ECLI:NL:OGEAC:2021:278

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
CUR201904517
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de rechtmatigheid van het Landsbesluit SPAW-gebied en de gevolgen voor de ontwikkeling van gronden te Oostpunt in Curaçao

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit drie partijen wonend in Curaçao, dat het Landsbesluit SPAW-gebied, dat op 6 maart 1997 is vastgesteld, onverbindend wordt verklaard. Dit Landsbesluit heeft betrekking op de aanwijzing van een beschermd natuurgebied en de bijbehorende bufferzone, die volgens de eisers in strijd is met de eerder gesloten vaststellingsovereenkomst tussen hen en het eilandgebied Curaçao. De eisers stellen dat het Landsbesluit hen in hun eigendomsrechten schaadt en dat het Land Curaçao onrechtmatig handelt door de ontwikkeling van hun gronden te Oostpunt te belemmeren. De zaak is gestart met een inleidend verzoekschrift op 4 december 2019, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft op 31 mei 2021 een tussenvonnis uitgesproken waarin een comparitie is gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen over de rechtmatigheid van het Landsbesluit en de gevolgen daarvan voor de eisers. De rechter heeft partijen opgeroepen om hun standpunten verder toe te lichten en relevante stukken in te dienen voor de zitting die op 25 augustus 2021 zal plaatsvinden. De zaak draait om de vraag of het Landsbesluit in strijd is met hogere regelgeving en of de eisers recht hebben op schadevergoeding.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201904517
Vonnis d.d. 31 mei 2021
inzake

1.[eiseres sub 1],

2. [
[eiser sub 2],
2. [
[eiseres sub 3],
alle wonend in Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. M.G. Woudstra, P. Blom en H.M. Weijland,
tegen
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. J.A.M. Burgers en A.C. Herrera.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] (in mannelijk enkelvoud) worden genoemd en gedaagde zal als het Land worden aangeduid.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 4 december 2019 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1. [
eisers] is eigenaar van gronden te Oostpunt in Curaçao.
2.2.
Bij Landsbesluit van 6 maart 1997 (no. 1 no. 902/JAZ) is ten aanzien van het Eilandelijk ontwikkelingsplan Curaçao (A.B. 1995, no. 36; het EOP) beslist dat de eilandsraad een nieuw besluit dient te nemen met betrekking tot onder meer het gebiedscluster Oostpunt.
2.3.
Over de invulling van de bestemming van Oostpunt is tussen het eilandgebied Curaçao, de rechtsvoorganger van het Land, en [eisers] een geschil ontstaan.
2.4.
Ter beëindiging van het geschil is op 25 augustus 2010 tussen het eilandgebied Curaçao en [eisers] een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen (hierna: de vaststellingsovereenkomst). Daarin is in de preambule onder meer overwogen dat partijen hebben besloten tot een totaaloplossing te geraken in het kader van de door het eilandgebied gewenste economische ontwikkeling in het algemeen en de verantwoorde grootschalige ontwikkeling van de gronden te Oostpunt in het bijzonder vanwege de daaruit naar verwachting voortvloeiende positieve sociaal maatschappelijke en economische effecten voor Curaçao. In de vaststellingsovereenkomst zijn onder meer afspraken opgenomen over te verrichten onderzoek naar het realiteitsgehalte c.q. de haalbaarheid van de ontwikkeling van het zgn. vlekkenplan ten behoeve van het bestemmingswijzigingsplan dan wel herziening van de EOP. Ook zijn daarin afspraken vastgelegd over de financiële tegemoetkoming die afhankelijk is gesteld van de mate van de mogelijke ontwikkeling van de gronden te Oostpunt.
2.5.
Paragraaf I onder 4 van de vaststellingsovereenkomst bepaalt het volgende:
Binnen twaalf weken na de beslissing als aangeduid in artikel 3[het door het in te schakelen deskundigenbureau te vervaardigen concept(-wetsvoorstel) voor een bestemmingswijzigingsplan dan wel herziening van de EOP]
wordt door het Eilandgebied een aanvang gemaakt met het wettelijk voorgeschreven traject van herziening c.q. bestemmingswijziging in de zin van het EOP met inachtneming van de toepasselijke wettelijke formaliteiten, gebaseerd op de desbetreffende rapportage c.q. het onderzoeksresultaat zoals uiteindelijk vastgesteld door het Bestuurscollege. Dit traject zal door het Eilandgebied met inachtneming van de toepasselijke wettelijke formaliteiten en termijnen met de grootst mogelijke voortvarendheid tot en met de inwerkingtreding worden voortgezet.[…]
2.6.
Uiteindelijk is bij Landsverordening van 19 januari 2017 tot wijziging van het Eilandelijk Ontwikkelingsplan Curaçao (AB 1995, nr. 36, herziening Oostpunt, PB
2017, nr. 1; de Landsverordening Oostpunt) voor Oostpunt de bestemming ingevuld.
2.7.
In de Landsverordening Oostpunt is in de preambule overwogen dat het wenselijk is dat wordt overgegaan tot de ontwikkeling van de gronden te Oostpunt en dat daarbij in aanmerking wordt genomen het belang van het respecteren van de natuurlijke waarden, de culturele waarden en de bijzondere landschappen van dat gebied opdat er sprake zal zijn van een duurzame ontwikkeling.
2.8.
Bij Landsverordening Oostpunt zijn nieuwe bestemmingskaarten ingevoegd en zijn onder meer aan de artikelen 3 (stedelijk woongebied), 7 ( toeristisch gebied) en 11 (landelijk gebied) van het EOP de volgende onderdelen toegevoegd voor zover het de gronden te Oostpunt betreft:
1.
Voor zover het de gronden te Oostpunt betreft, geldt hierbij dat de ontwikkelingen van deze gronden slechts kunnen plaatsvinden, indien:
a.
Passende voorwaarden worden gesteld en passende maatregelen worden getroffen die waarborgen dat sprake is van een daadwerkelijke en effectieve bescherming van het mariene milieu en die waarborgen dat verontreiniging van het kustgebied en het zeewater als gevolg van de bouwactiviteiten of van die activiteiten in de vorm van gebruik na realisatie van de bouwwerkzaamheden wordt voorkomen, zulks in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit regelgeving en internationale verdragen; en
b.
Passende maatregelen worden getroffen die waarborgen dat sprake is van daadwerkelijke en effectieve bescherming van natuurwaarden op land, zijnde plant- en diersoorten als bedoeld in de Landsverordening grondslagen natuurbeheer en – bescherming, die zich in het gebied bevinden, zulks ook overigens in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit regelgeving en internationale verdragen.
2.
De maatregelen als bedoeld in het eerste lid onderdeel a, moeten onder meer vorkomen dat als gevolg van ontwikkeling meer regen-, storm-, riool-, of andersoortige verontreiniging van het kustgebied en het zeewater plaatsvindt.
3. […]
2.9.
De Landsverordening Oostpunt heeft artikel 13 EOP ongewijzigd gelaten. Artikel 13, lid 2 sub c, EOP luidt:
Indien de bouwvergunning wordt aangevraagd voor bebouwing op een plaats, waar water niet grenst aan gronden die voor industriegebied zijn bestemd, dient een afweging plaats te vinden tussen het met die bebouwing te dienen belang en de mogelijke schade of ontsiering van de ter plaatse aanwezige onderwater-, planten- en dierenwereld en oevervegetatie, welke voor die bebouwing eventueel kan ontstaan.
2.10.
Bij Landsbesluit houdende algemene maatregelen ter uitvoering van artikel 29, eerste en vijfde lid, en artikel 3, tweede lid, van de Landsverordening maritiem beheer en artikelen 8A, derde lid, en 8C, eerste lid, van de Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming (A.B. 2018, no. 74; het Landsbesluit SPAW-gebied of het Landsbesluit) is een ‘Specially Protected Area and Wildlife’ aangewezen. Dit is een beschermd natuurgebied op basis van het SPAW-Protocol.
2.11.
Het SPAW-protocol is een nadere uitwerking van het Verdrag van Cartagena, waarbij het Koninkrijk mede namens Curaçao partij is. Ook het SPAW-protocol is door het Koninkrijk voor Curaçao geratificeerd. De lidstaten bij het Verdrag van Cartagena en het SPAW-protocol zijn verplicht tot het instellen van beschermde gebieden voor het behoud van de natuurwaarden van het Caribisch Gebied.
2.12.
In artikel 29 van de Landsverordening maritiem beheer (de LMB) is – voor zover voor deze zaak relevant – het volgende bepaald:
1.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen delen van de territoriale zee of van de exclusieve economische zone tot beschermd gebied als bedoeld in artikel 4 van het SPAW-Protocol worden aangewezen.
[…]
5.
Een landsbesluit als bedoeld in het eerste lid regelt het gebruik van het beschermde gebied, waarbij in het bijzonder beperkingen of verboden kunnen worden opgelegd aan de vaart.
2.13.
In artikel 3, tweede lid, van de LMB is het volgende bepaald:
Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen in het belang van de orde, de veiligheid, alsmede ter bescherming van het milieu, regels worden gegeven ter uitvoering van de voor de Nederlandse Antillen bindende verdragen of bindende besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
2.14.
De artikelen 8A, derde lid, en 8C, eerste lid, van de Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming (de LGNB) luiden als volgt:
Artikel 8A
[…]
3.
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gegeven ter zake van:
a.
De planten- of diersoorten, opgenomen in Bijlage III van het SPAW-protocol, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, onderdeel c, van dat protocol; en
b.
Andere aangelegenheden ter uitvoering van het SPAW-protocol, onverminderd het bepaalde in artikel 13, eerste lid, jo. artikel 15, derde lid, van deze landsverordening.
Artikel 8C
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 15, derde lid, van deze landsverordening kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gegeven ter uitvoering van het Verdrag van Ramsar, de Bonn-conventie, het Biodiversiteitsverdrag en het Zeeschildpaddenverdrag.
[…]
2.15.
In artikel 2 van het Landsbesluit is het aangewezen beschermde gebied omschreven als volgt.
1.
Als beschermd gebied in de zin van artikel 4 van het SPAW-protocol is aangewezen het geografisch gebied begrensd door:
a.
De zuidoostelijke kustlijn beginnende bij de westelijke punt van de Caracasbaai (Lijhoek) met coördinaten 12.070692°W, -68.873258°W tot Oostpunt (punt Kanon) en verder de hoek om tot de coördinaten 12.063775°N, - 68.759379°W; en
b.
Een lijn honderd meter uit de kust, gemeten vanaf de laagwaterlijn en de afsluitingslijnen, genoemd in het Besluit uitbreiding territoriale zee van het Caribische deel van het Koninkrijk[Stb. 1985, no. 559],
inclusief de bodem van de zee en de waterkolom die zich daar boven bevindt, zoals aangetekend op de kaart in de bijlage bij dit landsbesluit gevoegd.
2.
Het gebied, bedoeld in het eerste lid, wordt aangeduid als: SPAW-gebied I. […].
3.
Aan het SPAW-gebied I grenst een bufferzone als bedoeld in artikel 8 van het SPAW-protocol, bestaande uit de baaien en inhammen die direct grenzen aan of in open verbinding staan met het SPAW-gebied, zoals aangetekend op de kaart in de bijlage bij dit landsbesluit gevoegd, uit de stranden der zee, als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, en de getijdenzone.
2.16.
In artikel 7, eerste lid, van het Landsbesluit is bepaald dat het verboden is met een schip in het SPAW-gebied I te ankeren.
2.17.
Aan de totstandkoming van het Landsbesluit SPAW-gebied is tussen [eisers] en de ministeries van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) en het ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP) correspondentie en een aantal besprekingen voorafgegaan. Daarbij is GMN en VVRP door (de gemachtigde van) [eisers] gewezen op de verplichtingen van het Land uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst met [eisers] van 2010 en zijn bezwaren geuit met betrekking tot de inhoud van het Landsbesluit, met name waar het de aanwijzing van de bufferzone betreft die volgens [eisers] in strijd is met de vaststellingsovereenkomst en de Landsverordening Oostpunt. [eisers] heeft het Land daarbij aansprakelijk gesteld voor alle voorkomende schade die het gevolg zullen zijn van het invoeren van het Landsbesluit.

3.De vordering

3.1. [
eisers] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het Landsbesluit, althans artikel 2, eerste lid (toepassingsbereik) en derde lid (bufferzone), en artikel 7 (ankerverbod) onverbindend is of zijn, althans buiten toepassing dient of dienen te worden gelaten;
te verklaren voor recht dat het Land op basis van onrechtmatige daad, wanprestatie dan wel rechtmatige overheidsdaad aansprakelijk is jegens [eisers] voor de schade welke hij heeft geleden en nog mocht komen te lijden door afkondiging van het Landsbesluit, althans gehouden is financiële (nadeel)compensatie toe te kennen, een en ander nader op te maken bij staat teneinde zulks te kunnen vereffenen volgens de wet;
het Land te veroordelen in de proceskosten.

4.Het standpunt van [eisers]

4.1. [
eisers] legt – kort gezegd – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Het Land heeft op meerdere punten niets met het commentaar van [eisers] in de totstandkomingsfase van het Landsbesluit gedaan. Met het ongewijzigd afkondigen van het Landsbesluit wordt de ontwikkeling van Oostpunt, zoals mogelijk geworden op grond van de Landsverordening Oostpunt, alsnog op verkapte wijze tegengewerkt. Door de handelswijze en afkondiging van het Landsbesluit wordt thans niet alleen de ontwikkeling van Oostpunt op een onrechtmatige – en voor het Land schadeplichtige wijze – belemmerd, maar wordt ook onrechtmatige (bestuurs)wetgeving tot stand gebracht en gelaten die in strijd is met (hogere) regelgeving. Het Landsbesluit is in strijd met:
de Landsverordening Oostpunt,
de Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming (LGNB) en de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (A.B. 2010, nr. 87; Overgangsregeling) annex het legaliteitsbeginsel,
artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (het EVRM) en artikel 16 van de Staatsregeling van Curaçao, dan wel
meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.2.
Ten aanzien van de stelling dat het Landsbesluit in strijd is met de Landsverordening Oostpunt (a) heeft [eisers] gesteld dat grote delen van de kust en de binnenwateren middels de landsverordening een ontwikkelbare bestemming hebben gekregen in de vorm van de globale bestemming “Toeristisch Gebied”, “Stedelijk Woongebied” en “Water”, waarbinnen ontwikkeling mogelijk is zoals toegestaan. [eisers] verwijst ter zake ook naar de Memorie van Toelichting (MvT). Door het aanwijzen van de bufferzone en het daar geldende ankerverbod wordt het toegestane gebruik zoals omschreven in de MvT (onder voorwaarden jachthavens en hotels) feitelijk belemmerd. Bovendien is op grond van het Landsbesluit niet duidelijk hoe ver de bufferzone landinwaarts loopt. Doordat de bufferzone blijkens de Nota van Toelichting (NvT) ten dienste staat van de kernzone en dat een beschermingsregime meebrengt, gaat dat ten koste van het in het EOP toegestane grondgebruik. Het instellen van de bufferzone, dat dus ook de baaien, inhammen en binnenwateren van Oostpunt en de kustlijn betreft, is daardoor strijdig met de bestemmingsvoorschriften uit de Landsverordening Oostpunt.
4.3.
Voorts heeft [eisers] gesteld dat het Landsbesluit wettelijke grondslag mist gelet op de LGNB en de Overgangsregeling, zodat het in strijd is met de LGNB (b).
De grondslag van het Landsbesluit is artikel 29, lid 1 en 5, en artikel 3, lid 2, LMB alsmede artikel 8A, lid 3, en 8C, lid 1, LGNB. Deze grondslag is ontoereikend voor de afkondiging van het Landsbesluit. Meer in het bijzonder ontbreekt de bevoegdheid tot de instelling van de bufferzone. Er is gebruik gemaakt van een onjuiste wettelijke grondslag.
4.4.
Daarnaast is het Landsbesluit in strijd met artikel 1 EVRM en de Staatsregeling van Curaçao (c). De instelling van het onderwaterpark met bufferzone dat geldt voor de aan [eisers] in privébezit toebehorende gronden en wateren, zonder duidelijke inachtneming van de toekomstige gevolgen en nadere maatregelen, moet worden gezien als een verkapte onteigening, althans een ernstige inbreuk op het exclusieve gebruiksrecht van die eigendommen. Te meer, nu het Land voornemens is de Stichting Carmabi in de toekomst als gebiedsbeheerder op te laten treden en [eisers] aldus toegang en toezicht op zijn gronden moet dulden. Het Land heeft niet voorzien in een regeling voor schadeloosstelling en een ‘fair balance’. Daardoor is het Landsbesluit in strijd met artikel 1 EVRM alsook met artikel 16 van de Staatsregeling van Curaçao en is het Land aansprakelijk voor de door [eisers] daardoor geleden en nog te lijden schade.
4.5.
Het Landsbesluit is ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel (d). Voor zover het onderwaterpark als een compensatiemaatregel moet worden gezien voor de koraalschade die is veroorzaakt bij de aanleg van de tweede Megapier, is die maatregel gelet op de omvang ervan onevenredig. Verder valt niet in te zien waarom het Land heeft gekozen om bij Oostpunt een onderwaterpark in te stellen, nu Klein Curaçao meer koralen, nestplaatsen van schildpadden en vis-biomassa heeft en de belangrijkste reden voor het instellen van een SPAW-gebied juist de bescherming van deze plant- en diersoorten is. Ten slotte is het Landsbesluit onrechtmatig wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. [eisers] wordt immers onevenredig getroffen in zijn eigendomsrechten zonder dat hem hiervoor een redelijke schadeloosstelling is aangeboden.
4.6.
Op grond van vaste jurisprudentie moet worden aangenomen dat het Land door het uitvaardigen en handhaven van lagere regelgeving die met hogere regelgeving in strijd is en deswege onverbindend, onrechtmatig handelt in de zin van artikel 6:162 BW en ook dat dit onrechtmatig handelen in beginsel automatisch aan het Land wordt toegerekend. Ook aan de overige vereisten van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, namelijk de relativiteit, de schade en de causaliteit, wordt volgens [eisers] voldaan.
4.7.
Ten slotte is het Land door de vaststelling van het Landsbesluit tekortgeschoten in haar inspanningsverplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst. Daarin is immers onder paragraaf I onder 4 opgenomen dat het Land ‘
met de grootst mogelijke voortvarendheid’ ertoe moet bijdragen dat de gronden van Oostpunt een ontwikkelbare bestemming krijgen. Deze verplichting verhoudt zich niet met duidelijk opzettelijke tegenwerking zoals is gebeurd met het afkondigen van het Landsbesluit.

5.Het standpunt van het Land

5.1.
Het Land heeft betwist dat het Landsbesluit in strijd is met hogere regelgeving dan wel met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2.
Het Landsbesluit levert ten opzichte van de Landsverordening Oostpunt volgens het Land niet een verdergaande beperking op voor ontwikkeling. Reeds in de Landsverordening zijn voorwaarden verbonden aan de ontwikkeling en worden maatregelen verlangd 1) ter bescherming van het mariene milieu en om verontreiniging van zowel het kustgebied als het zeewater te voorkomen, zowel tijdens de bouw als daarna, zulks in overeenstemming met de eisen die voortvloeien uit regelgeving en internationale verdragen (waaronder het verdrag van Cartagena en het SPAW-protocol) en 2) ter voorkoming dat als gevolg van de betreffende ontwikkeling meer regen-, storm-, riool- of andersoortige verontreiniging van het kustgebied en het zeewater plaatsvindt. Onder het in de Landsverordening Oostpunt gebruikte begrip kustgebied moet in ieder geval de daarvan onderdeel uitmakende stranden der zee, getijdenzones en aangrenzende baaien en lagunes worden verstaan. Ook voor de bestemming water verbindt het EOP, dat op dit punt ongewijzigd is gebleven, in zijn algemeenheid al voorschriften, zodat ook die bestemming op grond van het EOP dan wel de Landsverordening Oostpunt geen vrijbrief is voor ontwikkeling. Artikel 7 van het Landsbesluit (het ankerverbod) geldt voor SPAW-gebied I en is niet afgekondigd voor de bufferzone. De bufferzone maakt geen onderdeel uit van het te beschermen gebied en valt ook niet onder het beheerplan. De bufferzone kent geen regime.
5.3.
De bevoegdheid om bij Landsbesluit ex artikel 29 LMB delen van de territoriale zee tot beschermd gebied als bedoeld in artikel 4 SPAW-protocol aan te wijzen volgt uit artikel 29 lid 1 LMB. De bevoegdheid om regels te stellen waaronder de vaststelling van bufferzones laat zich herleiden tot artikel 8A lid 3 en 8C lid 1 LGNB. Artikel 8A lid 3 verleent de bevoegdheid om bij landsbesluit houdende algemene maatregelen regels te stellen ten aanzien van de soorten als genoemd in bijlage III van het SPAW-protocol en ter zake van andere aangelegenheden ter uitvoering van het SPAW-protocol, waaronder de instelling van bufferzones. Artikel 8A lid 3 is niet aangedragen als grondslag voor de instelling van een natuurpark. De bufferzone is geen natuurpark. Voorts verleent artikel 8A lid 1 LGNB de bevoegdheid om ter uitvoering van het Biodiversiteitsverdrag bij landsbesluit houdende algemene maatregelen regels te geven. Het Landsbesluit is aldus niet in strijd met hogere regelgeving dan wel het legaliteitsbeginsel vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag.
5.4.
Ten aanzien van de door [eisers] gestelde strijd met de algemene beginselen van bestuur wijst het Land op het Waitt rapport en de vele andere onderzoeken die over de jaren zijn verricht naar de natuurwaarden in zowel het SPAW-gebied als de bufferzone. De bewering dat het Landsbesluit wetenschappelijke en juridische grondslag mist is onjuist. Verder is in verband met het aanleggen van de tweede megapier op voorhand een vrijstelling verzocht van het verbod op het beschadigen van koraal, waarbij is aangegeven dat de aanwijzing van het SPAW-gebied I als compenserende maatregel kan worden aangemerkt. Het aanwijzen van het SPAW-gebied is primair echter gelegen in het behoud van natuurlijke waarden over de volle twintig kilometer van SPAW-gebied I. De keuze van het aan te wijzen beschermde gebied valt onder de beleidsvrijheid van de overheid. [eisers] is niet onevenredig getroffen in zijn belang en van onevenredig nadeel dat gecompenseerd moet worden is evenmin sprake.
5.5.
Het Land betwist dat het Landsbesluit in strijd is met artikel 1 EVRM en artikel 16 van de Staatsregeling van Curaçao. [eisers] specificeert feitelijk niet waar de gebruiksbeperking, de verkapte onteigening dan wel de ernstige inbreuk op het gebruiksrecht als gevolg van de aanwijzing van de bufferzone concreet uit zou bestaan, met name niet in relatie tot de voorwaarden en regulering van het grondgebruik als vastgesteld bij de Landsverordening Oostpunt. Het uit hoofde van SPAW-gebied I te mandateren beheer beperkt zich geografisch tot de territoriale zee en strekt zich niet ook uit tot de bufferzone. De uitvaardiging van het Landsbesluit brengt voor [eisers], gelet op het algemeen belang, niet een onevenredig zware last mee, zodat geen aanleiding bestaat voor schadeloosstelling.
5.6.
Aan de voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad vereiste schade is volgens het Land niet voldaan. [eisers] heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de uitvaardiging van het Landsbesluit een onevenredige schade lijdt die niet voor zijn rekening behoeft te blijven, omdat de waarde van de betrokken gebiedsdelen zou zijn afgenomen, de ontwikkelbaarheid van het kustgebied en de verkoopbaarheid daarvan zou zijn beperkt en het aangaan van een verkooptransactie van de gronden van [eisers] zou zijn bemoeilijkt.
5.7.
Ten slotte heeft het Land de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen verplichting vervuld met de inwerkingtreding van de Landsverordening Oostpunt. Handelingen van daarna vallen niet onder de inspanningsverplichting van het Land als genoemd in de vaststellingsovereenkomst.

6.De beoordeling

6.1.
In essentie is in deze zaak aan de orde of en in hoeverre de bij Landsbesluit aangewezen bufferzone beperkingen oplevert voor [eisers] wat betreft de gronden in Oostpunt waarvan hij eigenaar is. Daarbij is met name van belang het antwoord op de vraag of de mogelijkheden van [eisers] wat betreft de ontwikkeling en eventuele verkoop van de gronden ten opzichte van de eerder in werking getreden Landsverordening Oostpunt al dan niet verder zijn ingeperkt. In het geval dat het geval is en het Land door de uitvaardiging van het Landsbesluit onrechtmatig handelt, speelt daarnaast de vraag in hoeverre dat handelen schade meebrengt voor [eisers]. Partijen hebben hierover van elkaar verschillende standpunten ingenomen. Alvorens te beslissen in deze zaak komt het het Gerecht gewenst voor dat partijen hierover nadere toelichtingen geven.
6.2.
Gelet op het voorgaande wordt op hieronder te noemen datum een comparitie (verschijning van partijen in persoon ter zitting) gelast.
6.3.
Partijen kunnen de voor de zaak relevante stukken (waaronder eventuele eigendomsbewijzen), voor zover nog niet overgelegd, voorafgaand aan de zitting in het geding brengen. Deze stukken dienen uiterlijk op de derde (de voorlaatste) werkdag voor de zittingsdatum met begeleidende brief te worden ingediend bij het Gerecht, onder gelijktijdige verzending van een afschrift van de brief en de stukken aan de wederpartij.
6.4.
Ter zitting krijgen partijen de gelegenheid om hun standpunten toe te lichten en vragen van het Gerecht te beantwoorden. Voor een goede beoordeling van de zaak is het van groot belang dat beide partijen aanwezig zijn. Verschijnt een partij niet, dan kan het Gerecht daaraan de conclusie verbinden die het geraden acht.
6.5.
De partij die op de hieronder te noemen datum en tijdstip verhinderd is, kan uiterlijk tot een week voor de zitting schriftelijk uitstel daarvan vragen, onder opgave van de reden van verhindering en de beschikbaarheid van beide partijen in de volgende vier weken, onder gelijktijdige verzending van een afschrift van zijn uitstelverzoek aan (de gemachtigde van) de wederpartij.
6.6.
Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.

7.De beslissing

Het Gerecht:
7.1.
beveelt een verschijning van partijen in persoon, desgewenst vergezeld van hun gemachtigden, ter zitting van de ondergetekende rechter, te houden in een van de zalen van het gerechtsgebouw aan de Emancipatie Boulevard Dominico F. ‘Don’ Martina 18 te Curaçao op 25 augustus 2021 om 9.30 uur;
7.2.
bepaalt dat partijen eventuele nadere producties uiterlijk een week voor de zitting aan de rechter en de wederpartij moeten doen toekomen;
7.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, rechter, en op 31 mei 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mbe