ECLI:NL:OGEAC:2021:182

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
CUR202002247
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaarschrift tegen aanslag inkomstenbelasting na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 3 september 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door belanghebbende is ingediend tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015. De aanslag was op 26 juli 2019 opgelegd, en belanghebbende diende zijn bezwaarschrift pas op 9 december 2019 in, wat buiten de wettelijke termijn van twee maanden viel. Belanghebbende voerde aan dat hij door een brand bij de belastingdienst eind augustus 2019 niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, omdat hij niet wist waar hij zijn bezwaarschrift moest indienen. De Inspecteur stelde echter dat er na de brand alternatieve faciliteiten waren ingericht voor het indienen van stukken, en dat het vanaf oktober 2019 weer mogelijk was om bezwaarschriften in te dienen.

Het Gerecht oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat belanghebbende zijn bezwaarschrift niet zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk had ingediend. De Inspecteur had het bezwaar tegen de aanslag dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.

Uitspraak

Uitspraak van 3 september 2021
BBZ nr. CUR202002247
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 26 juli 2019 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 71.246.
1.2
Belanghebbende heeft op 9 december 2019 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2020 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. De Inspecteur heeft de aanslag gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 29 juli 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 18 juni 2021 nadere stukken ingebracht.
1.6
De Inspecteur heeft op 23 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van zijn broer [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. De rechter heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.8
De Inspecteur heeft op 16 juli 2021 het Gerecht een stuk doen toekomen. Het door de Inspecteur ingediende stuk vormt geen aanleiding voor het Gerecht om het onderzoek te heropenen. Het stuk wordt buiten beschouwing gelaten. Het stuk is als bijlage aan deze uitspraak gevoegd.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

2.1
Belanghebbende heeft de niet-ontvankelijkheid verklaring van zijn bezwaar betwist. Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht derhalve de ontvankelijkheid van belanghebbendes bezwaar te beoordelen.
2.2
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.3
Het aanslagbiljet inkomstenbelasting 2015 is gedagtekend op 26 juli 2019. Belanghebbende heeft desgevraagd op de zitting verklaard dat hij de aanslag in de maand juli van het jaar 2019 heeft ontvangen en gelezen. Vervolgens heeft hij op de zitting verklaard dat hij de aanslag op 26 juli 2019 nog niet heeft ontvangen. Mede in het licht van de eerste verklaring acht het Gerecht de tweede verklaring zonder nadere onderbouwing niet geloofwaardig. Gelet op het voorgaande heeft de dagtekening van de aanslag te gelden als de bekendmaking van de aanslag. Het bezwaarschrift is op 9 december 2019 ingediend. Dit bezwaarschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest. Dienaangaande overweegt het Gerecht als volgt.
2.5
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het door de brand bij de belastingdienst, eind augustus 2019, onmogelijk voor hem is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Belanghebbende wist namelijk niet waar hij moest zijn om zijn bezwaarschrift in te dienen.
2.6
De Inspecteur heeft daartegen in gebracht dat de belastingdienst na de brand andere faciliteiten heeft ingericht alwaar stukken ingediend konden worden. De Inspecteur kon niet met zekerheid vermelden wanneer precies het weer mogelijk was om stukken in te dienen. Volgens hem was dit in ieder geval reeds in de tweede of de derde week van september mogelijk. Dit is publiekelijk bekendgemaakt via diverse media, aldus de Inspecteur.
2.7
Uit hetgeen de Inspecteur heeft verklaard, volgt dat het in ieder geval met ingang van de maand oktober 2019 weer mogelijk was om een bezwaarschrift in te dienen bij de belastingdienst. Belanghebbende heeft zijn bezwaarschrift pas op 9 december 2019 ingediend. Het bezwaarschrift had belanghebbende zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk, dat is binnen 2 weken, moeten indienen. Dit is niet gebeurd. Voor de vertraging heeft belanghebbende geen verklaring gegeven. Gelet op het voorgaande acht het Gerecht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2015 naar het oordeel van het Gerecht dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 3 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten
staat de uitspraak te
ondertekenen
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500