Verweerster heeft het loon niet doorbetaald.
Ter zake het verzoek
3.6.
In geschil is of verweerster verzoeker rechtsgeldig heeft ontslagen dan wel of het ontslag nietig is, met veroordeling van verweerster tot doorbetaling van loon.
3.7.
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is nodig dat sprake is van een dringende reden. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van een werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Daarnaast is nodig dat de reden voor het ontslag onverwijld aan de wederpartij is medegedeeld. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag dienen alle omstandigheden van het geval, inclusief de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, in onderling verband en samenhang in aanmerking te worden genomen. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever (HR 24 oktober 1986, NJ 1987,126).
3.8.
Voorop wordt gesteld dat uit de ontslagbrief (“Daarnaast geldt dat u ook niet iets anders bent gaan doen. U hebt er voor gekozen om buiten op de stoep te blijven zitten, ook nadat u door mij diverse keren bent verzocht om aan het werk te gaan en ook nadat u gewaarschuwd bent wat voor gevolgen uw weigering voor u heeft”) is op te maken dat de werkweigering op dat laatste (“niet iets anders bent gaan doen") is gebaseerd. In zoverre kan onbesproken worden gelaten of sprake is van werkweigering door verzoeker om met de in 3.3. bedoelde bus van verweerster een koffieapparaat te vervoeren.
3.9.
Ter zitting zijn door verzoeker en door verweerster video-opnames getoond van het incident. Op de eerste video-opname (opgenomen rond 09.30 uur door verzoeker) is te zien dat verzoeker op een stoep zit en de in 3.2. bedoelde waarschuwingsbrief in zijn hand heeft. Voorts is te horen dat verzoeker zegt dat hij niet met de bus kan rijden waarop de directeur van verweerster (herhaaldelijk) hoorbaar emotioneel zegt “als je niet gaat werken, dan ga je maar naar huis” en daarna “ga naar huis”. Op de tweede video-opname (opgenomen door verweerster) is hetzelfde moment te zien. Op de derde video-opname (opgenomen rond 10.30 uur door verweerster) is te zien dat verzoeker nog steeds op de zelfde plek zit en dat de directeur van verweerster naar hem toeloopt en herhaaldelijk tegen hem zegt “als je wil werken, ga werken”.
3.10.
Desgevraagd verklaart verzoeker dat toen de directeur van verweerster tegen hem zei “als je wil werken, ga werken”, hem niet is gezegd wat hij moest gaan doen. Voorts verklaart verzoeker dat verweerster hem toen al naar huis had gestuurd en dat hij hier niet tegen in kan gaan. Deze verklaringen overtuigen niet. Verzoeker had immers (de office manager dan wel de directeur) om (andere) werkzaamheden dan wel om een ander transportmiddel kunnen vragen, hetgeen hij heeft nagelaten. Hij is blijven zitten op dezelfde plek (waar hij tijdens de eerste en tweede video-opnames zat) en heeft geen aanstalten gemaakt om op te staan om te gaan werken. Het gedrag van verzoeker staat derhalve haaks op zijn verklaring dat hij wilde werken. Dat de directeur van verweerster op dat moment niet specifiek heeft gezegd wat (dan wel welke werkzaamheden) verzoeker dan moest doen, doet aan het voorgaande niet af. Evenmin doet af de omstandigheid dat verzoeker al eerder een boete heeft gekregen voor het rijden met de desbetreffende bus van verweerster wegens het niet bij zich hebben van een geldig verzekeringsbewijs.
3.11.
Met verweerster is het gerecht derhalve van oordeel dat het voorgaande voldoende dringende reden voor het ontslag op staande voet oplevert. De door verzoeker verzochte (door)betaling van het loon en de verzochte werkhervatting worden afgewezen.
3.12.
In de werknemer-werkgever relatie ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Ter zake de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
3.13.
Uit het vorenstaande volgt dat het gerecht van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 26 oktober 2021 rechtsgeldig is geëindigd met het ontslag op staande voet. Slechts voor het geval in hoger beroep het ontslag op staande voet zou worden vernietigd, en de arbeidsovereenkomst daardoor niet reeds op 26 oktober 2021 is geëindigd, overweegt het gerecht nog als volgt.
3.14.
Ingevolge lid 1 van artikel 7A:1615w BW kunnen partijen de rechter verzoeken de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen ontbonden te verklaren. Het tweede lid van artikel 7A:1615w BW bepaalt dat als gewichtige redenen worden beschouwd, onder meer, veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
3.15.
De vraag of de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden verklaard, wordt, onder verwijzing naar het hiervoor overwogene, bevestigend beantwoord. Genoegzaam is gebleken dat door de gedragingen c.q. handelingen van verzoeker sprake is van een vertrouwensbreuk. Dit heeft het gerecht partijen ter zitting ook voorgehouden. Beide partijen hebben immers gemeend om het incident middels video-opnames te moeten vast te leggen, waarbij eerst verzoeker tot video-opname is overgegaan, terwijl hij daarnaast nog de politie er bij heeft gehaald. Gelet op het voorgaande behoort een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden. Dit leidt tot de slotsom dat sprake is van veranderingen in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormen, welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst, voor zover bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis komt vast te staan dat deze niet op 26 oktober 2021 is geëindigd, op korte termijn behoort te eindigen. Het gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per heden (voorwaardelijk) ontbinden zonder toekenning van een vergoeding, nu in het voor overwogene ligt besloten dat die veranderingen in de omstandigheden aan verzoeker te wijten zijn.
3.16.
Voor zover verzoeker nog beschikt over het uniform en overige eigendommen toebehorend aan verweerster, zal het gerecht hem tot afgifte daarvan veroordelen.
3.17.
In de werknemer-werkgever relatie ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.