ECLI:NL:OGEAC:2021:48

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
500.00110/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een vrouw in staat van lichamelijke onmacht door overmatig alcoholgebruik

Op 3 maart 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een 19-jarige vrouw. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die op 20 februari 2019 verklaarde dat zij tegen haar wil seks had gehad met de verdachte, terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde en in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. Tijdens de openbare terechtzitting op 10 februari 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. Larmonie. De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en volledige toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van getuigen en het onderzoeken van bewijsmateriaal, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte had de vrouw gedwongen tot seksuele handelingen, terwijl hij wist dat zij in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde door overmatig alcoholgebruik. Het Gerecht achtte de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen betrouwbaar en consistent.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van NAf 4.000,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het Gerecht besloot ook om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, aangezien er geen aanleiding was om deze te handhaven. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00110/20

Uitspraak: 3 maart 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] te Curaçao,
wonende in Curaçao, [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.C. Larmonie, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. M. Dennaoui-Simon, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts vordert de officier van justitie dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Haar vordering behelst ook de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Voorts heeft hij een strafmaatverweer en een verweer ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2019 te Curaçao (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer], heeft gedwongen tot het (meermalen) ondergaan van (een) handeling(en) die (mede) bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende hij, verdachte,
zijn penis in de vagina en/of mond van [slachtoffer], gebracht en/of geduwd en/of gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
  • het optillen en/of gooien van [slachtoffer] (op het bed), en/of
  • het met zijn gehele lichaamsgewicht boven op [slachtoffer], liggen en/of
  • met voornoemd [slachtoffer] worstelen en/of waardoor zij geen kant op kon gaan en/of
  • ondanks dat voornoemd [slachtoffer] kenbaar maakte dat zij niet (verder) wilde (door te zeggen “Ga van mij af”), doorgaan met één of meer seksuele handeling(en) en/of
  • doorgaan met seksuele handelingen nadat voornoemd [slachtoffer] hem, verdachte, van zich
  • misbruik maken van een uit feitelijke verhoudingen voor
  • het tegen/op het bed houden van [slachtoffer] en/of
  • het (meermalen) slaan in/of tegen het gezicht van [slachtoffer], en/of
  • het (ruw) te trekken aan de kleren/BH/panty van [slachtoffer], en/of
  • het maken van misbruik van fysiek en/of emotioneel en/of psychisch overwicht
dat hij, verdachte, over [slachtoffer], had en/of aldus voor haar een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks de periode van 20 februari 2019 te Curaçao, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat [slachtoffer] (ten gevolge van overmatige alcoholinname) in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer],
immers heeft/is hij, verdachte,
  • (met zijn gehele lichaamsgewicht) boven op [slachtoffer] gaan liggen en/of
  • de hand(en)/arm(en) van [slachtoffer] vastgehouden en/of zich, (geheel) ontbloot opgedrongen aan [slachtoffer], en/of
  • tegen de wil en/of ondanks verzet, van [slachtoffer] haar omhelsd en/of getongzoend c
  • zijn penis gebracht en/of geduwd en/of gehouden in de vagina van [slachtoffer] en/of
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 februari 2019 te Curaçao, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat [slachtoffer] ten gevolge van alcoholinname in staat van lichamelijke onmacht verkeerde,
zodat [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer],
immers heeft/is hij, verdachte,
  • boven op [slachtoffer] gaan liggen en getongzoend en
  • zijn penis gebracht en/of geduwd en/of gehouden in de vagina van [slachtoffer]
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) deed op 20 februari 2019 aangifte van verkrachting. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 19 februari 2020 was ik werkzaam in [het bedrijf] gelegen op [adres]. [verdachte] kwam omstreeks 00:45 uur ter plaatse. Het was inmiddels 20 februari 2019 omstreeks 02:00 uur, toen de laatste klanten weggingen. Tussen de laatste klanten was er ook bij een kennis van me genaamd [verdachte]. Hij bleef alleen achter. Ik had samen met [verdachte] tequila gedronken. Ik had in totaal 5 à 6 cups met tequila gedronken, samen met wat Heineken bier. Ik had [verdachte] ongeveer 2 cups met Tequila aangeboden. [verdachte] dronk ook enkele Amstel Bright bieren. Ik voelde me op een gegeven moment moe en dronken. Ik kon bijna niet op mijn benen blijven staan. [verdachte] had tegen mij gezegd dat hij mij zou helpen met het sluiten van een raam dat nog openstond. Maar eerst zei [verdachte] tegen mij dat hij soep voor mij zou gaan kopen. Toen hij terugkwam had [verdachte] geen soep gekocht. Ik had een ijzeren deur voor hem opengemaakt. Nadat ik die deur voor hem opendeed, viel ik op de grond. Ik was echt dronken. Terwijl ik opstond ging [verdachte] het raam van [het bedrijf] van binnenin sluiten. Hierna nam [verdachte] mij, tegen mijn wil, naar mijn kamer mee. Hij zette mij op mijn bed en begin met mij te tongzoenen en omhelsde mij tegelijkertijd. Ik bleef tegen [verdachte] zeggen van nee, doet dat niet. Echter ging hij door. Hierna zag ik dat [verdachte] wegliep richting van [het bedrijf]. Toen [verdachte] terug in de kamer kwam, begon hij mij te neuken. [verdachte] penetreerde mij met zijn penis in mijn vagina. [verdachte] lag op mij. Ik lag op mijn rug op het bed. Ik had geen kracht om hem tegen te houden, maar bleef hem zeggen van nee om het niet te doen en dat hij [getuige 3] (mijn vriend) voor mij moest bellen. [verdachte] deed dat niet. Ik had tijdens de penetratie gehuild en geschreeuwd en zei tegen hem: nee, nee doet dat niet. Hierna had [verdachte] ook zijn penis in mijn mond gestopt. Op een gegeven moment zag ik [verdachte] opstaan en hoorde hem zeggen dat hij boos op mij was. Hierna liep hij weg. Na een poosje stond ik op en merkte dat ik helemaal naakt was. Voorheen had ik een panty en een lange bloes aan.” [2]
3. Op 22 februari 2019, omstreeks 11:00 uur, verklaarde de getuige [getuige 1], neef van [getuige 3], het volgende:
“Ik ken [slachtoffer] via [getuige 3]. Ik noem haar [slachtoffer] en zal haar [slachtoffer] in mijn verklaring blijven noemen. [slachtoffer] had mij op 20 februari 2019 omstreeks 01:00 uur via haar mobiele telefoon (telefoonnummer 1) op mijn mobiele telefoon (telefoonnummer 2) gebeld. Toen ik de telefoon opnam hoorde ik [slachtoffer] huilen en schreeuwen aan de telefoon. Zij sprak geen woord. Op dat moment vroeg ik haar wat er gaande was, maar ze bleef schreeuwen en huilen door de telefoon. Zij had de telefoon toen opgehangen. Kort daarna had [slachtoffer] mij weer opgebeld en vroeg mij of ik thuis was en of ik bij haar kon komen. Op dat moment was ik samen met mijn vrouw genaamd [getuige 2]. Aldaar aangekomen deed [slachtoffer] de deur van de [het bedrijf] open en vervolgens deed ze die weer op slot. Ze liep hysterisch naar buiten en stapte in de auto van haar moeder. Ik kon duidelijk zien dat er iets met [slachtoffer] aan de hand was. Het was niet [slachtoffer] die ik ken. Ik zag dat [slachtoffer] dronken was. [slachtoffer] had mij later ook gezegd dat zij vijf shots van tequila en Heineken die nacht had gedronken. En dat [verdachte] ook twee shots tequila en Amstel Bright had gedronken.
Mijn vrouw en ik bleven even aankijken wat er gaande was en zag dat zij haar handen op het stuurwiel huilend sloeg. [slachtoffer] was echt hysterisch. Toen had ik aan [slachtoffer] gevraagd wat er is gebeurd, maar zij bleef schreeuwen en huilen. Toen zei ze: “[verdachte]”. Ik vroeg haar wat er met [verdachte] is gebeurd. Hierop zei ze: “[verdachte] a chingami” (“[verdachte] had mij geneukt”). Ik vroeg hoezo, tegen jouw wil? [slachtoffer] zei tegen mij: “ja, tegen mijn wil”. Toen vertelde [slachtoffer] aan mij dat [verdachte] soep voor haar zou gaan kopen en toen hij terugkwam had [verdachte] gebeld, want de deur van [het bedrijf] was op slot. [slachtoffer] deed de deur voor [verdachte] open. Zij vertelde mij dat nadat zij de deur op slot had gedaan zij de op de vloer was gevallen. [verdachte] had haar toen opgetild en haar in [het bedrijf] gebracht om het raam van [het bedrijf] dicht te doen. [slachtoffer] herinnert zich dat [verdachte] haar in [het bedrijf] vasthield en haar toen al begon te verkrachten. [verdachte] had haar in haar slaapkamer gebracht.” [3]
4. Op 22 februari 2019, omstreeks 11:05 uur, verklaarde de getuige [getuige 2], vrouw van de getuige [getuige 1], het volgende:
“Ik ben vriendin van [slachtoffer]. Op 20 februari 2019, tussen 02:00 en 02:15 uur, toen [slachtoffer] mijn vriend [getuige 1] belde, hoorde ik haar schreeuwen en huilen aan de telefoon. De telefoon viel uit. Daarna belde [slachtoffer] nogmaals en vroeg aan mijn vriend waar wij waren om naar haar toe te komen. We gingen gelijk naar haar toe. Toen wij bij de [het bedrijf] aankwamen, zagen wij [slachtoffer] naar buiten komen. Daarna draaide zij zich om een deed de deuren van [het bedrijf] gelijk op slot. Vervolgens liep zij naar het voertuig van haar moeder. In de auto zat [slachtoffer] te huilen. Mijn vriend en ik vroegen aan [slachtoffer] waarom zij zo overstuur was en aan het huilen was. [slachtoffer] bleef doorgaan met huilen. Nadat mijn vriend haar meerdere malen aan haar vroeg wat er aan de hand was, begon zij te vertellen dat zij seks heeft gehad met [verdachte]. Daarna begon [slachtoffer] weer te huilen. Ze vertelde dat zij op die avond alcohol had gedronken en best dronken was. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] tegen haar had gezegd dat hij soep voor haar gaat kopen. [verdachte] belde haar en zei dat hij de soep bij zich heeft en dat zij de deur kan komen open maken. vervolgens deed [slachtoffer] de deur van [het bedrijf] open en zag [verdachte] staan zonder de soep. Toen [slachtoffer] naar binnen liep om de ramen dicht te gaan maken viel ze op de grond. Op dat moment heeft [verdachte] haar opgetild en liep richting de ramen van [het bedrijf] met haar. Hij heeft haar op een diepvries neergelegd en begon haar lichaam te betasten, alsof hij seks met haar wilde hebben. [slachtoffer] vertelde verder dat zij tegen [verdachte] zei dat hij het niet moet doen. Dat zij het niet wilde en vroeg aan [verdachte] om haar vriend voor haar te bellen. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] haar had opgetild en naar haar slaapkamer toe liep. In haar slaapkamer ging [verdachte] verder. [verdachte] vroeg aan haar waarom zij aan het huilen was, maar ze gaf [verdachte] geen antwoord.” [4]
5. Op 28 mei 2020, tijdens zijn tweede verhoor bij de politie, heeft de verdachte verklaard:
“Ik was compleet naakt en zij ook. Ik had haar vaginaal met condoom met mijn penis gepenetreerd. [slachtoffer] was dronken en ook onder invloed van drugs.” [5]
6. Op 2 juni 2020, omstreeks 07:55 uur, verklaarde de getuige [getuige 3], vriend van de aangeefster, het volgende:
“Op 20 februari 2019 had [slachtoffer] mijn neef [getuige 1] opgebeld. [Getuige 1] was toen naar haar zaak gegaan en trof haar aan het huilen. Op diezelfde avond werd ik door [getuige 1] opgebeld. [Getuige 1] is mij hierna komen halen en we reden toen naar [slachtoffer]. Ik zag dat zij aan het huilen was. Ik zag ook dat zij extreem dronken en moe uitzag. Ik vroeg haar waarom zij niet had weggerend toen [verdachte] bezig met haar was. Zij antwoordde mij dat zij geen kracht meer had.” [6]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat het Gerecht niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de verklaringen van de verdachte die erop wijzen dat hij en [slachtoffer] op basis van vrijwilligheid seks hebben gehad. Daarenboven heeft [slachtoffer] de verdachte ook gepijpt. Voorts zouden zowel de verdachte als het slachtoffer zijn klaargekomen. Daarom kan het niet anders dan dat er sprake is geweest van vrijwillige seks, aldus de raadsman.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Op basis van de aangifte en de verklaring van de verdachte stelt het Gerecht vast dat de verdachte op 20 februari 2021 seksuele handelingen heeft gepleegd met aangeefster [slachtoffer], die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, door [slachtoffer] met zijn penis te penetreren.
Het Gerecht is van oordeel dat deze seksuele handelingen plaatsvonden zonder instemming van het slachtoffer.
Aangeefster heeft vijf verklaringen bij de politie en één verklaring bij de rechter-commissaris afgelegd. Het Gerecht is van oordeel dat haar verklaringen betrouwbaar zijn. Aangeefster verklaart in grote lijnen consistent en gedetailleerd en haar verklaringen worden in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal, namelijk door de getuigenverklaringen.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben direct na het incident van aangeefster gehoord wat er is gebeurd. Meteen werd aan hen verteld dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met de verdachte. Niet alleen verklaren deze getuigen wat zij van aangeefster hebben gehoord, zij vertellen ook dat zij bij aangeefster direct veel emoties waarnamen. Ook de getuige [getuige 3] heeft verklaard over de emotionele toestand waarin [slachtoffer] verkeerde de dag na het incident. Aangeefster heeft ook – anders dan de raadsman heeft bepleit – direct ’s nachts de politie gebeld en vrijwel direct na het voorval aangifte bij de politie gedaan. Dat het proces-verbaal van aangifte pas vijf dagen na het gebeuren is opgemaakt en ondertekend, doet daaraan niet af. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
Verkrachting of gemeenschap met iemand die in lichamelijke onmacht verkeert?
Het Gerecht moet vervolgens beoordelen of bewezen kan worden dat [slachtoffer] is verkracht dan wel op het moment van het verrichten van de seksuele handelingen in staat van lichamelijke onmacht verkeerde en dat de verdachte dit wist. Onder lichamelijke onmacht zal verstaan moeten worden ‘een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in een bij het slachtoffer bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen’. [7]
Het Gerecht stelt vast dat [slachtoffer] aanvankelijk heeft verklaard dat zij heel dronken was en geen kracht had om zich te verzetten. In haar latere verklaringen heeft zij verklaard niet zo veel te hebben gedronken en zich ook fysiek te hebben geprobeerd te verzetten tegen de geweldshandelingen van de verdachte. Het Gerecht zal uitgaan van de direct na het incident afgelegde verklaring, mede omdat deze wordt ondersteund door de getuigenverklaringen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in die nacht samen met [verdachte] alcohol heeft gedronken en zich op een gegeven moment moe en dronken voelde. Zij kon bijna niet op haar benen blijven staan. De verdachte wist dat zij dronken was, zo heeft hij zelf verklaard. Voorts is de verdachte een grote man en de aangeefster klein van stuk. Bovendien schelen zij aanzienlijk in leeftijd: aangeefster was pas 19 jaar oud en de verdachte 47 jaar.
Uit de tot bewijs gebezigde getuigenverklaringen leidt het Gerecht ook af dat [slachtoffer] die bewuste nacht moe en (extreem) dronken was. Deze verklaringen zijn niet uitsluitend gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan de getuigen heeft verteld, maar bevatten ook hun eigen waarnemingen van de gemoedstoestand van [slachtoffer] kort na het ten laste gelegde feit.
Het Gerecht komt dan ook tot het oordeel dat [slachtoffer] door (overmatig) alcoholgebruik, nog versterkt door de ongelijkheid in lichaamsbouw en kalenderleeftijd, in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde op het moment dat de verdachte de seksuele handelingen met haar pleegde. Het andersluidende verweer van de verdachte wordt dan ook verworpen.
Het betoog van de verdachte dat [slachtoffer] het initiatief had genomen en hem had opgebeld om bij haar te komen, faalt eveneens. Zoals uit het proces-verbaal bevinding analyse historische printgegevens van 27 juni 2020 blijkt, heeft de verdachte [slachtoffer] die bewuste nacht tevergeefs 10 keer opgebeld. Na de tiende keer heeft [slachtoffer] verdachte teruggebeld. Deze gegevens sluiten aan op hetgeen [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard. [8]
De raadsman heeft nog aangevoerd dat [slachtoffer] is klaargekomen en dat dat enkel mogelijk is indien er sprake is van vrijwillige seks. Nog daargelaten dat uit het dossier op geen enkele wijze blijkt dat [slachtoffer] tijdens de seks zou zijn klaargekomen, doet dat ook totaal niet ter zake. Het is een mythe en allang door wetenschappelijk onderzoek weerlegd dat als een slachtoffer seksueel opgewonden raakt of een orgasme krijgt tijdens de onvrijwillige seks, dit betekent dat de seks vrijwillig is geweest of het slachtoffer ervan genoten heeft.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:198 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Met iemand van wie hij weet dat zij in staat van lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 20 februari 2019 schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een toen 19 jaar jonge vrouw dat door (overmatig) alcoholgebruik in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. Aldus handelend heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hij daarbij misbruik gemaakt van de situatie, zulks louter ter bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens. De ervaring leert dat een feit als het onderhavige vaak tot nadelige psychische gevolgen van mogelijke lange duur leidt, zoals ook blijkt uit de schriftelijke verklaring die bij de vordering van [slachtoffer] als benadeelde partij is gevoegd.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, heeft het Gerecht acht geslagen op de Pro Justitiarapportage van 28 en 29 juli 2020 en het voorlichtingsrapport van de reclassering. Voorts houdt het Gerecht rekening met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd is er geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is aangevangen op 28 mei 2020, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis wordt gewezen op 3 maart 2021. Dit is ruimschoots binnen de termijn van 24 maanden, waarbinnen de zaak in eerste aanleg dient te zijn afgerond.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Voorlopige hechtenis
Het Gerecht ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De voorlopige hechtenis is door het Gerecht op 4 september 2020 geschorst. Gedurende deze schorsing is niet gebleken dat verdachte opnieuw contacten met justitie heeft gehad en van een geschokte rechtsorde is niet langer sprake. Het Gerecht ziet gelet hierop aanleiding om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 4.000,-.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2019. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht beslist over de proceskosten als hierna te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
  • kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
  • bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
  • wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
  • legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 3 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Recherche & Informatiedienst Team Jeugd en Zeden) d.d. 17 november 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 53/20 JZZ en de onderzoeksnaam “[S]”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 - 90.
2.Proces-verbaal van aangifte van het Korps Politie Curaçao, d.d. 25 februari 2019, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 20.02.2019, dossierpagina’s 6-9.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 22 februari 2019, dossierpagina’s 16-18.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 22 februari 2019, dossierpagina’s 19-22.
5.Proces-verbaal 2e verdachte verhoor van het Korps Politie Curaçao, d.d. 28 mei 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 28.05.2020.12:50, dossierpagina’s 37-41.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van het Korps Politie Curaçao, d.d. 2 juni 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 02.06.2020.07:55, dossierpagina’s 11-13.
8.Proces-verbaal van aangifte (3e verhoor) van het Korps Politie Curaçao, d.d. 2 juni 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 02.06.2020.11:55, dossierpagina’s 3-5.