In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een renvooiprocedure tussen Arctica Adventure and Cruise Shipping Limited (hierna: Arctica) en de Republica Bolivariana de Venezuela (hierna: Venezuela). Arctica vorderde erkenning van haar hypothecaire vordering op Bunnys Adventure and Cruise Shipping Company Limited (hierna: Bunnys) tot een bedrag van EUR 6.887.645,88, met voorrang boven de vordering van Venezuela. De zaak is ontstaan uit een kredietovereenkomst tussen Arctica en Bunnys, waarbij Arctica op 14 januari 2020 krediet heeft verstrekt en een recht van hypotheek heeft gevestigd op een schip. Venezuela heeft een vordering ingediend op Bunnys en betwist dat de hypothecaire vordering van Arctica hoger in rang is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Arctica heeft gesteld dat de hypotheken rechtsgeldig zijn gevestigd en dat haar vordering voorrang heeft boven die van Venezuela. Venezuela heeft betoogd dat er sprake is van een ongerechtvaardigde benadeling en dat de hypotheken niet rechtsgeldig zijn. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de hypotheken zijn ingeschreven in het register in de Bahamas en dat de vordering van Arctica op Bunnys niet is betwist. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de hypotheken naar het recht van de Bahama’s kunnen worden ingepast in het Curaçaose systeem van goederenrechtelijke rechten.
Het Gerecht heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering van Arctica wordt toegewezen en dat Venezuela als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Arctica zijn begroot op NAf 19.500. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.