ECLI:NL:OGEAC:2021:281

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
500.00195/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met vuurwapen in Curaçao

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een mededader beschuldigd werd van diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 22 augustus 2020, toen de verdachte en zijn mededader de benadeelde onder bedreiging met een vuurwapen dwongen om geld af te geven en zijn mobiele telefoon te ontgrendelen. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo, en de officier van justitie, mr. V. Awadhpersad, eiste een gevangenisstraf van acht jaren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van beroving maar van een afspraak over een geldlening. Het Gerecht oordeelde echter dat de verklaringen van de benadeelde en getuigen consistent waren en dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Hij kreeg een gevangenisstraf van vijf jaren opgelegd, en het in beslag genomen vuurwapen en munitie werden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van NAf 1.465,47, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00195/20

Uitspraak: 31 maart 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in [locatie].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Prevo, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich, door tussenkomst van de stichting Slachtofferhulp Curaçao, ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. V. Awadhpersad, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief en het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de scherpe patronen en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van NAf 1.465,47, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Voorts heeft hij verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
dat hij op 22 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een mobiele telefoon (van het merk IPhone Apple, model I1) en/of,
  • een paar (goud) kleurige heren oorknopjes,
in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
  • (een) en/of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [BENADEELDE] voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/of te laden en/of aan de heup van die [BENADEELDE] te plaatsen en/of drukken en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [BENADEELDE] te zeggen: “Si bo no tin e sen aworaki mi ta tirabu, lagami wak den e tas ey. Bo mester tin sen” (“Als je het geld nu niet bij hebt, zal ik je neer schieten, laat me in die tas kijken”) en/of,
  • die [BENADEELDE] (met kracht) naar de achterzijde van zijn, verdachte’s, woning te duwen en/of,
  • (met kracht) een tas met inhoud van/uit de handen van die [BENADEELDE] weg te rukken;
en/of
dat hij op of omstreeks 22 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van,
  • een mobiele telefoon (van het merk IPhone Apple, model I1) en/of,
  • een paar (goud) kleurige heren oorknopjes,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • (een) en/of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [BENADEELDE] voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/of te laden en/of aan de heup van die [BENADEELDE] te plaatsen en/of drukken en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [BENADEELDE] te zeggen: “Si bo no tin e sen aworaki mi ta tirabu, lagami wak den e tas ey. Bo mester tin sen” (“Als je het geld nu niet bij hebt, zal ik je neer schieten, laat me in die tas kijken”) en/of,
  • die [BENADEELDE] (met kracht) naar de achterzijde van zijn, verdachte’s, woning te duwen en/of,
  • die [BENADEELDE] te dwingen een tas met inhoud aan hem te overhandigen;
zulks terwijl verdachte in de afgelopen vijf jaar reeds is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf zoals omschreven in de artikelen 1:117 en 1:118 Wetboek van Strafrecht;
2.
dat hij op of omstreeks 22 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), te weten (vuist) vuurwapen (van het merk Colt) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, te weten negen (9) stuks (met bodemstempel WIN) kaliber 9 mm, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
eerste cumulatief/alternatief
dat hij op 22 augustus 2020,
althans in of omstreeks de maand augustus 2020in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een mobiele telefoon
  • een paar (goud) kleurige heren oorknopjes,
in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk
erte maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond
(en
)uit,
  • (een
    ) en/of meerderevuurwapen
    (s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [BENADEELDE] voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/ofte laden en
    /ofaan de heup van die [BENADEELDE] te plaatsen en
    /ofdrukken en
    /of,
  • (op
    agressieve en/ofdreigende toon
    )tegen die [BENADEELDE] te zeggen: “Si bo no tin e s
    èn awor aki mi ta tirabu
    . Lagami wak den e tas e
    i. Bo mester tin s
    èn” (“Als je het geld nu niet bij
    jehebt, zal ik je neerschieten
    . Laat me in die tas kijken.
    Je moet geld hebben.”) en
    /of,
  • die [BENADEELDE]
  • (met kracht)een tas met inhoud van
    /uit de handen vandie [BENADEELDE] weg te rukken;
zulks terwijl verdachte in de afgelopen vijf jaar reeds
tot gevangenisstrafis veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf zoals omschreven in de artikelen 1:117 en 1:118 Wetboek van Strafrecht
, welke veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan.
2.
dat hij op
of omstreeks22 augustus 2020,
althans in of omstreeks de maand augustus 2020,in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,een
of meervuurwapen
(s), te weten
(vuist
)vuurwapen
(van het merk Colt
)in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, te weten
:negen (9) stuks
(met bodemstempel WIN
),kaliber 9 mm, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. benadeelde] deed op 24 augustus 2020 aangifte van diefstal met geweld. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:

“Op zaterdag 22 augustus 2020 reed ik naar het woonadres van [verdachte] te [adres 1]. Bij mijn aankomst daar, werd ik door [verdachte] uitgenodigd om naar binnen te komen. In de tussentijd kwam de man die ik onder de bijnaam ‘[(bij)naam 1]’ ken naar buiten. [(bij)naam 1] liet mij voorbij en ging naar zijn tas. Gelijk hierna kwam [(bij)naam 1] terug met een vuurwapen in zijn hand. Ik zag hoe [(bij)naam 1] zijn vuurwapen laadde en dit tegen mijn heup met kracht drukte.

Met een dreigende stem zei [(bij)naam 1]: “si bo no tin e sèn awor aki, mi ta tirabu. Lagami wak den e tas ei. Bo mester tin sèn.” (vrije vertaling verbalisant: Als je het geld nu niet bij je hebt, zal ik je neerschieten. Laat me in die tas kijken. Je moet geld hebben.)
Reagerend op [(bij)naam 1] zei ik tegen [verdachte] om met [(bij)naam 1] te praten om het op een andere manier te regelen. Beiden duwden mij tegen mijn wil naar de achterzijde van hun woning. Zijnde achter de woning werden mijn goederen van mijn lijf en mijn tas met inhoud van mij weggerukt.
Ik gaf aan hen te kennen dat ik het geldbedrag zou gaan halen om zo mijn goederen terug kunnen te krijgen. Beiden waren daarmee akkoord gegaan.
Ik reed vandaar weg en ging een geldbedrag van NAf 600,- lenen van iemand en reed terug naar hen. Ik gaf deze aan hen doch namen zij het niet van mij af. Hierna werd ik gedwongen om meer geld te gaan lenen.
Ik begaf me terug naar de woning van [verdachte] om het geld aan hem en [(bij)naam 1] te kunnen geven om zo mijn goederen terug van hen te krijgen. Ik gaf aan [(bij)naam 1] NAf 1.000,-. [(bij)naam 1] nam NAf 500,- en gaf de andere NAf 500,- aan [verdachte]. Vervolgens kreeg ik van [(bij)naam 1] mijn goederen terug, behalve mijn mobiele telefoon.
Ik vroeg aan [(bij)naam 1] om ook mijn mobiele telefoon af te geven. [(bij)naam 1] gaf mij te kennen dat hij mijn toestel niet terug zal afgeven. Een en ander daar hij zin had in een soortgelijk toestel. Tevens vroeg [(bij)naam 1] aan mij om mijn telefoon te ontgrendelen, hetwelk ik weigerde te doen. Op dat moment kwam [(bij)naam 1], [verdachte] en een andere vriend van hun op mij af om me zo te dwingen mijn toestel te ontgrendelen. Op dat moment begon mijn vriendin te toeteren. Ik liep naar mijn vriendin toe en gaf haar te kennen wat er gaande was. Reagerend op mij gaf mijn vriendin aan mij te kennen om het toestel te ontgrendelen en alles van deze te wissen en deze aan de daders af te geven om problemen te vermijden.
Weggenomen goederen: een roodkleurige mobiele telefoon van het merk Apple iPhone 11.” [2]
2. Op 27 augustus 2020 verklaarde de getuige [getuige 1], thans ex-vriendin van de aangever, het volgende:

“Op 22 augustus 2020 was mijn vriend, [benadeelde], omstreeks 19.00 uur alleen naar een afspraak te [adres 1] gegaan. Ongeveer anderhalve uur later werd ik door hem opgebeld. Hij vertelde mij dat hij in een probleem zat.

Toen hij later thuiskwam had hij mij verteld dat alwaar hij was gegaan hij onder bedreiging met een vuurwapen beroofd werd. Hij vertelde me ook dat hij enige mannen geld schuldig was en naar hun toe was gegaan om een regeling te kunnen treffen. Doch werd hij tijdens de afspraak met een vuurwapen bedreigd en werden al zijn goederen van hem weggenomen.
Vervolgens heb ik [benadeelde] vergezeld naar bedoeld adres om zo een deel van het verschuldigde geld en nog een sportschoen aan deze mannen te geven. Dit om zo het schuld te kunnen betalen en hij zijn goederen terug kon krijgen. Op dat moment werden deze niet aangenomen door de mannen. Op dat moment zag ik een man met een gespierd postuur, lengte tussen de 1.70 en 1.80 meter, donker bruine huidskleur en veel baard. Volgens mij had hij tatoeëringen. Van mijn vriend had ik later begrepen dat deze man [verdachte] is genaamd.
Ik ben met [benadeelde] nog NAf 400,- gaan lenen. We reden terug naar [verdachte]. Daar trof ik een voor mij andere onbekende man. Deze man had een fors postuur, donker bruine huidskleur en een baard. Hij was ongeveer 1.64 m lang. Van [benadeelde] heb ik vernomen dat deze man de bijnaam [(bij)naam 1] heeft.
Ik heb de beroving niet zelf meegemaakt, doch had ik wel meegemaakt dat [benadeelde] onder bedreiging zijn mobiele telefoon moest ontgrendelen voor deze mannen. Ik zag dat zowel [verdachte] als [(bij)naam 1] mijn vriend [benadeelde] omsingeld hadden en hem aan het bedreigen waren. Ik merkte dat zij hem maanden om zijn toestel te ontgrendelen. Ik trachtte dit te vermijden door op de toeter van mijn auto met kracht te drukken. Tijdens dit voorval zat ik in mijn auto naar het gebeuren te kijken.” [3]
3. Op 5 maart 2021 verklaarde de getuige [getuige 1] het volgende:
“Ik ging met [benadeelde] mee naar de [adres 1]. Hij kwam thuis en zei dat hij een probleem had met een paar mannen. Hij zei dat ze zijn telefoon hadden afgepakt, omdat hij iets moest betalen. Ik ging met hem mee omdat ik het gevaarlijk vond.
Op het adres aangekomen bleef ik in de auto zitten, [benadeelde] stond op het balkon. Ik kon horen dat hij het geld kwam brengen. [verdachte] heeft een andere meneer gebeld, die andere meneer parkeerde vlakbij mij. Toen kwamen er nog twee jongens ergens vandaan lopen. Ze wilden hem de telefoon niet teruggeven. Op dat moment zei hij dat dit niet de afspraak was. Ze zeiden tegen hem dat ze met de telefoon zouden blijven, ook al had hij al het geld gegeven. Ze begonnen mijn ex onder druk te zetten om zijn telefoon open te maken zodat ze de telefoon konden gebruiken. Ze bleven hem onder druk zetten en begonnen agressief te praten en hem te bedreigen. Als ik me goed herinner, zat hij op een bankje en kwamen ze allemaal op hem af en zeiden ze tegen hem dat hij zijn telefoon moest openmaken. Op dat moment wilde ik de politie gaan bellen, ik ging toeteren.” [4]
4. De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“[benadeelde] was op 22 augustus 2020 bij mij thuis gekomen aan de [adres 1]. [medeverdachte 1] was daar ook. Terwijl [benadeelde] wegging om geld te halen, hadden wij zijn mobiele telefoon in ons bezit. Ik heb ook gezien dat [benadeelde] vergezeld was van zijn vriendin.
U houdt mij voor dat ik bij vonnis van 9 februari 2017 wegens onder meer diefstal met geweld ben veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, welk vonnis op 24 februari 2017 onherroepelijk is geworden. Dat klopt.” [5]
5. Op 7 september 2020 werd er een huiszoeking op het adres [adres 2] gedaan. In de woning bevond zich onder meer: [medeverdachte 1]. Tijdens die huiszoeking werd er onder meer een vuistvuurwapen (pistool) in beslag genomen. [6]
6. In een aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie met nummer 000838, is vermeld, zakelijk weergegeven:
“In de zaak van de verdachte [medeverdachte 1], [adres 2], is in beslag genomen een vuurwapen van het merk Colt, met serienummer [serienummer] en 9 stuks munitie 9 mm Luger.” [7]
7. Bij proces-verbaal opgemaakt op 29 september 2020, heeft de verbalisant [verbalisant 1] het volgende gerelateerd:

“Het in beslag genomen pistool, onder aanbiedingsformulier nummer 000838/20, is van het merk Colt, model Commander, kaliber 9 mm parabellum en voorzien van het serienummer [serienummer]. Tevens werden er negen scherpe patronen van kaliber 9 mm Luger, welke voorzien zijn van de bodemstempel “WIN”, voor onderzoek aangeboden. Het aangeboden vuurwapen werkt optimaal en de scherpe patronen werden tijdens het proefschieten normaal tot ontbranding gebracht.

Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
Het pistool is bestemd en geschikt om kogels door een loop af te schieten. De patronen zijn uitsluitend geschikt voor pistolen, revolvers en geweren van het kaliber 9 mm Luger.” [8]
8. Op 15 september 2020, omstreeks 10.40 uur, werden bij het Team Forensische Opsporing vier verschillende soortgelijke inbeslaggenomen vuistvuurwapens aan de aangever getoond. Bij het zien van de vuistvuurwapens herkende de aangever – zonder te aarzelen – het vuistvuurwapen onder 2, zijnde het vuistvuurwapen waarmee hij op 22 augustus 2020 op het erf te [adres 1] bedreigd werd. [9]
9. Het Gerecht heeft zelf waargenomen dat het hierboven vermelde vuurwapen onder 2 grote gelijkenis vertoont met de in voormeld proces-verbaal van 29 september 2020 opgenomen foto van het bij de huiszoeking op 7 september 2020 op het adres [adres 2] in beslag genomen vuurwapen.
Verweer strekkende tot vrijspraak
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat er in werkelijkheid geen sprake is geweest van een beroving, maar van een in onderling overleg tussen de aangever enerzijds en de verdachte en [medeverdachte 1] anderzijds gemaakte afspraak om de telefoon bij hen achter te laten als zekerheid voor de terugbetaling van een eerdere geldlening, waarbij de verdachte geen vuurwapen voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft daartoe betoogd dat het niet aannemelijk is dat de aangever, indien hij werkelijk – onder dreiging met een vuurwapen – was beroofd, terug zou gaan naar zijn overvallers. Voorts erkent de aangever zelf dat hij een schuld had bij [medeverdachte 1]. Er kan dan ook niet worden vertrouwd op de andersluidende verklaringen van de aangever en zijn vriendin, ook al omdat deze wisselend zijn en op belangrijke punten van elkaar afwijken.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de aangever in zijn aangifte en in zijn daarna gevolgde verklaringen consistent verklaart door de verdachte en [medeverdachte 1] onder bedreiging met een vuurwapen te zijn beroofd. De aangifte vindt niet alleen steun in de verklaring van de getuige [getuige 1], aan wie de aangever dit kort na dit voorval precies zo heeft verteld, maar ook in het feit dat deze getuige zelf heeft waargenomen dat de aangever zijn telefoon niet terug kreeg en deze onder bedreiging van de verdachte en zijn mededader moest ontgrendelen. Ook de herkenning door de aangever van het in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen vuurwapen vormt een ondersteuning van de juistheid van zijn aangifte en draagt bij aan het bewijs. Anders dan de raadsman acht het Gerecht de vier aan de aangever getoonde vuurwapens voldoende op elkaar gelijkend, zodat wel gewicht kan worden toegekend aan de herkenning van een van die wapens door de aangever.
Het Gerecht constateert dat de verklaringen van de aangever en de getuige [getuige 1] op de essentiële onderdelen overeenkomen. Eventuele verschillen betreffen ondergeschikte punten, waardoor de betrouwbaarheid van die verklaringen niet wordt aangetast.
Nu wordt bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] de aangever onder bedreiging met een vuurwapen heeft beroofd, kan tevens bewezen worden dat zij tezamen het daarbij gebruikte vuurwapen voorhanden hebben gehad.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het door de verdachte en zijn mededader onder zich nemen van de telefoon van de aangever moet – ook indien de lezing van de verdachte zou worden gevolgd, dat zij dit (tijdelijk) deden om de aangever te bewegen een geleend geldbedrag terug te betalen - worden aangemerkt als wegneming met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Niet alleen is niet aannemelijk geworden dat de verdachte en zijn mededader enig recht hadden om de telefoon van de aangever met dat doel onder zich te nemen, ook uit de wijze waarop dit gebeurde: het met geweld en onder bedreiging met geweld wegrukken van een tas, waarin die telefoon zat, onder de mededeling dat hij deze alleen terug zou krijgen als bedoeld geldbedrag zou zijn betaald, blijkt dat de verdachte en zijn mededader als heer en meester over die telefoon hebben beschikt.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1, eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 1:117 juncto 1:118 juncto 2:289 juncto 2:291 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waarbij is gedreigd met een vuurwapen. Het slachtoffer, door de verdachte zelf als vriend aangemerkt, is bij wat een vriendschappelijke bijeenkomst had moeten zijn, door de verdachte en zijn mededader beroofd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk feit zich veelal nog lange tijd angstig en onveilig voelen. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het verboden en ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een inbreuk op de rechtsorde. Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten ernstig aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit de Strafkaart van de verdachte van 9 september 2020 blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld, laatstelijk in 2017 voor een diefstal met geweld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar. De verdachte was naar eigen zeggen ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten pas enkele maanden vrij. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het delict nog in de proeftijd van de op die veroordeling gevolgde voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat alles heeft de verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het Gerecht heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het vuurwapen en de munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal deze voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Ten aanzien van de rest van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie de teruggave gevorderd. Het Gerecht gaat ervan uit dat het openbaar ministerie hiervoor zelf zorgdraagt.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 1.765,47.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [BENADEELDE] als gevolg van verdachtes onder 1, eerste cumulatief/alternatie bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van NAf 1.465,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2020, nu het Gerecht aannemelijk acht dat de mobiele telefoon na teruggave aan de benadeelde partij niet meer bruikbaar was. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74, 1:75, 1:78 en 1:136 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, eerste cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, eerste cumulatief/alternatief en onder 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
  • kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
  • beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuistvuurwapen van het merk Colt, model Commander, kaliber 9 mm parabellum, voorzien van het serienummer [serienummer] en de negen scherpe patronen van het kaliber 9 mm Luger, voorzien van de bodemstempel “WIN”;
  • wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [BENADEELDE] geleden schade toe tot een bedrag van
  • verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [BENADEELDE] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
  • legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [BENADEELDE] de hoofdelijke verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, (zittingsgriffier), en op 31 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Unit Lokaal Ernstige Criminaliteit, Team Roofovervallen) d.d. 14 december 2020, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 132/20 BRB en de onderzoeksnaam “HEC”, doorgenummerde dossierpagina’s 1 -238.
2.Proces-verbaal van aangifte van het Korps Politie Curaçao, d.d. 24 augustus 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2020029767_20200824_164535.doc, dossierpagina’s 20-24.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 27 augustus 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2020029767_20200827_1215, dossierpagina’s 36-38.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige in het kader van een terugverwijzing naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken van 5 maart 2021.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
6.Proces-verbaal van zoeking, adres: [adres 2], van het Korps Politie Curaçao, d.d. 7 september 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2020029767_20200907, dossierpagina’s 130-132.
7.Aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie, van het Korps Politie Curaçao (Team Forensische Opsporing), no. 000838.
8.Proces-verbaal van in beslag genomen vuurwapen en scherpe patronen van het Korps Politie Curaçao, van de Recherche en Ondersteuningsdienst (afdeling Team Forensische Opsporing Curaçao, d.d. 29 september 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 199/200.
9.Proces-verbaal van bevinding tonen aangever IBN vuurwapen van het Korps Politie Curaçao, d.d. 27 augustus 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2020029767_20200824_164535, dossierpagina’s 47-50.