ECLI:NL:OGEAC:2021:270

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
CUR202003546
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontvankelijkheid van eiser en gedaagde in hun vorderingen betreffende de verdeling van een nalatenschap

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over de verdeling van een nalatenschap. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.L.A. Davelaar-Franklin, heeft een verzoekschrift ingediend met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van erflater en erflaatster. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. B.P. Hart, heeft verweer gevoerd en in reconventie vorderingen ingesteld. De zaak is behandeld op verschillende data, waarbij onder andere een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie is gebleken dat eiser geen deelgenoot is in de nalatenschap, wat leidt tot de conclusie dat hij niet kan worden ontvangen in zijn vorderingen. Ook gedaagde kan niet worden ontvangen in zijn vorderingen in reconventie, aangezien deze betrekking hebben op de verdeling van de nalatenschap waar eiser geen deelgenoot van is. Het Gerecht heeft daarom beide partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen en de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 29 november 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202003546
Vonnis d.d. 29 november 2021
inzake
[EISER],
wonende in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. L.L.A. Davelaar-Franklin,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.P. Hart.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties ingediend ter griffie op 7 april 2020;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties genomen op de rol van 22 februari 2021;
- de op 10 juni 2021 plaatsgevonden comparitie van partijen, waarbij zijdens eiser een akte vermeerdering van eis en aanvullende producties hebben overgelegd. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen hebben eiser en gedaagde en hun gemachtigden het woord gevoerd en vragen beantwoord, beiden aan de hand van een overgelegde akte;
- de akte overlegging productie zijdens eiser genomen op de rol van 21 juni 2021;
- de akte met producties zijdens eiser genomen op de rol van 20 september 2021;
- de contra akte met producties zijdens gedaagde genomen op de rol van 20 september 2021;
- de akte uitlating producties zijdens eiser genomen op de rol van 18 oktober 2021;
- de akte uitlating met producties zijdens gedaagde genomen op de rol van 18 oktober 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Op 8 februari 1982 is [naam 1] (hierna: erflater 1) te Curaçao overleden. Hij was in leven gehuwd met [naam 2] die op 16 februari 1972 te Curaçao is overleden. Erflater 1 had bij testament over zijn nalatenschap beschikt en als enige erfgenaam achtergelaten [naam 3] (hierna: erflater), gehuwd met [naam 4] (hierna: erflaatster). Erflaatster is op 13 mei 2000 te Curaçao overleden. Erflater is op 28 juli 2003 te Curaçao overleden. Uit het huwelijk van erflater en erflaatster zijn geboren:
1. naam 5];
2. [ naam 6], gehuwd met eiser;
3. [ naam 7], overleden op 22 september 2015 en in leven gehuwd met [naam 8];
4. gedaagde.
2.2.
Uit de verklaring van erfrecht opgemaakt op 4 maart 2016 door notaris mr. J.R.E. Kleinmoedig volgt dat [naam 8] alleen bevoegd en gerechtigd is tot de beschikking over en de ontvangst van alle goederen en gelden die behoren tot de nalatenschap van [naam 7].
2.3.
Tot de nalatenschap van erflater en erflaatster behoort een perceel eigendomsgrond gelegen aan de [adres] te [wijk], Curaçao, (hierna: het perceel) staande op naam van erflater 1.
2.6.
Gedaagde bewoont een opstal op het perceel.
2.7.
De nalatenschap van erflater en erflaatster is nog niet verdeeld.

3.Het geschil

Eiser vordert – na wijziging van de eis – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“2. de verdeling van de nalatenschap zal vaststellen, behorende de onroerende zaak;
3a. primair tot veroordeling van gedaagde tot medewerking aan de notariële levering van de onroerende zaak binnen een week na het eerste verzoek daartoe door de notaris belast met de verkoop en indien hij hieraan geen gehoor geeft;
3b. secundair dat dit vonnis in de plaats zal treden van deze vereiste rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW;
4. gedaagde en overige bewoonster te bevelen om zodra de onroerende zaak aan de koper is geleverd, het in gebruik zijnde, gelegen te [adres] binnen twee weken op te leveren aan koper, zulks met machtiging om dit te effectueren, zo nodig met behulp van een deurwaarder;
5. tot veroordeling van gedaagde in de proceskosten;
6. dat gedaagde aan de boedel een gebruiksvergoeding schuldig is zijnde 215 maanden welke wordt gesteld op NAf 420,= per maand voor het totaal bedrag van NAf 90.300,=”.
Eiser legt aan de vordering ten grondslag dat de gerechtigden niet langer in een onverdeelde nalatenschap wensen te verblijven en grondt de verzochte verkoop op artikel 3:178 juncto 3:300 BW.
3.3.
Gedaagde voert verweer.
3.4.
In reconventie vordert hij dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“1. De verdeling van de nalatenschap zal vaststellen (…);
2. Een notaris te benoemen, ten overstaan van wie de verdeling van het erfgoed (…) zal plaatsvinden;
3. [ eiser] te veroordelen om mee te werken aan de verdeling van het erfgoed (…);
4. te bepalen dat [gedaagde] wordt toebedeeld het gedeelte van het erfgoed, waarop het woonhuis zich bevindt waar [gedaagde] thans woonachtig is (…);
5. Indien [eiser] weigerachtig blijft mee te werken aan de verdeling van het erfgoed (…), dat dit vonnis in de plaats zal treden van deze vereiste rechtshandeling als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW;
6. te bepalen dat indien er sprake is van overbedeling aan [gedaagde] hij, ter compensatie, geen gelden hoeft af te dragen, aangezien hij voor het behoud een onderhoud van het door stichting Monumentenzorg aangewezen opstal zorgdraagt (…);
7. althans een bedrag door U E.A. in goede justitie vast te stellen van de overbedeling;
8. [ eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.”
3.5.
Eiser voert verweer.
3.6.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Bij gebreke van een verklaring van erfrecht doch in het licht van de vaststaande feiten neemt het gerecht als uitgangspunt dat [naam 5], [naam 6], [naam 8] en gedaagde deelgenoten zijn in de nalatenschap van erflater en erflaatster.
4.2.
Eiser is zelf geen deelgenoot in die nalatenschap. Uit het inleidend verzoekschrift blijkt niet dat hij namens vier van de deelgenoten procedeert tegen gedaagde. Ter comparitie is dit punt aan de orde gekomen en is de zaak verwezen naar de rol voor akte overlegging van de desbetreffende volmacht. Bij akte heeft hij een volmacht van vier van de deelgenoten overgelegd waarin staat dat zij hem toestemming geven om hen te vertegenwoordigen in het kader van de onderhavige procedure tegen gedaagde en voorts dat zij bekend zijn met het door eiser ingediende verzoekschrift en eisvermeerdering. Met gedaagde is het gerecht van oordeel dat deze volmacht niet voldoet. Uit voornoemde volmacht blijkt immers niet dat eiser de onderhavige (verdelings)procedure namens de deelgenoten heeft aangespannen dan wel heeft mogen aanspannen. Dat zij achteraf gezien instemmen met de procedure (en het verzoekschrift en de eiswijziging) doet daaraan niet af. Dit leidt tot de conclusie dat eiser niet kan worden ontvangen in zijn vorderingen in conventie.
En in reconventie
4.3.
Ook gedaagde kan niet worden ontvangen in zijn vorderingen in reconventie, nu die allen betrekking hebben op de verdeling van de nalatenschap en eiser geen deelgenoot in die nalatenschap is. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor is overwogen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
Nu partijen in conventie en in reconventie niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen, ziet het gerecht daarin aanleiding om de proceskosten te compenseren.
4.5.
Hetgeen partijen meer of anders hebben aangevoerd behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking meer.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In conventie en in reconventie
5.1.
verklaart eiser en gedaagde niet ontvankelijk in hun vorderingen in conventie en in reconventie;
5.2.
compenseert de proceskosten in conventie en in reconventie;
5.3.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens, rechter, en op 29 november 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.