ECLI:NL:OGEAC:2021:274

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 mei 2021
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
500.00032/21 en 500.00014/20 (TUL)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verbouwen van hennepplanten en vrijspraak van het tweede feit

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte op 5 mei 2021 veroordeeld voor het verbouwen van 1598 hennepplanten. De zaak kwam aan het licht na een politieonderzoek naar een hennepplantage op een perceel in Curaçao, waar de verdachte op heterdaad werd betrapt terwijl hij de planten water gaf. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar het Gerecht legde uiteindelijk een straf op van 18 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van een tweede feit, namelijk het verwerven van twee motorfietsen, omdat er onvoldoende bewijs was. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumlandsverordening 1960, en dat er sprake was van medeplegen. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd gekregen, die nu ten uitvoer werd gelegd. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokken partijen.

Uitspraak

Parketnummer : 500.00032/21 en 500.00014/20 (TUL)
Uitspraak : 5 mei 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 op [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op [locatie].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 mei 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. H.M.M. Alejandra (strafzaak) en mr. D. Eisden (TUL), advocaten op Curaçao.
De officier van justitie, mr. C. Janssen, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden, met aftrek van voorarrest en de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Zijn vordering behelst voorts:
  • de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen motorfietsen;
  • toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van het vonnis van het Gerecht d.d. 6 maart 2020, te weten 3 maanden gevangenisstraf.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde en heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair:
dat hij, op of omstreeks 23 februari 2021 te Curacao, in een perceel (gelegen te
[adres 2]), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, al dan niet opzettelijk heeft verbouwd, ongeveer duizendvijfhonderdachtennegentig (1598), althans een (grote) hoeveelheid
planten van het geslacht Cannabis;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
dat hij, op of omstreeks 23 februari 2021 te Curaçao, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, in zijn bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend duizendvijfhonderdachtennegentig (1598) hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid hennep, althans hars die uit hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de bars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep, een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
Feit 2
dat hij, op of omstreeks 23 februari 2021 te Curacao, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, twee motorfietsen (merk: KTM, kleur: oranje) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die motorfietsen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 2
Met de officier van justitie en raadsman is het Gerecht van oordeel dat voor het onder 2 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom voor dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna vermelde redengevende feiten en omstandigheden, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
dat hij, op
of omstreeks23 februari 2021 te Curacao, in een perceel (gelegen te
[adres 2]), tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans
alleen, al dan nietopzettelijk heeft verbouwd,
ongeveerduizendvijfhonderdachtennegentig (1598)
, althans een (grote) hoeveelheid
planten van het geslacht Cannabis;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.

1.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad verdachten:

“Op 23 februari 2021 begaven wij ons, verbalisanten, naar het adres [adres 2] om een huiszoeking te verrichten.Terstond zagen wij een voor ons onbekende dikke man met rastakapsel met een kleurende gestreepte poloshirt en een blauwe driekwart broek, die bezig was met de marihuanaplanten water te geven. Hierbij werd de verdachte voornoemd, die ons later opgaf te zijn genaamd: [verdachte], in verband met de overtreding van de bepalingen van de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd, op heterdaad aangehouden.
Kort hierna, omstreeks 14.19 uur, verscheen een manspersoon, die later bleek te zijn genoemd [medeverdachte], die aan ons verklaarde dat hij aansprakelijk is voor de marihuanaplantage ter plaatse.” [2]

2.Proces-verbaal van huiszoeking:

“Op 23 februari 2021 kwamen wij, verbalisanten, bij het adres [adres 2] aan. Bij het adres [adres 2] werden in totaal 1598 marihuanaplanten in beslag genomen.” [3]

3.Proces-verbaal van telling en testten:

“Op 23 februari 2021, werd een huiszoeking verricht op het adres [adres 2] alwaar een hennepplantage werd aangetroffen en ontmanteld. Hierbij werden er in totaal duizend vijfhonderd en achtennegentig (1598) hennep planten inbeslaggenomen. Bedoelde hennepplanten werden door ons, verbalisanten, ter plaatse overgenomen.
Wij testten vervolgens afzonderlijk vanuit zes (6) van de reeds omschreven hennep bloeiende toppen met de van dienstwege verstrekte en daartoe bestemde Narcotest. Wij zagen het volgende: bij de door ons gebruikte Narcoticatest (“Duquenois-Levine Reagent System”) waarmede wij de hoeveelheden hennep bloeiende toppen op de aanwezigheid van Tetra Hydra Carabinol (T.H.C.), trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mocht worden, dat de geteste hoeveelheden hennep bloeiende toppen vermoedelijk hennep betrof, een middel vermeld in de Opiumlandsverordening 1960, zoals gewijzigd.
Nadien werd door ons, vanuit voornoemde hennepplanten, een stuk bloeiende top hennep als monsters genomen en dezen in tien (10) afzonderlijke plastic potjes met dopjes voorzien
van het opschrift nummer 20/2021 code 1-D-1 tot en met 1-D-10 gedaan.” [4]
4. Rapport van drs. L. Arrendell, wnd. Afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek bij het Analystisch Diagnostisch Centrum:
“Onderwerp: 20/I-D-1 t/m I-D-10
De ondergetekende, Drs. L. Arrendell, verklaart het bij Uw bovenvermelde brief aangeboden materiaal te hebben ontvangen en onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn v.w.b.:
Macroscopisch Onderzoek:
Het materiaal bestond uit (10) plastic potjes met dopje elk inhoudende een stuk hennep bloeiende top.
Microscopisch Onderzoek:
Bij het microscopisch onderzoek werden de voor hennep kenmerkende strukturen zoals cystolietharen en klierharen aangetoond.
Chemisch Onderzoek:
Met behulp van Dunnelaagchromatografie (DLC) werd het bestanddeel van hennep, nl. Tetrahydrocannabinol aangetoond.
Conclusie: Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal Hennep bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.” [5]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn cliënt in verband met een mogelijke bouwopdracht op het terrein was en op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Het Gerecht overweegt als volgt.
Naar aanleiding van luchtfoto’s en videobeelden van Securitas waarop vier hennepplantages te zien waren aan het adres [adres 2], is de politie een onderzoek gestart naar dat adres. De politie is de volgende dag naar het adres gegaan, heeft het terrein doorzocht en uit nader onderzoek is gebleken dat er zich 1598 hennepplanten op het terrein bevonden. Op het terrein zagen verbalisanten een man met rastakapsel, naar later bleek de verdachte, hennepplanten water geven, die wegvluchtte toen hij hen in het vizier kreeg. Ook de medeverdachte [medeverdachte], de eigenaar van het terrein, bevond zich op het terrein toen de politie daar arriveerde. Hij heeft bekend dat de hennepplantages van hem waren.
De verdachte heeft verklaard dat hij voor een opdracht op het terrein was om een fundering op te meten. Deze stelling vindt geen steun in het dossier. De verdachte is in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal te onderbouwen, echter heeft hij dit niet gedaan. Nergens blijkt uit dat de verdachte daadwerkelijk een dergelijke opdracht had.
Gelet op de lichamelijk toestand van de medeverdachte kan het niet anders zijn dan dat hij hulp heeft gekregen bij het onderhouden van de hennepplantages. De verdachte is op heterdaad betrapt door de politie toen hij water gaf aan de hennepplanten. Hierdoor heeft hij een substantiële bijdrage geleverd aan het faciliteren en in stand houden van de hennepplantages. Om deze redenen is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten en sprake is van medeplegen.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde is voorzien bij artikel 2a van de Opiumlandsverordening 1960 en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a, van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2a van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat de verdachte betrokken was bij een hennepplantage.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van de hennepplantage, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het verbouwen van 1598 hennepplanten. Hij heeft deze planten bewaterd en hierdoor een substantiële bijdrage geleverd aan het opzettelijk aanwezig hebben van vier hennepplantages en zodoende aan de handel in en verspreiding van softdrugs.
Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast gaat de handel in softdrugs vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit, veroorzaakt het overlast en levert het schade op voor de maatschappij.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
De officier van justitie heeft gerefereerd aan de BOOM-rapportage ter onderbouwing en berekening van zijn strafeis, nu de richtlijnen van het Hof niet passend zijn. Het Gerecht ziet geen aanleiding deze berekening te gebruiken. De BOOM-rapportage wordt slechts gebruikt ter berekening van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en heeft niets te maken met straffen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
De officier heeft gevorderd de twee motorfietsen te onttrekken aan het verkeer. Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het Gerecht acht zich niet in staat te beslissen omtrent het in de zaak van de verdachte in beslag genomen motorfietsen.
Artikel 397, eerste lid, van het van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat het Gerecht de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast voor zover deze niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer, tenzij het Gerecht verklaart tot het afgeven van een zodanige last niet in staat te zijn.
Het Gerecht overweegt dat daarvan in dit geval sprake is. Er is geen sprake van een veroordeling wegens een strafbaar feit, terwijl evenmin een strafbaar feit kan worden vastgesteld. Daarom kunnen de desbetreffende voorwerpen niet worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Aangezien de verdachte niet gerechtigd is om de voorwerpen voorhanden te hebben, zou teruggave daarvan een strafbaar feit opleveren. Gelet daarop zal het Gerecht op dit punt geen beslissing nemen en verklaren dat het tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 6 maart 2020 in de zaak met parketnummer 500.00014/20 heeft het Gerecht te Curaçao de verdachte ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid onder B van de Opiumlandsverordening 1960 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 3 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het Gerecht van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart ten aanzien van de in beslag genomen motorfietsen, die niet voor verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer vatbaar zijn, dat het Gerecht tot het geven van een last tot teruggave niet in staat is;
gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 500.00014/20 bij vonnis d.d. 6 maart 2020 van het Gerecht op Curaçao voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door
mr. I.M. Sinon, griffier, en op 5 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Divisie Georganiseerde Criminaliteit) d.d. 31 maart 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 20210331.1245 en de onderzoeksnaam “Flip”.
2.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad verdachten [verdachte] en [medeverdachte] d.d. 25 februari 2021, p. 9-12 einddossier.
3.Proces-verbaal van huiszoeking d.d. 25 februari 2021, p. 13-15 einddossier.
4.Proces-verbaal van telling en testen d.d. 23 februari 2021, p. 55-56 einddossier.
5.Rapport van het Analystisch Diagnostisch Centrum, d.d. 4 mei 2021.