ECLI:NL:OGEAC:2021:49

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
CUR201901844
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval en aansprakelijkheid bij T-splitsing met voorrangssituatie

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, betreft het een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 februari 2017 tussen een Volkswagen Caddy en een Hyundai Santa Fe. De eiser in de hoofdzaak, eigenaar van de Hyundai, stelt dat de bestuurder van de Volkswagen hem geen voorrang heeft verleend op een T-splitsing, waardoor hij schade heeft geleden. De Volkswagen was verzekerd bij Massy United Insurance Ltd., die in de vrijwaringszaak het Land Curaçao aansprakelijk stelt voor het niet adequaat aangeven van de voorrangssituatie. De rechter heeft de feiten en de verkeerssituatie ter plaatse onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de Beatrixlaan de doorgaande weg is en dat de Koninginnelaan geen voorrangsindicaties heeft. De rechter concludeert dat de bestuurder van de Volkswagen niet aansprakelijk is voor het ongeval, omdat de verkeersregels vereisen dat de bestuurder van de Hyundai voorrang had moeten verlenen aan het verkeer van rechts. Hierdoor wordt de vordering van de eiser in de hoofdzaak afgewezen en wordt Massy in de vrijwaringszaak niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR201901844
VONNISvan 22 maart 2021 in de zaak van

[EISER IN DE HOOFDZAAK],

wonende te Curaçao, eiser in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols, tegen
de rechtspersoon
MASSY UNITED INSURANCE LTD.,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in de vrijwaringszaak, hierna: Massy, gemachtigde: mr. Q.D.A. Carrega,
en in de vrijwaringszaak van Massy tegen
de openbare rechtspersoon
LAND CURAÇAO, gedaagde in de vrijwaringszaak,
gemachtigde: mr. A.C. Herrera,

De procedure

1. Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar hetgeen daarover is overwogen in het tussenvonnis van 11 november 2019. De procedure is vervolgd met:
  • de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak d.d. 27 januari 2020,
  • de conclusies van repliek in beide zaken d.d. 24 augustus 2020,
  • de conclusie van dupliek in de vrijwaringszaak d.d. 19 oktober 2020,
  • de conclusie van dupliek in de hoofdzaak d.d. 11 januari 2021.
2. Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

De feiten

3. Op 3 februari 2017 rond 15.10 uur zijn een Volkswagen Caddy, die vanuit de Koninginnelaan linksaf de Beatrixlaan opreed, en de Hyundai Santa Fe van [eiser in de hoofdzaak], die op de Beatrixlaan reed, tegen elkaar gebotst. Bij het verkeersongeval is de Hyundai beschadigd.
4. De Volkswagen Caddy was tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Massy.
5.
De wegsituatie ter plaatse van het ongeval blijkt uit de luchtfoto hiernaast.
De doorgaande weg die van zuidwest naar noord- oost loopt, is de Beatrixlaan. Op deze weg is verkeer in beide richtingen toegestaan. De weg bevat voor geen van de rijrichtingen voorrangsindicaties ten opzichte van verkeer op de andere wegen op de foto.
De weg die vanuit het zuiden op de Beatrixlaan uitkomt, is de Koninginnelaan. Op deze weg is uitsluitend verkeer in noordelijke richting toegestaan. De weg bevat geen voorrangsindicaties ten opzichte van verkeer op de andere wegen op de foto.
De weg die vanuit het noordwesten op de Beatrix- laan uitkomt, is de Jan van Nassaulaan. Op deze weg is alleen verkeer in zuidoostelijke richting toegestaan. De weg bevat verkeerstekens op grond waarvan het verkeer op die weg voorrangsplichtig is ten opzichte van verkeer op de Beatrixlaan.
De weg die vanuit het oosten op de Koninginnelaan uitkomt, is de Irenelaan. Op deze weg is alleen verkeer in westelijke richting toegestaan. De weg bevat verkeerstekens op grond waarvan het verkeer op die weg voorrangsplichtig is ten opzichte van verkeer op de Koninginnelaan.
6. Namens de Uitvoeringsorganisatie Openbare Werken – een onderdeel van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning – is bij brief van 13 april 2017 aan [eiser in de hoofdzaak] geschreven inzake de kruising Beatrixlaan/Koninginnelaan:
Ten aanzien van de bedoelde kruising dient te worden aangegeven dat het hier een voorrangskruising betreft. Het verkeer op de Beatrixlaan heeft voorrang boven het verkeer komende vanuit de Koninginnelaan en de Jan van Nassaulaan. Deze voorrangssituatie dient middels bebordingen en wegmarkering te worden aangegeven.
Bij de Jan van Nassaulaan en de Koninginnelaan dient de voorrangssituatie te worden aangegeven met het bord B06 en haaientanden. De voorrangssituatie op de Beatrixlaan dient kenbaar te worden gemaakt middels het verkeersbord B03. Ter plaatse van de Jan van Nassaulaan is inderdaad het bord B06 geplaatst, echter bij de Koninginnelaan ontbreekt het bord B07 en bij beide aansluitingen ontbreekt de wegmarking.
7. Namens [eiser in de hoofdzaak] is Massy bij brieven van 24 mei 2017 en van 4 december 2017 aansprakelijk gesteld voor de door het ongeval veroorzaakte schade.

Het geschil

8. [ [eiser in de hoofdzaak] vordert in de hoofdzaak, samengevat, dat het gerecht Massy veroordeelt tot betaling aan hem van NAƒ 31.387,60, vermeerderd met rente en kosten.
9. Hij stelt daartoe dat dat de bestuurder van de Volkswagen de veroorzaker is van het ongeval, omdat zij hem geen voorrang heeft verleend, terwijl zij dat wel had behoren te doen, en dat hij door het ongeval schade heeft geleden, te weten NAƒ 12.165 schade aan zijn auto, NAƒ 785 diversen en NAƒ 18.137,60 aan huur van vervangend vervoer.
10. Massy voert gemotiveerd verweer en vordert in de vrijwaringszaak dat als zij in de hoofdzaak zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag aan [eiser in de hoofdzaak], het Land wordt veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan haar. Zij stelt in dat verband dat het Land is tekortgeschoten in haar zorgplicht als wegbeheerder.
11. Het Land voert gemotiveerd verweer in de vrijwaringszaak.

De beoordeling

in de hoofdzaak
12. Op grond van art. 6 lid 1 1e volzin Landsverordening Aansprakelijkheidsverzekering Motor- rijtuigen heeft de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar waarbij de wettelijke aansprakelijkheid is verzekerd.
13. Voor toewijsbaarheid van de vordering is onder meer nodig dat de bestuurder van de Volkswagen aansprakelijk is voor het ongeval. Volgens [eiser in de hoofdzaak] is dat zo omdat sprake is van een T-splitsing waarbij de Koninginnelaan uitmondt op de doorgaande weg Beatrixlaan. Volgens [eiser in de hoofdzaak] heeft het verkeer op de Beatrixlaan daarom voorrang op verkeer op de Koninginnelaan.
14. Het verst strekkende verweer is dat de bestuurder van de Volkswagen niet aansprakelijk is, omdat [eiser in de hoofdzaak] aan die Volkswagen voorrang had moeten verlenen (en niet andersom).
15. Bij gebreke van verkeerstekens voor het verkeer dat de Koninginnelaan nadert vanuit de Beatrixlaan en voor het verkeer dat de Beatrixlaan nadert vanuit de Koninginnelaan, geldt de voorrangsregeling in art. 41 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 (hierna: WVV):
15. Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan de voor hen van rechts komende bestuurders.
15. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen:
a. bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg;
b. bestuurders die een kruispunt naderen over een weg die loodrecht of nagenoeg loodrecht op een andere weg uitmondt en ter plaatse eindigt, verlenen voorrang aan het verkeer dat over die andere (doorlopende) weg het kruispunt nadert;
c. fietsers, bromfietsers, bestuurders van een invalidenvoertuig, bestuurders van een wagen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee, verlenen voorrang aan bestuurders van een motorvoertuig.
16. De hoofdregel is dus dat verkeer van rechts voorrang heeft. [eiser in de hoofdzaak] beroept zich op de uitzondering in lid 2 sub b, welke bepaling ziet op de zgn. T-splitsing. Krachtens die bepaling is echter slechts sprake van een T-splitsing waarbij voorrang moet worden verleend aan het verkeer op de doorlopende weg, als die weg loodrecht of nagenoeg loodrecht op de doorlopende weg uitmondt (en ter plaatse eindigt). Dat is hier, anders dan [eiser in de hoofdzaak] stelt, niet het geval. Immers, de assen van de Beatrixlaan en de Koninginnelaan vormen een hoek van circa 40° ten opzichte van elkaar en dat is niet loodrecht of nagenoeg loodrecht. Gevolg hiervan is dat de uitzondering niet van toepassing is en dat bij het onderhavige kruispunt bestuurders op de Beatrixlaan conform de hoofdregel voorrang dienen te verlenen aan vanaf de
Koninginnelaan - dus van rechts - komende bestuurders. [eiser in de hoofdzaak] had dus aan de bestuurder van de Volkswagen voorrang moeten verlenen.
Dat [eiser in de hoofdzaak] en de bestuurder van de Volkswagen (aanvankelijk) meenden dat [eiser in de hoofdzaak] voorrang had, en dat het kennelijk de opvatting (of de bedoeling) van het verantwoordelijke overheidsorgaan is dat verkeer op de Beatrixlaan voorrang heeft op vanaf de Koninginnelaan komend verkeer, is niet van belang, want doorslaggevend zijn de voor iedere verkeersdeelnemer kenbare, bij of krachtens de WVV geldende regels.
Overigens zou het niet uitmaken als sprake zou zijn van een kruispunt tussen twee doorgaande wegen of van een vijfsprong (zoals de verkeerskundige T. Ruiter stelt), omdat ook dan op grond van art. 41 lid 1 WVV bestuurders op de Beatrixlaan voorrang dienen te verlenen aan verkeer dat vanaf de Koninginnelaan komt.
17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestuurder van de Volkswagen niet aansprakelijk is voor het ongeval en Massy als verzekeraar dus ook niet. De vordering wordt dus afgewezen.
18. [ [eiser in de hoofdzaak] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die conform het liquidatietarief in het Procesreglement worden begroot op NAƒ
2.500 aan gemachtigdensalaris (tarief 5 x 2 punten).
in de vrijwaringszaak
19. De afwijzing van de vordering in de hoofdzaak betekent dat Massy geen belang meer heeft bij de vordering tegen het Land. Zij zal daarom daarin niet-ontvankelijk worden verklaard en worden veroordeeld in de proceskosten, die conform het liquidatietarief in het Procesreglement worden begroot op NAƒ 2.500 aan gemachtigdensalaris (tarief 5 x 2 punten).

De beslissing

Het gerecht:
in de hoofdzaak
wijst het gevorderde af,
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Massy begroot op NAƒ 2.500
in de vrijwaringszaak
verklaart Massy niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
veroordeelt Massy in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van het Land begroot op NAƒ 2.500,
in beide zaken
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en uitgesproken op de openbare terecht- zitting van 22 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.