ECLI:NL:OGEAC:2021:276

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
CUR202101653
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Blokkaderecht en verhuizing van minderjarige kinderen van Curaçao naar Nederland

In deze zaak heeft de vader op 21 juni 2021 een verzoekschrift ingediend om de verhuizing van zijn kinderen naar Nederland door de moeder te blokkeren. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 juni 2021, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, bijgestaan door hun respectieve gemachtigden. De vader vordert dat het gerecht de verhuizing van de kinderen naar Nederland verbiedt en dat hun verblijf bij hem blijft totdat er in een bodemprocedure over het gezag is beslist. De vader stelt dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, aangezien zij hun sociale leven op Curaçao hebben en de moeder niet goed voorbereid is op de verhuizing.

De moeder voert verweer en stelt dat de kinderen tijdelijk bij de vader wonen en dat zij met hen naar Nederland wil verhuizen om daar een leven op te bouwen. Het gerecht overweegt dat de moeder in beginsel bevoegd is om met de kinderen te verhuizen, maar dat dit recht begrensd wordt door de belangen van de kinderen. Het gerecht stelt vast dat de kinderen al geruime tijd bij de vader wonen en dat hun belangen in het gedrang komen bij een verhuizing naar Nederland.

Het gerecht verbiedt de moeder om zonder toestemming van de vader met de kinderen naar het buitenland te vertrekken en bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft totdat er in een bodemprocedure over het gezag is beslist. De proceskosten worden gecompenseerd, en de moeder wordt niet in de kosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.F. Gerard op 25 juni 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202101653
Vonnis in kort geding van 25 juni 2021
inzake
[DE VADER],
wonende in Curaçao,
eiser, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. D.J.F. Elisa,
tegen
[DE MOEDER],
wonende in Curaçao,
gedaagde, hierna: de moeder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De vader heeft op 21 juni 2021 een verzoekschrift ingediend.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling, op 23 juni 2021, zijn verschenen de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder, bijgestaan door haar zus [naam 1], en mw. [medewerker] van de Voogdijraad. Namens de vader is een pleitnotitie overgelegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [ kind 1], geboren op [geboortedatum] 2008 op Curaçao, en
- [ kind 2], geboren op [geboortedatum] 2016 in Curaçao.
2.2.
De moeder heeft van rechtswege het gezag over de kinderen.
2.3.
Van 2006 tot 2020 woonden de partijen met de kinderen in dezelfde woning. De moeder heeft de woning op 26 juli 2020 verlaten. Sindsdien draagt de vader zorg voor de opvoeding en verzorging van de kinderen.
2.4.
De moeder is voornemens op 1 juli 2021 met de kinderen naar Nederland te vertrekken.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert samengevat dat het gerecht de verhuizing van de kinderen naar Nederland blokkeert c.q. hun vertrek met de moeder naar Nederland verbiedt, zulks met sanctionering door een dwangsom, en dat het gerecht bepaalt dat het feitelijk verblijf van de kinderen ongewijzigd, dus bij de vader, blijft, totdat er in de bodemprocedure over het gezag is beslist.
3.2.
De vader grondt zijn vordering op het blokkaderecht, nu de kinderen bij hem wonen en hij hen altijd heeft verzorgd. Hij is een betrokken vader. Een verhuizing naar Nederland is niet in het belang van de kinderen. Hun hele sociale leven speelt zich op Curaçao af. De moeder heeft de verhuizing niet goed voorbereid. Zij heeft geen baan, geen woning en een school voor de kinderen is nog niet gevonden.
3.3.
De moeder voert verweer. De kinderen wonen slechts tijdelijk bij de vader, omdat zij niet de beschikking heeft over geschikte huisvesting voor de kinderen. De vader was ervan op de hoogte dat zij met de kinderen naar Nederland zou afreizen voor een vakantie van twee weken. Hij heeft daarmee ingestemd. De moeder wil een leven in Nederland opbouwen en daar alvast voorbereidingen treffen met het doel dat de kinderen uiteindelijk bij haar in Nederland komen wonen.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van de vader bij zijn vordering volgt uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de moeder vrij is haar leven naar eigen goeddunken in te richten en haar woonplaats te kiezen. Zij is bovendien als degene die alleen het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefent, in beginsel bevoegd te beslissen om met de kinderen van Curaçao naar Nederland te verhuizen en heeft daarvoor in beginsel de toestemming van de vader niet nodig. Die vrijheid wordt echter begrensd door de belangen van de kinderen, die niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen.
4.3.
Zo bepaalt art. 1:253s lid 1 BW dat als de minderjarige met instemming van de gezagdragende ouder(s) gedurende ten minste een jaar door een ander (als behorende tot het gezin) is verzorgd en opgevoegd, de ouder(s) slechts met toestemming van die ander wijziging in de plaats van verzorging en opvoeding van het kind kan/kunnen brengen.
Naar het oordeel van het gerecht brengt, hoewel de wetgever deze situatie niet voor ogen had, de bedoeling van deze bepaling mee dat dit blokkaderecht ook geldt in een situatie zoals hier, waarin na het verbreken van de relatie tussen ouders het kind door de niet met het gezag belaste ouder wordt verzorgd en opgevoed.
Alhoewel de kinderen nog net geen vol jaar bij de vader verblijven, en strikt genomen de termijn van art. 1:253s lid 1 BW niet is verstreken, speelt het door dit artikel te beschermen belang ook een rol in het geval de kinderen ‘slechts’ elf maanden bij de vader verblijven. Het gaat er immers om dat zij aan een bepaalde woonsituatie gewend zijn geraakt en dat in hun belang niet zonder meer door de gezagdragende ouder een wijziging daarin kan worden gebracht. En dit geldt des te meer als die wijziging een verhuizing naar Nederland inhoudt.
4.4.
Bovendien omvat het ouderlijk gezag op grond van art. 1:247 lid 3 BW de verplichting om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de andere ouder te bevorderen. Deze norm geldt ook (of: juist) voor de ouder die alleen het gezag heeft. Door met de kinderen naar Nederland te verhuizen, zou de band tussen de vader en de kinderen op een ingrijpende wijze worden doorbroken, iets wat niet zal kunnen worden ondervangen door een omgangsregeling. Van belang is voorts de wens van [kind 1], die te kennen heeft gegeven graag naar Nederland op vakantie te gaan, maar bij de vader op Curaçao te willen blijven wonen.
4.5.
Het gerecht overweegt dat de vader inmiddels bij het gerecht een verzoek heeft gedaan om primair alleen en subsidiair gezamenlijk met de moeder met het gezag over de kinderen te worden belast. Zoals ter zitting aangegeven, acht het gerecht het zeer aannemelijk dat het subsidiaire verzoek zal worden toegewezen, en de partijen is geadviseerd hun gezamenlijk gezag in het gezagsregister te doen aantekenen.
4.6.
Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het gerecht de moeder niet zonder meer (en zonder goede voorbereiding) de hoofdverblijfplaats van de kinderen wijzigen. Er is wel enig overleg geweest tussen de vader en de moeder (en haar familie) over een vakantie, maar de vader heeft gegronde redenen om te veronderstellen dat het niet, zoals de moeder stelt, alleen maar gaat om een vakantie waarbij zij na twee weken met de kinderen zou terugkeren, maar mogelijk om een definitief vertrek van haar en de kinderen naar Nederland. Zo heeft zij alleen tickets voor een enkele reis gekocht en probeert zij via Facebook al haar huisraad te verkopen. Ter zitting is gesteld dat de terugreizen door de familie zouden worden betaald, maar daarvoor bestaat geen enkele waarborg. De twijfels bij de vader zijn alleen maar bevestigd door de wisselende antwoorden van de moeder ter zitting.
Voor het overige heeft de moeder bij de vertrekdatum 1 juli 2021 geen rekening gehouden met het belang van het onderwijs voor de kinderen en de leerplicht, want zij moeten tot en met 9 juli 2021 naar school. Daarom is, zo is door de Voogdijraad opgeworpen, het ook maar de vraag of de kinderen de douane zullen kunnen passeren.
4.7.
De vader heeft op zichzelf geen moeite met een vakantie van de kinderen naar Nederland, maar mag onder de huidige omstandigheden verlangen dat dat geen wijziging van de hoofdverblijfplaats betekent, dus dat de kinderen terugkeren. Dat is onvoldoende duidelijk. Onder deze omstandigheden kan van de vader niet worden gevergd dat hij de kinderen aan de moeder meegeeft voor een reis naar Nederland. Het gerecht zal daarom de moeder verbieden om zonder zijn toestemming met de kinderen naar het buitenland te vertrekken.
4.8.
Vaststaat voorts dat de moeder op Curaçao geen geschikte woonruimte voor de kinderen heeft. De vordering van de vader om, zolang daarover nog geen beslissing in een bodemprocedure is genomen, te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn, zal daarom worden toegewezen.
4.9.
Nu de moeder wordt verboden om zonder toestemming van de vader met de kinderen naar het buitenland af te reizen, en de vader dit ook kan effectueren, ziet het gerecht onvoldoende aanleiding tot het opleggen van een dwangsom. Deze vordering van de vader zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal het gerecht de proceskosten compenseren. Het gerecht ziet onvoldoende aanleiding om de moeder in de proceskosten te veroordelen. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.

5.De beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1.
verbiedt de moeder om zonder toestemming van de vader naar het buitenland te vertrekken met de kinderen:
- [ kind 1, geboren op [geboortedatum] 2008 op Curaçao, en
- [ kind 2], geboren op [geboortedatum] 2016 in Curaçao,
5.2.
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is totdat daarover in een bodemprocedure is beslist,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 25 juni 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm