ECLI:NL:OGEAC:2021:186

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
CUR202100036
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en verzuimboete winstbelasting

In deze zaak heeft belanghebbende, gevestigd te Curaçao, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig betalen van verschuldigde belasting. De naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2017 werd op 26 juni 2019 opgelegd, waarna belanghebbende op 23 augustus 2019 bezwaar maakte. De Inspecteur verklaarde dit bezwaar op 12 november 2020 niet-ontvankelijk. Belanghebbende heeft vervolgens op 7 januari 2021 beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarbij hij griffierecht van NAf 150 heeft betaald. Tijdens de zitting op 26 augustus 2021 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, en de Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, aangezien het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn was ingediend. Het beroep werd gegrond verklaard, en de uitspraak op bezwaar werd vernietigd. Wat betreft de verzuimboete oordeelde het Gerecht dat, hoewel belanghebbende te laat had betaald, de opgelegde boete van NAf 1.000 niet passend was. Gezien de omstandigheden, waaronder de tijdige indiening van een herziene aangifte, werd de boete gematigd tot NAf 500. Het Gerecht heeft de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 15 september 2021
BBZ nr. CUR202100036
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 juni 2019 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2017 opgelegd met daarbij een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig betalen van verschuldigde belasting.
1.2
Belanghebbende heeft op 23 augustus 2019 tegen de verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 november 2020 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 7 januari 2021 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 17 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2021. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 2 juli 2018 de aangifte winstbelasting voor het jaar 2017 ingediend naar een verschuldigde belasting van NAf 322. Dit bedrag is op 3 juli 2018 betaald.
2.2
Belanghebbende heeft op 4 juli 2018 een herziene aangifte winstbelasting voor het jaar 2017 ingediend naar een verschuldigde (aanvullende) belasting van NAf 691. Dit bedrag is op 4 juli 2018 betaald.
2.3
Op 26 juni 2019 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag winstbelasting 2017 opgelegd met een verzuimboete van NAf 1.000 wegens het niet tijdig betalen van verschuldigde belasting.
2.4
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 wegens niet tijdig betalen van verschuldigde belasting. Voor het jaar 2016 is een verzuimboete van NAf 500 opgelegd wegens het niet tijdig betalen van verschuldigde belasting.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbendes bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Daarnaast is de opgelegde boete in geschil.
3.2
Belanghebbende stelt dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Daarnaast concludeert belanghebbende tot vernietiging van de opgelegde boete.
3.3
De Inspecteur is van mening dat belanghebbendes bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de boete en stelt dat de boete van NAf 1.000 gepast is, nu het een derde verzuim betreft.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of tegen een voor bezwaar vatbare beschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of de beschikking een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De onderhavige boetebeschikking is gedagtekend op 26 juni 2019. Het bezwaarschrift is op 23 augustus 2019 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus binnen de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Het bezwaar van belanghebbende is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Reeds hierom in het beroep gegrond.
Boete
4.3
Op grond van artikel 15, lid 4 Algemene Landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is de belastingplichtige gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger.
4.4
De aangifte winstbelasting, en de betaling van de verschuldigde belasting, voor het jaar 2017 dienden uiterlijk op 30 juni 2018 te worden gedaan. Ingevolge artikel 1 van de Algemene termijnenlandsverordening wordt een termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. 30 juni 2018 was een zaterdag. De termijn wordt derhalve verlengd tot de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Dit betekent dat de termijn verlengd wordt tot 3 juli 2018.
4.5
Belanghebbende heeft op 4 juli 2018 een herziene aangifte ingediend en de verschuldigde (aanvullende) belasting betaald. Dit betekent dat belanghebbende een deel van de belasting die op aangifte moet worden voldaan één dag te laat heeft betaald. Ingevolge artikel 19, lid 1 van de ALL is in dat geval sprake van een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen van ten hoogste NAf 10.000.
4.6
De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de boete gebaseerd op de verzuimenreeks van het tot Hoofdstuk IV van de Ministeriele regeling formeel belastingrecht (hierna: de regeling) behorende artikel 4.6. In hoofdstuk IV van de regeling is het boetebeleid vastgelegd waaraan de Inspecteur zich bij het opleggen van boetes moet houden. In artikel 4.3, lid 1 van de regeling is bepaald dat de Inspecteur bij het opleggen van een verzuimboete voor de winstbelasting rekening moet houden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd. De Inspecteur heeft voor de jaren 2015 en 2016 een boete opgelegd vanwege een betalingsverzuim, zodat hij terecht is uitgegaan van een derde verzuim. Ingevolge artikel 4.6, lid 2, letter c van de regeling legt de Inspecteur bij een derde verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAf 1.000. Door het opleggen van een verzuimboete van NAf 1.000 heeft de Inspecteur aldus de regeling op juiste wijze toegepast. Dat tegen de in 2015 en 2016 opgelegde verzuimboetes bezwaar is gemaakt waarop nog niet is beslist, doet daar niet aan af. De Inspecteur heeft overigens toegezegd dat hij bij gegrondverklaring van die bezwaren de boete over 2017 ambtshalve zal verminderen.
4.7
Het Gerecht stelt voorop dat de verzuimboete is bedoeld om de belastingplichtige die, zoals belanghebbende, te laat heeft betaald, in te scherpen dat zij betalingstermijnen volledig dient na te komen. Dat neemt niet weg dat het aan de rechter is om per geval te beoordelen of de opgelegde boete passend en geboden is. Belanghebbende heeft verklaard dat zij er op 3 juli 2018 achter kwam dat de aangifte winstbelasting 2017 onjuist was omdat ten onrechte een bedrag van NAf 4.608 aan verliescompensatie was opgevoerd. Belanghebbende heeft deze fout gecorrigeerd en op basis daarvan op 4 juli 2018 een herziene aangifte winstbelasting 2017 gedaan en het hierdoor meer-verschuldigde bedrag, groot NAf 691 voldaan. Voor zover belanghebbende hiermee heeft willen stellen dat hierdoor sprake is van afwezigheid van alle schuld, verwerpt het Gerecht deze stelling. Belanghebbende heeft immers zelf in eerste instantie foutief aangifte gedaan en als gevolg daarvan te weinig betaald. Voor zover belanghebbende hiermee heeft willen betogen dat de opgelegde verzuimboete te hoog is, slaagt dit betoog. Gelet op de hiervoor vermelde door belanghebbende gegeven verklaring voor de te late betaling, in combinatie met de omstandigheid dat belanghebbende zelf aanvullend aangifte heeft gedaan en het meer-verschuldigde bedrag slechts een dag te laat heeft betaald, acht het Gerecht een matiging van de verzuimboete op haar plaats. Het Gerecht acht een boete van NAf 500 passend en geboden.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten, nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de boete vast op NAf 500; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 15 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500