ECLI:NL:OGEAC:2021:207

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
CUR202101558 en CUR202101867
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding bij reorganisatie

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 oktober 2021 uitspraak gedaan in de zaken CUR202101558 en CUR202101867, waarbij de verzoekster, die sinds 1978 in dienst was bij ALICO, een rechtsvoorgangster van PALIC, verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen. De verzoekster, die de functie van Manager Underwriting Department vervulde, had een salaris van NAf 9.001 bruto per maand. PALIC, de werkgever, had eerder toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, maar dit was niet ingewilligd. In het kader van een reorganisatie had PALIC een sociaal plan opgesteld, maar de verzoekster voelde zich benadeeld en verzocht om een billijke beëindigingsvergoeding.

PALIC verzocht op zijn beurt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van veranderingen in de omstandigheden. Beide partijen waren het erover eens dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, maar er was onenigheid over de hoogte van de vergoeding. Het Gerecht oordeelde dat, gezien de lange diensttijd van de verzoekster en de omstandigheden rondom de reorganisatie, een vergoeding van NAf 250.000 billijk was. Deze vergoeding zou in mindering komen op het sinds 15 juli 2021 betaalde salaris en eventuele cessantia-uitkering. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummers: CUR202101558 en CUR202101867
Beschikking van 25 oktober 2021
in de zaken van:
[Verzoekster in zaak CUR202101558 en verweerster in zaak CUR202101867],
domicilie gekozen hebbende te Curaçao,
verzoekster (in zaak CUR202101558) en verweerster (in zaak CUR202101867),
gemachtigden: mrs. D.A. Matroos-Piar en H.N. Kirpalani,
en
de naamloze vennootschap
PAN AMERICAN LIFE INSURANCE COMPANY OF CURAÇAO AND SINT MAARTEN N.V.,
gevestigd op Curaçao,
verweerster (in zaak CUR202101558) en verzoekster (in zaak CUR202101867)
gemachtigde: mr. W. ten Veen.
Partijen zullen hierna [verzoekster in zaak CUR202101558] en PALIC worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 11 juni 2021 van de zijde van [verzoekster in zaak CUR202101558], met de daarbij overgelegde producties (in zaak CUR202101558);
  • het verzoekschrift van 8 juli 2021 van de zijde van PALIC, met de daarbij overgelegde producties (in zaak CUR202101867);
  • de e-mails van 16 september 2021 van mr. Van Veen met als bijlagen de producties 10 - 26;
  • de brief van 16 september 2021 van mr. Kirpilani, bezorgd en verzonden per e-mail, met als bijlagen de producties 17 - 25;
  • de e-mail van 17 september 2021 van de rechter aan mr. Kirpilani, met de mededeling dat gezien de productielijst bij zijn voornoemde brief die producties incompleet zijn en met het verzoek de eventueel ontbrekende producties alsnog te mailen;
  • de reactie van 17 september 2021 op die e-mail.
  • de mondelinge behandeling op 20 september 2021 in aanwezigheid van: [verzoekster in zaak CUR202101558] en haar zoon, bijgestaan door mr. Matroos-Piar, en O. van de Gevel (managing director) en [naam 1] (legal counsel) namens PALIC, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1. [
[verzoekster in zaak CUR202101558], geboren op [geboortedatum] [geboortejaar], is per 15 mei 1978 in dienst getreden van ALICO, een rechtsvoorgangster van PALIC. Per 1 mei 1983 is [verzoekster in zaak CUR202101558] voor onbepaalde tijd aangesteld als Manager Underwriting Department. Zij vervult thans de functie van Manager Underwriting and New Business Department en geniet een salaris van NAf 9.001 bruto per maand.
2.2.
PALIC heeft in 2019 aan SOAW toestemming verzocht de arbeidsovereenkomst met [verzoekster in zaak CUR202101558] te mogen opzeggen. Dat verzoek is niet ingewilligd.
2.3.
In verband met een reorganisatie binnen PALIC is een sociaal plan opgesteld. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
1.2
DEFINITIONS(…)
Compensation:The Employee to whom this Social Plan applies and whose employment contract within the framework of this Social Plan ends is entitled to the compensation below, which is based on the cantonal court formula. (…)
5.2.2.
MAXIMATION OF TERMINATION PAYMENT
The Termination Payment will not be more than the loss of income of the Employee until the statutory pension age of 65. (…)
7.2
DEVIATIONS FROM THIS SOCIAL PLAN / HARDSHIP CLAUSE
In those cases not provided for by the Social Plan, the Employer will act in the spirit of the Social Plan. If application of the Social Plan inan individual case leads to an unfair situation, the Employer will deviate from this Social Plan in favor of the Employee. The Employer will inform the Union of any application of the hardship clause. (…)”
2.4.
Bij brieven van 15 en 16 maart 2021 heeft PALIC aan [verzoekster in zaak CUR202101558] voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen tegen de in die brieven geformuleerde voorwaarden. Bij brief van 31 maart 2021 van de gemachtigde van [verzoekster in zaak CUR202101558] aan PALIC is dat voorstel afgewezen en daarin zijn tevens de voorwaarden opgenomen waaronder [verzoekster in zaak CUR202101558] bereid zou een beëindiging met wederzijds goedvinden in overweging te nemen.

3.Het geschil

3.1. [
[verzoekster in zaak CUR202101558] verzoekt (zaak CUR202101558) het gerecht de arbeidsovereenkomst tussen haar en PALIC met onmiddellijke ingang, althans met ingang van een door het gerecht te bepalen tijdstip, te ontbinden op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7A:1615w van het Burgerlijk Wetboek (BW) en een billijke beëindigingsvergoeding toe te kennen aan [verzoekster in zaak CUR202101558], kosten rechtens.
3.2.
PALIC verzoekt (zaak CUR202101867) het gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning van al hetgeen is opgenomen in productie 7 bij haar verzoekschrift, onder verrekening van het salaris van [verzoekster in zaak CUR202101558] over de periode 15 juli 2021 tot en met de dag van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door het gerecht.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen, voor zover voor de te nemen beslissing van belang, zal hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 7A: 1615w BW bepaalt in lid 1 dat partijen wegens gewichtige redenen de rechter kunnen verzoeken de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Het tweede lid van artikel 7A:1615w BW bepaalt in de kern dat de gewichtige redenen een dringende reden in de zin van artikel 7A:1615o eerste lid BW kan zijn of veranderingen in de omstandigheden van dien aard dat de dienstbetrekking billijkheidshalve behoort te eindigen.
4.2.
Beide partijen verzoeken het gerecht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van gewichtige redenen bestaande uit veranderingen in de omstandigheden. Daarover bestaat dus overeenstemming, zodat die verzoeken zullen worden ingewilligd. Dat beide partijen de veranderingen in de omstandigheden anders uitleggen maakt de beoordeling op dit punt niet anders. Nu beide partijen de ontbinding voorstaan, zal het gerecht bepalen dat de dienstbetrekking met onmiddellijke ingang eindigt.
4.3.
Volgens lid 5 van genoemd artikel 7A:1615w BW kan de rechter, als hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een van de partijen een vergoeding toekennen.
4.4.
PALIC betoogt dat de reden voor de ontbinding een reorganisatie van de PALIG-Group betreft, waarbij wordt gestreefd naar het bewerkstelligen van meer efficiency binnen die groep. Ook in een aantal andere landen, bijvoorbeeld Barbados, heeft daarom een vergelijkbare reorganisatie plaatsgevonden. Er is een meer dan redelijk beëindigingsvoorstel gedaan in welk verband zou worden toegekend een onverplichte bruto vergoeding van circa NAf 54.000, welk voorstel onlangs zeer substantieel is verhoogd. [verzoekster in zaak CUR202101558] is de enige die niet akkoord is gegaan met de regeling. De aanvliegroute van [verzoekster in zaak CUR202101558], een soort verlengde zorgplicht van PALIC waarbij een groot deel van de toekomstige benodigde inkomsten van [verzoekster in zaak CUR202101558] voor rekening van PALIC dienen te komen, is niet redelijk en daar bestaat ook geen wettelijke grondslag voor. Voor de pensioengerechtigde leeftijd dient te worden uitgegaan van de leeftijd waarop het wettelijk recht op ouderdomspensioen bestaat. Ten tijde van de reorganisatie had [verzoekster in zaak CUR202101558] die leeftijd reeds bereikt. Ook heeft [verzoekster in zaak CUR202101558], gelet op de hoogte van het door haar opgebouwde pensioen, geen recht op Cessantia.
4.5. [
[verzoekster in zaak CUR202101558] betoogt dat PALIC zich niet als een goed werkgever heeft gedragen. Na veertig trouwe dienstjaren is gezocht naar een reden voor haar ontslag en is er alles aan gedaan om haar geen beëindigingsvergoeding mee te geven. Er is sprake van ongeoorloofde discriminatie nu de beëindigingsvergoeding niet conform de kantonrechtersformule is bepaald, terwijl dat bij andere collega’s wel is gedaan. [verzoekster in zaak CUR202101558] was voornemens en genoodzaakt om minimaal tot haar 75ste levensjaar door te werken. Zij heeft aanspraak op een spaarregeling, maar dat is geen pensioenvoorziening, zoals door PALIC gesteld. Er is geen pensioenleeftijd afgesproken en van een wettelijke pensioenleeftijd is geen sprake. Zij wil een redelijke vergoeding krijgen van haar werkgever; van een verlengde zorgplicht is geen sprake.
4.6.
Het gerecht overweegt ten aanzien van de vergoeding als volgt. Over het algemeen staat het de werkgever vrij om tot een reorganisatie over te gaan. Echter, nu deze is ingegeven door een bedrijfseconomische reden, komt het aan het gerecht billijk voor dat aan [verzoekster in zaak CUR202101558] in verband met de ontbinding een vergoeding wordt toegekend. De leeftijd van [verzoekster in zaak CUR202101558] is in beginsel geen reden om de vergoeding ten behoeve van haar vast te stellen op andere grondslagen dan die zijn gehanteerd voor de overige werknemers, die volgens PALIC nog niet de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hadden. Dat is slechts anders indien de aldus vast te stellen vergoeding leidt tot een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat [verzoekster in zaak CUR202101558] zich aan inkomen had kunnen verwerven tot het moment waarop zij, naar in redelijkheid mag worden aangenomen, haar werkzaamheden zou hebben beëindigd vanwege haar leeftijd.
4.7.
De hoogte van de vergoeding wordt voorts mede beïnvloed door de volgende omstandigheden. Ten gunste van [verzoekster in zaak CUR202101558] geldt dat zij reeds ruim 43 jaar in dienst is van en arbeid heeft verricht voor PALIC (en haar rechtsvoorganger). De stelling dat zij de laatste jaren niet goed zou functioneren heeft PALIC in het licht van de betwisting daarvan door [verzoekster in zaak CUR202101558] onvoldoende onderbouwd. De gang van zaken rondom het eerder bij SOAW ingediende verzoek tot beëindiging heeft, met name ten aanzien van de communicatie die van een goed werkgever verwacht mag worden, te wensen overgelaten. Dit geldt in het bijzonder nu partijen geen ‘beëindigingsleeftijd’ overeen zijn gekomen en de leeftijd van [verzoekster in zaak CUR202101558] wel de aanvankelijk opgevoerde grond van beëindiging was. Deze omstandigheden hebben tot gevolg dat het (in het minnelijke traject) door PALIC aangeboden bedrag ter hoogte van eerst NAf 54.000 en daarna het dubbele daarvan niet volstaat. Anderzijds geldt dat [verzoekster in zaak CUR202101558] niet op vacatures heeft gereageerd die door de reorganisatie zijn ontstaan. Ook heeft zij niet bij PALIC kenbaar gemaakt herplaatst dan wel omgeschoold te willen worden. Deze handelingen en/of het nalaten daarvan, stemmen niet overeen met de door [verzoekster in zaak CUR202101558] geuite wens om tot haar 75ste levensjaar door te werken. Het lijkt dan ook redelijk om aan te nemen dat [verzoekster in zaak CUR202101558] tot zeventigjarige leeftijd zou hebben doorgewerkt in het geval het dienstverband zou zijn voortgezet en het gerecht zal daar dan ook vanuit gaan. Bovengenoemde factoren rechtvaardigen niet de toewijzing van het door [verzoekster in zaak CUR202101558] genoemde bedrag van ruim NAf 530.000. Het gerecht acht, rekening houdend met alle bovengenoemde omstandigheden, een vergoeding van NAf 250.000 billijk en op zijn plaats. Voorts zal het gerecht bepalen dat op de vergoeding in mindering strekt het sinds 15 juli 2021 uitbetaalde bruto salaris en eventueel aan [verzoekster in zaak CUR202101558] toe te kennen cessantia-uitkering. Deze vergoeding die ongeveer overeenkomt met twee jaarsalarissen is niet hoger dan het totale inkomen dat [verzoekster in zaak CUR202101558] in geval van voortzetting van het dienstverband in redelijkheid nog had kunnen verdienen, uitgaande van het hierboven geformuleerde uitgangspunt dat zij tot zeventigjarige leeftijd zou hebben doorgewerkt. Dat [verzoekster in zaak CUR202101558] met een dergelijke vergoeding haar (toekomstige) uitgavenpatroon niet zou kunnen bekostigen, dan wel dat zij een uitkering zal genieten uit een pensioen- of spaarplan doet aan het voorgaande niets af.
4.8.
Artikel 7A:1615w lid 6 BW bepaalt dat partijen in kennis worden gesteld van het voornemen tot toekenning van een vergoeding, zodat de verzoeker de eis nog kan intrekken. In onderhavig geval wordt geen toepassing gegeven aan dit artikellid omdat de beslissing tot ontbinding ook is gegrond op het verzoek van [verzoekster in zaak CUR202101558].
4.9.
Gelet op de gewezen arbeidsrelatie worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 25 oktober 2021;
5.2.
kent aan [verzoekster in zaak CUR202101558] ten laste van PALIC een vergoeding toe van NAf 250.000, waarop in mindering strekt het sinds 15 juli 2021 betaalde bruto salaris alsmede een eventueel toe te kennen cessantia-uitkering, te betalen uiterlijk op 15 november 2021;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. Nijhuis, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 25 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
mm