuigenverklaringen ondersteunden de stellingen van de huurster.

Het Gerecht heeft de verhuurster veroordeeld tot terugbetaling van de borg aan de huurster en heeft de vordering in reconventie afgewezen. Tevens is de verhuurster veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[HUURSTER](hierna: ‘
huurster’),
wonende in Curaçao,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. L.G. Da Costa Gomez,
tegen
SAI DAYA N.V.(hierna: ‘
verhuurster’),
gevestigd in Curaçao
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A. Diaz.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 13 juli 2020 (bewijsopdracht aan verhuurster);
- het vonnis van 23 juli 2020 (herstel kennelijke fout);
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 september 2020;
- de conclusies na enquête van partijen van 8 februari 2021.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1
Geoordeeld wordt als volgt. De relevante overwegingen uit het (herstelde) tussenvonnis van 13 juli 2021 worden daarbij, enigszins aangepast, herhaald.
De feiten
2.2
Op 23 juni 2018 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten voor een periode van twee jaar, ingaande op 1 juli 2018, met betrekking tot bedrijfsruimte aan de Sta Rosaweg […] te Curaçao. Huurster zou daar een bakkerij (
Panaderia Pasteleria El Maná) exploiteren.
2.3
Afgesproken werd een huurprijs van NAf 2.500 per maand. Huurster heeft de overeengekomen borg van NAf 5.000 aan verhuurster betaald.
2.4
Bij brief van 19 oktober 2018 heeft de advocaat van huurster de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat het gehuurde niet aan huurster ter beschikking is gesteld, huurster de sleutels niet heeft gekregen en omdat water en elektra niet correct zijn aangesloten. Huurster heeft daarbij aanspraak gemaakt op betaling van NAf 11.500. Verhuurster heeft geen gevolg gegeven aan deze sommatie.
De vorderingen
2.5
Huurster stelt zich op het standpunt dat verhuurster wanprestatie heeft gepleegd door het gehuurde niet tijdig op te leveren zoals overeengekomen en dat verhuurster op die grond gehouden is de borg terug te betalen en schadeplichtig is.
2.6
Huurster vordert in conventie veroordeling van verhuurster tot terugbetaling van de borg van NAf 5.000. Haar aanvankelijke vordering tot schadevergoeding heeft huurster bij eisvermindering ter comparitie laten varen.
2.7
Verhuurster bestrijdt dat zij is tekortgeschoten in haar verplichtingen. Volgens verhuurster heeft juist huurster wanprestatie gepleegd en is huurster schadeplichtig. Verhuurster maakt aanspraak op een schadevergoeding gelijk aan de volledige huur over de overeengekomen huurperiode van twee jaar, verminderd met de borg. Subsidiair maakt verhuurster aanspraak op betaling van een schadevergoeding gelijk aan de huurprijs tot de datum waartegen de huurovereenkomst mocht geacht worden te zijn opgezegd.
2.8
Verhuurster vordert in reconventie veroordeling van huurster tot betaling van NAf. 55.000, te vermeerderen met rente en boete als bepaald in artikel 3 van de huur-overeenkomst.
2.9
Partijen hebben elkaars vorderingen bestreden.
Het voorshands oordeel over de oplevering en de bewijsopdracht
2.1
Bij het tussenvonnis is overwogen dat tussen partijen is overeengekomen dat verhuurster een aantal werkzaamheden aan het gehuurde zou uitvoeren ten behoeve van het door huurster beoogde gebruik van het gehuurde. Deze werkzaamheden zijn opgesomd in de bijlage bij de overeenkomst, en omvatten onder meer de aansluiting van elektra, het vervangen van vloertegels, het afwerken van alle binnenmuren en het bouwen van twee wc’s beneden. Naar huurster onbetwist heeft gesteld, zou verhuurster deze werkzaamheden binnen 15 dagen afronden.
2.11
Bij het tussenvonnis is geoordeeld dat aannemelijk is, onder meer uit de door huurster overgelegde foto’s, dat verhuurster het gehuurde niet binnen 15 dagen heeft opgeleverd zoals overeengekomen, en dat haar tekortkoming en verzuim zijn daarmee in beginsel zijn gegeven.
2.12
Overwogen werd voorts dat verhuurster heeft gesteld i) dat het niet aan haar is toe te rekenen dat het gehuurde niet op tijd in gebruik kon worden genomen, ii) dat dit volgens verhuurster kwam doordat huurster de werklui die door verhuurster waren ingeschakeld had ingezet voor het verrichten van andere werkzaamheden aan het gebouw en iii) dat de overeengekomen werkzaamheden die door verhuurster zouden worden verricht op tijd klaar waren, welke stellingen alle gemotiveerd door huurster zijn betwist.
2.13
Bij het tussenvonnis is verhuurster conform haar bewijsaanbod toegelaten tot bewijs van haar stelling dat zij de overeengekomen door haar te verrichten werkzaamheden aan het gehuurde tijdig - binnen 15 dagen na het sluiten van de huurovereenkomst dan wel binnen een nadere door partijen afgesproken termijn - heeft doen uitvoeren.
De bewijswaardering en slotsom
2.14
Verhuurster heeft drie getuigen doen horen. Het betreft werklieden die door verhuurster zijn ingeschakeld - via een Venezolaan genaamd [naam betrokkene] - voor de aan het gehuurde te verrichten werkzaamheden. Geen van die getuigen heeft verklaard dat zij in de hier relevante periode - dat wil zeggen gedurende de 15 dagen na het sluiten van de huurovereenkomst op 23 juni 2018 - aan het gehuurde gewerkt hebben. Binnen die periode had verhuurster de op de bijlage bij het huurcontract opgenomen werkzaamheden moeten laten verrichten, tot en met het ‘limpi’ opleveren. Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat zij gewerkt hebben op het desbetreffende adres, maar niet dat dit vóór half juli 2018 is geweest. Bovendien blijkt uit die verklaringen niet dat alle werkzaamheden op enig moment zijn afgerond, laat staan dat dit tijdig het geval was. Dat [naam betrokkene], zoals de getuigen verklaren, ook een stukje verderop en al dan niet in opdracht van de partner van huurster met bouwwerkzaamheden bezig was, ontsloeg verhuurster niet van haar contractuele verplichting jegens huurster, hetgeen door verhuurster overigens ook niet is gesteld.
2.15
Het gerecht op grond van het voorgaande van oordeel dat verhuurster niet is geslaagd in het aan haar opdragen tegenbewijs in conventie en bewijs in reconventie.
2.16
Dit leidt tot de slotsom dat verhuurster niet heeft voldaan aan de met huurster overeengekomen oplevering van het gehuurde binnen de overeengekomen termijn. Huurster was gerechtigd de huurovereenkomst wegens die tekortkoming te ontbinden, hetgeen zij heeft gedaan. In conventie brengt dat mee dat verhuurster gehouden is de door huurster voldane borg aan huurster terug te betalen. In reconventie brengt dit mee dat de vordering van verhuurster tot schadevergoeding ongegrond is.
2.17
Beslist zal worden als hierna omschreven. Verhuurster zal op de voet van artikel 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

3.Beslissing

Het Gerecht:
in conventie
3.1
veroordeelt verhuurster tot betaling aan huurster van NAf 5.000;
3.2
veroordeelt verhuurster in de proceskosten, aan de zijde van huurster begroot op NAf 750 aan griffierecht, NAf 369,82 aan oproepingskosten en NAf 1.500 voor salaris gemachtigde;
3.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.5
wijst af het gevorderde;
3.6
veroordeelt verhuurster in de proceskosten, aan de zijde van huurster begroot op NAf 750 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en door de rolrechter ondertekend en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.