ECLI:NL:OGEAC:2021:245

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
CUR202103717
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming van een woning in kort geding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben de eisers, CAREB HOLDING N.V. en LAWINCO HOLDING N.V., een kort geding aangespannen tegen de gedaagde huurder vanwege huurachterstand en de vordering tot ontruiming van de woning. De eisers, vertegenwoordigd door mr. L.M. Asjes, hebben op 17 november 2021 een verzoekschrift ingediend. De behandeling vond plaats op 13 december 2021, waarbij zowel de verhuurder als de huurder in persoon verschenen. De huurder erkende de huurachterstand van NAf 7.200, maar voerde aan dat zijn inkomsten door de coronamaatregelen waren gedaald, waardoor hij niet in staat was om de achterstand direct te voldoen. De huurder stelde dat hij bereid was om de achterstand in te lopen, maar vond de bijkomende vorderingen van boete en kosten onredelijk.

De rechter oordeelde dat de huurachterstand voldoende grond bood voor de gevorderde ontruiming. De ontruiming moest uiterlijk op 7 januari 2022 plaatsvinden. De rechter wees de vordering tot betaling van de huurachterstand toe, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot betaling van de boete werd afgewezen, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden aangenomen dat het beroep van de huurder op matiging in een eventuele bodemprocedure niet zou slagen. De huurder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die in totaal op NAf 1.539,50 werden begroot. Dit vonnis werd op 14 december 2021 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202103717
Vonnis in kort geding d.d. 14 december 2021
inzake

1.CAREB HOLDING N.V.,

2. LAWINCO HOLDING N.V.,
beide gevestigd in Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. L.M. Asjes,
tegen
[GEDAAGDE],
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna verhuurder en huurder worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 17 november 2021 heeft verhuurder een verzoekschrift in kort geding ingediend.
1.2.
De behandeling van het kort geding heeft plaatsgehad op 13 december 2021. Namens verhuurder is verschenen mr. Asjes, zijnde bestuurder en gemachtigde. Huurder is in persoon verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Huurder huurt sinds 1 oktober 2017 van verhuurder de woning [adres] te Curaçao voor een huurprijs van NAf 1.600 per maand.
2.2.
Verhuurder heeft op de in het verzoekschrift aangevoerde gronden - samengevat - de ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand van NAf 7.200 gevorderd, vermeerderd met rente, NAf 1.750 aan contractuele boete wegens vertraging in de betaling en NAf 1.080 aan overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert verhuurder veroordeling van huurder in de proceskosten.
2.3.
Huurder heeft de vordering van verhuurder terzake de huurachterstand erkend. Huurder heeft uiteengezet dat zijn klandizie en daarmee inkomsten als chauffeur van een busje als gevolg van de coronamaatregelen sterk zijn afgenomen. De huur over de maanden maart en april 2020 heeft hij daardoor onbetaald moeten laten. De maanden november en december 2020 heeft hij deels onbetaald gelaten en de maanden september en november 2021 geheel (december 2021 is wel betaald). Huurder stelt op zoek te zijn naar goedkopere woonruimte. Hijzelf kan tijdelijk bij zijn moeder wonen, maar er zijn ook zeven honden die ergens ondergebracht moeten worden. Huurder benadrukt dat hij de afgelopen vier jaar voor het overgrote deel aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, dat de verhouding met verhuurder steeds goed is geweest en dat hij bereid en voornemens is de huurachterstand in te lopen. Zijn inkomsten zijn volgens huurder echter ontoereikend om tot directe betaling over te gaan. Huurder vindt het niet redelijk dat verhuurder naast de huurachterstand ook boete en kosten vordert.
2.4.
De onweersproken vordering tot betaling van de huurachterstand zal worden toegewezen. Deze huurachterstand rechtvaardigt voorts de gevorderde ontruiming. De datum waarop de ontruiming moet zijn voltooid zal worden bepaald op 7 januari 2022. Genoegzaam is gebleken dat verhuurder werkzaamheden heeft verricht ter verkrijging van betaling buiten rechte. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen conform artikel 136 sub III van het Procesreglement. De wettelijke rente is toewijsbaar als gevorderd. Wat betreft de gevorderde boete is in dit kort geding niet met voldoende zekerheid aan te nemen dat het beroep van huurder op matiging in een eventuele bodemprocedure niet zal slagen.
2.5.
Het voorgaande leidt tot de hierna opgenomen beslissing. Huurder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze bedragen:
explootkosten NAf 339,50
griffierecht NAf 450
salaris gemachtigde NAf
750 +
totaal: NAf 1.539,50.

3.Beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding,
3.1.
veroordeelt huurder de woning uiterlijk op 7 januari 2022 met alle personen en zaken die zich van de kant van huurder in en om het gehuurde bevinden, te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van verhuurder te stellen,
3.2.
verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent alvast toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 en 444 lid 2 Rv,
3.3.
veroordeelt huurder tot betaling aan verhuurder van NAf 7.200 ter zake van achterstallige huurpenningen tot en met de maand december 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot de dag van algehele voldoening, en NAf 750 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt huurder tot betaling van de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 1.539,50,
3.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 14 december 2021 in het openbaar uitgesproken.