ECLI:NL:OGEAC:2021:284

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
500.00045/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht met minderjarig kind door ouder

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van verkrachting en ontucht met zijn minderjarige dochter. De verdachte werd ervan beschuldigd op of omstreeks 1 maart 2021, te Curaçao, seksuele handelingen te hebben gepleegd met zijn toen 11-jarige dochter, die nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 september 2021, waar het Gerecht kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. O. Lodowica.

De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het plegen van ontuchtige handelingen. Het Gerecht heeft de verklaringen van het slachtoffer, de moeder en de resultaten van het NFI-rapport in overweging genomen. De verklaring van het slachtoffer werd als betrouwbaar beschouwd, en er werd DNA van de verdachte aangetroffen op de onderbroek van het slachtoffer, wat de beschuldigingen ondersteunde. Ondanks de ontkenning van de verdachte, concludeerde het Gerecht dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting en ontucht, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, de minderjarige dochter, voor een bedrag van ANG 20.000, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, waarbij het Gerecht rekening hield met de omstandigheden waaronder de misdrijven waren gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00045/21

Uitspraak: 1 oktober 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [land],
wonende op [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10 september 2021.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. O. Lodowica naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 maart 2021, te Curaçao, met [slachtoffer] (geboren [2009]) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] hebbende verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer] verricht die (mede) bestonden uit
  • het steken/duwen/wrijven van de penis en/of hand en/of vingers van hem, verdachte, in/aan de vagina van [slachtoffer] en/of tussen en/of overlangs de schaamlippen van [slachtoffer] en/of
  • het aanraken/betasten van/in de vagina van [slachtoffer]
en/of
hij op of omstreeks 1 maart 2021, te Curaçao, met [slachtoffer] (geboren [2009]), zijnde [slachtoffer] zijn, verdachtes minderjarig kind en/of aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende hij, verdachte,
  • de benen van die [verdachte] open gespreid/opzij gezet en/of is hij, verdachte, op [slachtoffer] gaan liggen en/of
  • met zijn, verdachtes, hand/vinger(s)/penis tussen en/of overlangs de schaamlippen van [slachtoffer] betast/gewreven en/of
  • de vagina van [slachtoffer] betast en/of
  • (terwijl) de gulp van de broek van de verdachte open stond.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het openbaar ministerie heeft bewezenverklaring gevorderd van het tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat aan het DNA-rapport weinig bewijskracht toekomt, nu daarin geen uitspraak wordt gedaan over de wijze en het tijdstip waarop de sporen zijn ontstaan en de resultaten van bepaald onderzoek bovendien onvoldoende informatief worden geacht om te beoordelen of het DNA van de verdachte afkomstig is. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat de verklaring van het slachtoffer op zich zelf staat. Hetgeen de moeder en de tante verklaren, hebben zij van het slachtoffer gehoord. Daar komt bij dat het slachtoffer heeft verklaard dat haar vader heeft geprobeerd te verkrachten. Dit is niet tenlastegelegd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte wordt verweten dat hij zijn toen 11-jarige dochter heeft verkracht en ontuchtige handelingen met haar gepleegd.
Om tot een bewezenverklaring te komen van verkrachting dient sprake te zijn van het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Niet is vereist dat het lichaam is binnengedrongen met het mannelijk geslachtsorgaan. Van ontuchtige handelingen is sprake bij een handeling van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm.
Een complicerende factor bij zedenzaken is dat bij de tenlastegelegde handelingen doorgaans alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest en dat naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is.
In het onderhavige geval heeft [slachtoffer], de toen elf jaar oude dochter van de verdachte met betrekking tot de gang van zaken, voor zover hier relevant, verklaard dat zij op 1 maart 2014 omstreeks 15.30 uur haar vader, die op bed lag, heeft gewekt. In de keuken vroeg haar vader haar om een omhelzing, die heeft ze gegeven. Vervolgens heeft haar vader haar naar zijn slaapkamer geleid en heeft hij haar op het bed gelegd. Hij heeft haar benen uit elkaar gedaan en is op haar gaan liggen. Met zijn hand/vingers heeft hij haar daar beneden, bij haar plasser, aangeraakt. Ook heeft hij haar onderbroek opzij geschoven en heeft hij ‘iets’ bij haar naar binnen gedaan. Zij zag bij het weglopen dat de gulp van de broek van haar vader open was. Zij heeft zich vervolgens in de badkamer opgesloten en heeft haar moeder gebeld. Omdat ze te overstuur was om te praten, heeft zij haar moeder via
messengerberichten gestuurd. In de badkamer zag zij dat ze bloedde. Verder deed het een beetje pijn.
De verdachte ontkent stellig dat hij enige seksuele handelingen bij haar heeft gepleegd.
Het Gerecht gaat uit van de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid, een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn in het geheel niet gebleken. Bovendien vindt haar verklaring steun in andere bewijsmiddelen.
Het Gerecht noemt in de eerste plaats de verklaring van de verdachte zelf. Hij heeft, kort gezegd, verklaard dat hij op 1 maart 2021 omstreeks 15.30 uur thuis was met zijn dochter en dat zijn dochter zich op een gegeven moment in de badkamer heeft opgesloten. Hij hoorde zijn dochter met haar moeder bellen. Hij hoorde haar in het Spaans zeggen dat hij haar iets had gedaan. Hij hoorde haar zeggen dat zij bloedde.
Het Gerecht noemt in de tweede plaats de verklaring van haar moeder en de door haar overgelegde
messengerberichten. Hieruit volgt dat zij omstreeks 15:45 uur door haar dochter is gebeld en dat haar dochter huilde. Haar dochter vertelde dat ze in de badkamer zat en dat haar vader iets had gedaan. Haar dochter heeft haar via
messenger‘verteld’ dat haar vader iets in haar vagina had gestopt en dat ze bloedde en heeft een foto van haar bebloede onderbroek gestuurd.
Het Gerecht noemt in de derde plaats de resultaten en conclusies van het NFI-rapport van 26 augustus 2021. Daaruit volgt, voor zover hier relevant, dat op de onderbroek van het slachtoffer, te weten bij de beenopening aan de buitenzijde en aan de binnenzijde bij het kruis, DNA van de verdachte is aangetroffen. In bemonstering AAMB4280NL#09 (buitenzijde kruis) zijn microscopisch spermacellen aangetroffen, in de bemonsteringen AAMB4280NL#09, #10 en #12 zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en speeksel.
De stelling van raadsvrouw dat aan de conclusies in dat rapport, te weten
  • bemonsteringen AAMB4280NL#02 en #04 (buitenzijde beenopening onderbroek)DNA-mengprofielen AAMB4280NL#02 en #04 zijn elk meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en van de verdachte dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en van een willekeurige niet aan de verdachte verwant persoon.
  • bemonstering AAMB4280NL#10 (binnenzijde kruis onderbroek)
DNA-profiel AAMB4280NL#10 is meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van de verdachte dan wanneer het DNA afkomst is van een willekeurig niet aan de verdachte verwant persoon.
weinig bewijswaarde zou toekomen, volgt het Gerecht niet.
Sterker nog deze conclusies vormen een zeer sterke aanwijzing voor de aanwezigheid van DNA van de verdachte in en aan de onderbroek van zijn elf jarige dochter. Het feit dat in bemonsteringen spermacellen en/of aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid spermavloeistof is veelzeggend. Daarbij speelt een rol dat er geen aanwijzingen zijn dat een andere man – al dan niet verwant aan de verdachte – als donor van dat biologische materiaal kan worden aangewezen.
Op grond van het voorgaande concludeert het Gerecht dat de verdachte seksueel is binnengedrongen in het lichaam van zijn toen elf-jarige dochter. De verdachte heeft zich zodoende schuldig gemaakt aan verkrachting. Dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld of de verdachte de vagina van zijn dochter is binnengedrongen met zijn vinger(s) en/of zijn penis maakt dat niet anders. Aanwijzingen dat dit met iets anders zou zijn gedaan dan met vingers en/of de penis zijn er niet.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtig met zijn minderjarige kind. Dat de bewezenverklaarde handelingen in strijd zijn met een sociaal-ethische norm, is evident.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2021, te Curaçao, met [slachtoffer] (geboren [2009]) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer] verricht die mede bestonden uit
  • het steken van zijn penis en/of vingers in de vagina van [slachtoffer] en
  • het aanraken van de vagina van [slachtoffer]
en
hij op 1 maart 2021, te Curaçao, met [slachtoffer] (geboren [2009]), zijnde verdachtes minderjarig kind een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende hij, verdachte,
  • de benen van [slachtoffer] open gespreid/opzij gezet en is hij, verdachte, op [slachtoffer] gaan liggen en
  • de vagina van [slachtoffer] betast en
  • terwijl de gulp van de broek van de verdachte open stond.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
- met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
en
- ontucht plegen met zijn minderjarig kind.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De officier van justitie heeft ten slotte opheffing gevorderd van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
In dit geval heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn elf jaar oude dochter, waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam. De omstandigheid dat het misbruik plaatsvond in de woning die [slachtoffer] ‘thuis’ noemde, verzwaart de ernst van dit, op zich al buitengewoon ernstige en schokkende strafbare feit. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele behoeften en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van of de gevolgen voor zijn jonge dochter. De verdachte heeft zodoende niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit, maar heeft ook haar gevoel van veiligheid binnen haar gezin en woning geschaad. De verdachte heeft de normale seksuele ontwikkeling, waarop ieder kind recht heeft, van zijn dochter afgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van jonge kinderen, zeer langdurig zo niet blijvend nadeel kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. Dat zal in het geval van [slachtoffer] niet anders zijn.
Het Gerecht heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor “verkrachting van een kind jonger dan twaalf jaar”, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren gegeven.
Het Gerecht ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. Dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, is geen omstandigheid waarvan een strafmitigerende werking uitgaat: recidive zou veeleer als een strafverhogende omstandigheid hebben gegolden. Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
[Moeder] heeft zich, als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [slachtoffer], ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt ANG 20.000.
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1.78, 1:136, 2:199, 2:208 en 2:404 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade toe tot een bedrag van
ANG 20.000 (zegge: twintig duizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
ANG 20.000 (zegge: twintig duizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 135 (honderdvijfendertig dagen) hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag van de voldoening;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. J. Mulder zittingsgriffier, en op 1 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
De zittingsgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.