ECLI:NL:OGEAC:2021:178

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
CUR202101944
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens het toevoegen van een substantie aan de gemeenschappelijke waterkoker

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao uitspraak gedaan over een verzoek van [verzoeker] tegen de COÖPERATIEVE SPAAR- EN CREDIETVERENIGING SAN PEDRO. [verzoeker] was in dienst als administratief medewerker en werd op 18 juni 2021 ontslagen op staande voet wegens het toevoegen van een substantie, moringa, aan de gemeenschappelijke waterkoker. Dit gebeurde zonder medeweten van zijn collega's, wat leidde tot wantrouwen en onveiligheid op de werkvloer. Het gerecht heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat het handelen van [verzoeker] een dringende reden opleverde. Het gerecht oordeelde dat [verzoeker] niet openhartig was over zijn handelen en dat dit ernstige gevolgen had voor de werkrelatie met zijn collega's. De verzoeken van [verzoeker] om het ontslag nietig te verklaren en om doorbetaling van loon werden afgewezen. Tevens werd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] ontbonden zonder toekenning van een vergoeding, en werd hij veroordeeld in de proceskosten van San Pedro.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Beschikking in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonende in Curaçao,
verzoeker,
verweerder in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigden: mrs. E.J.J. Huizing en N.J.M. Huizing,
--tegen--
de coöperatie,
COÖPERATIEVE SPAAR- EN CREDIETVERENIGING SAN PEDRO,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
verzoekster in het zelfstandig tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.C. Meulen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en San Pedro worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 14 juli 2021, ter griffie ingediend;
- het zelfstandig tegenverzoek met producties, op 6 augustus 2021, ter griffie ingediend;
- de behandeling van het verzoek die plaats heeft gevonden op 11 augustus 2021. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden die mede het woord namens hem hebben gevoerd aan de hand van een overgelegde pleitnota. San Pedro heeft zich laten vertegenwoordigen door de mevrouw [naam 1], secretaris van het bestuur, bijgestaan door haar gemachtigde die mede het woord heeft gevoerd aan de hand van een overgelegd verweerschrift met een zelfstandig tegenverzoek.
1.2.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1. [
verzoeker], geboren op [geboortedatum] [geboortejaar], is op 22 september 2014 in dienst van San Pedro getreden in de functie van ‘administratief medewerker’ laatstelijk tegen een bruto uurloon van NAf 11,07.
2.2.
Op 22 februari 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen San Pedro en [verzoeker]. Aan [verzoeker] is toen te kennen gegeven dat op 19 februari 2021 een incident zou hebben plaatsgevonden waarbij [verzoeker] zich verdacht gedroeg in de buurt van de gemeenschappelijke waterkoker en hij een onbekende vloeistof of een onbekend middel aan de inhoud van de waterkoker zou hebben toegevoegd. Naar aanleiding van dit incident zou een onderzoek worden ingesteld. [verzoeker] heeft het hem verweten handelen tijdens dit gesprek ontkend.
2.3.
Bij brief van diezelfde dag is [verzoeker] voor de duur van het onderzoek op non-actief gesteld en de toegang tot de gebouwen van San Pedro ontzegd.
2.4.
San Pedro heeft aan Forensic Services Caribbean (FSC) opdracht verstrekt het incident van 19 februari 2021 te onderzoeken. De waterkoker in kwestie is met inhoud ter onderzoek aan het Analytisch Diagnostisch Centrum (ADC) overgedragen.
2.5.
Op 18 en 19 maart 2021 hebben gesprekken plaatsgevonden met [verzoeker] door FSC. [verzoeker] heeft in deze gesprekken toegegeven dat hij een substantie aan de gezamenlijke waterkoker heeft toegevoegd, namelijk druppels van ‘moringa’. Uit het rapport van FSC volgt dat [verzoeker] zou hebben verklaard dat hij moringa in warm water of in zijn thee drinkt. Op de vraag aan [verzoeker] waarom hij niet aan zijn collega’s heeft verteld dat hij moringa aan het water in de waterkoker toevoegde, heeft [verzoeker] verklaard dat hij wilde voorkomen dat hem zou worden verweten dat door zijn handelen het water een bijsmaak zou krijgen. Hij zou de moringa daarom ook meestal in de middag gebruiken, omdat weinig collega’s dan nog gebruik maken van de waterkoker. Dit had hij niet meteen aan het bestuur van San Pedro verklaard toen geconfronteerd met het incident, omdat hij zich door het bestuur overvallen voelde met de vraag wat hij in de waterkoker schonk. Hierdoor voelde hij zich niet op zijn gemak om openheid van zaken te geven. Ook zou het bestuur tegen hem hebben gezegd dat er een onderzoek zou plaatsvinden en dit onderzoek wilde hij niet in de weg staan.
2.6.
Op 29 april 2021 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen San Pedro en [verzoeker]. Tijdens dit gesprek geeft [verzoeker] ook aan San Pedro toe dat hij een substantie aan het water in de gemeenschappelijke waterkoker heeft toegevoegd, namelijk moringa. Aan [verzoeker] is een voorstel gedaan de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. [verzoeker] heeft met dit voorstel niet ingestemd en te kennen gegeven de resultaten van het ingestelde onderzoek te willen afwachten.
2.7.
Het resultaat van het onderzoek is door FSC vastgelegd in een rapport gedateerd 8 juni 2021. Voor zover hier van belang, volgt uit het rapport de volgende bevindingen:
- videobeelden tonen dat [verzoeker] een substantie in de gemeenschappelijk gebruikte waterkoker gooit. Omdat hij daar niet transparant over is, wordt wantrouwen bij de collega’s opgewekt;
- uit het onderzoek, waaronder diverse interviews en het vernomen gedrag van [verzoeker], is gebleken dat de werkrelatie met collega’s verstoord is geraakt;
- collega’s voelen zich niet veilig en hebben daarnaast een gevoel van wantrouwen en ongeloof aan het incident overgehouden, dat versterkt wordt door de houding van [verzoeker];
- uit het rapport van ADC blijkt dat in alle drie afgeleverde monsters van water uit de bewuste waterkoker toxische stoffen zijn aangetroffen. Uit het onderzoek en aanvullende antwoorden van ADC kan niet de conclusie worden getrokken dat het handelen van [verzoeker] de directe oorzaak is geweest van de toxische stoffen die zijn aangetroffen in het water in de waterkoker.
2.8.
Bij brief van 18 juni 2021 van San Pedro aan [verzoeker] is het dienstverband met [verzoeker] wegens een dringende reden met onmiddellijke ingang beëindigd. Uit de brief volgt, voor zover hier van belang, het volgende.
2.9. [
verzoeker] heeft bij brief van 23 juni 2021, door tussenkomst van zijn gemachtigde, de nietigheid van het hem aangezegde ontslag op staande voet ingeroepen.
2.10.
Op de brief van [verzoeker] is door San Pedro niet gereageerd. Het loon van [verzoeker] is tot 18 juni 2021 aan hem uitbetaald.

3.De verzoeken en het verweer

3.1. [
verzoeker] verzoekt het gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat het op 18 juni 2021 aan [verzoeker] gegeven ontslag nietig is;
- San Pedro te bevelen tot nakoming van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst middels het weer tewerk stellen van [verzoeker] in de functie van “administratief medewerker” en de doorbetaling van het loon aan [verzoeker], berekend vanaf 1 juli 2021 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd;
- San Pedro te veroordelen tot betaling van de vertragingsrente ad. 50%, te berekenen over het achterstallige loon over de periode van 1 juli 2021 tot de dag van indiening van het verzoekschrift;
- San Pedro te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [
verzoeker] heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van een dringende reden die zou moeten leiden tot ontslag op staande voet, zodat het hem aangezegde ontslag nietig is. De arbeidsovereenkomst is nimmer rechtsgeldig geëindigd en duurt immer voort. San Pedro is daarom gehouden tot doorbetaling van het overeengekomen loon aan hem.
3.3.
San Pedro heeft de stellingen van [verzoeker] weersproken en geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
Zelfstandig tegenverzoek
3.4.
San Pedro verzoekt het gerecht om, bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen San Pedro en [verzoeker], voor zover deze thans nog bestaat en niet is geëindigd op 18 juni 2021, zo spoedig mogelijk te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair bestaande uit een dringende reden en subsidiair bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, doch zonder toekenning van enige vergoeding aan [verzoeker], omdat het ontstaan van de onhoudbare situatie en zeer verstoorde arbeidsrelatie geheel aan [verzoeker] zelf te wijten is, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen, zowel ten aanzien van het verzoek als het tegenverzoek, zal hierna voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek4.1. De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of het aan [verzoeker] op 18 juni 2021 aangezegde ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
4.2. [
verzoeker] heeft in dat kader het volgende gesteld. Weliswaar heeft hij een substantie, namelijk moringa, aan de gezamenlijke waterkoker toegevoegd, maar met dit handelen had hij geen kwade bedoelingen. Volgens hem is moringa een onschuldig kruid, dat hij gebruikte ter bevordering van zijn gezondheid. Hij is daar niet open over geweest met zijn collega’s omdat hij niet in wilde gaan op eventuele vragen over de stand van zijn gezondheid. Voor het feit dat hij de substantie steeds in de gemeenschappelijk gebruikte waterkoker toevoegde in plaats van in zijn eigen drinkgerei heeft [verzoeker] - onder meer - als reden gegeven, dat de substantie mee moet koken met het water. [verzoeker] heeft verder gesteld dat de door ADC aangetroffen giftige stoffen in het door hen onderzochte water in de waterkoker niet van hem afkomstig kunnen zijn geweest. Moringa heeft volgens hem namelijk gezondheid bevorderende eigenschappen en bevat geen toxische stoffen. Nu hij met zijn handelen geen kwade bedoelingen had en hij evenmin schade kon toebrengen aan de gezondheid van collega’s met zijn handelen, levert zijn handelen geen dringende reden op die ontslag op staande voet rechtvaardigt, nog steeds aldus [verzoeker].
4.3.
De bewijslast van het bestaan van een dringende reden voor ontslag op staande voet ligt op de werkgever. San Pedro heeft de stellingen van [verzoeker] weersproken en het volgende aangevoerd. Volgens San Pedro is het handelen van [verzoeker], namelijk het op heimelijke wijze toevoegen van een onbekende substantie aan de gezamenlijk door hem en zijn collega’s gebruikte waterkoker, ernstig genoeg en levert een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Door dit handelen van [verzoeker] voelen de overige werknemers van San Pedro zich niet veilig met [verzoeker] op de werkvloer en vertrouwen zij [verzoeker] niet. Dit zou aan [verzoeker] zelf te wijten zijn omdat hij niet van meet af aan open is geweest over zijn handelen en bedoelingen. Het gevoel van onveiligheid en wantrouwen is alleen verergerd nadat het onderzoek heeft gewezen op giftige stoffen die zijn aangetroffen in monsters van het water uit de gemeenschappelijk gebruikte waterkoker. Volgens San Pedro moet [verzoeker] kunnen begrijpen dat het toevoegen van een substantie - wat dat ook is - aan eten of drinken dat bedoeld is voor gemeenschappelijke consumptie niet acceptabel is. Immers, zo zegt San Pedro, kan een substantie dat goed is voor de ene persoon, desastreuze gevolgen hebben voor de gezondheid van een andere persoon. Daarom levert dit gedrag op zich al een dringende reden voor ontslag op staande voet op, volgens San Pedro. Daar komt bij dat [verzoeker] voor het eerst pas op 18 maart 2021, nadat een onderzoek naar zijn handelen was ingesteld, openheid van zaken heeft gegeven. San Pedro heeft kosten moeten maken voor het laten doen van onderzoek, maar ook heeft San Pedro begeleiding moeten inschakelen voor haar overige werknemers die zich door het handelen van [verzoeker] in hun eerbaarheid aangetast voelden. Ook dit heeft voor extra kosten voor San Pedro gezorgd. Gelet op al het voorgaande is San Pedro van mening dat het door haar aan [verzoeker] aangezegde ontslag op staande voet gerechtvaardigd is geweest.
4.4.
Het gerecht oordeelt als volgt.
4.5.
Met San Pedro is het gerecht van oordeel dat het handelen van [verzoeker] een dringende reden oplevert die ontslag op staande voet rechtvaardigt. Daarvoor is het volgende redengevend. Tussen partijen staat vast dat [verzoeker], zonder medeweten van zijn collega’s, een substantie aan de gezamenlijk gebruikte waterkoker heeft toegevoegd. Ook uit door San Pedro overgelegde videobeelden volgt dat [verzoeker] op heimelijke wijze een substantie aan het water in de gezamenlijk gebruikte waterkoker toevoegt. Op de beelden is te zien dat [verzoeker] daarbij doet alsof hij het water uit de waterkoker, nadat hij daar een substantie aan heeft toegevoegd, in zijn eigen bekertje schenkt. Vervolgens zet hij de waterkoker terug en loopt hij weg. [verzoeker] heeft voorts ter zitting zelf verklaard dat hij vaker de substantie aan het water in de waterkoker heeft toegevoegd en dat hij dit water meerdere malen voor algemeen gebruik door ook zijn collega’s, in de waterkoker heeft laten zitten. Ook heeft [verzoeker] ter zitting bevestigd dat hij zijn collega’s van zijn handelen nooit op de hoogte heeft gesteld. Het gerecht is van oordeel dat dit handelen van [verzoeker] zeer verwerpelijk is. Zo is er door [verzoeker], mocht er al van uit worden gegaan dat [verzoeker] daadwerkelijk moringa aan het water toevoegde, geen rekening mee gehouden dat moringa schadelijk kon zijn voor de gezondheid van een of meerdere collega’s. Ook heeft [verzoeker], door de substantie stiekem aan het water toe te voegen, ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen van zijn collega’s. Dat het handelen van [verzoeker] voor veel onrust op de werkvloer heeft gezorgd, is dan ook heel begrijpelijk en aannemelijk. San Pedro mocht [verzoeker] dit handelen zwaar aanrekenen. Dat het ontslag, nadat het handelen van [verzoeker] op 19 februari 2021 ter kennis was gekomen van San Pedro, pas op 18 juni 2021 aan [verzoeker] is aangezegd, doet aan de rechtsgeldigheid van het ontslag niet af. Immers was San Pedro genoodzaakt uitgebreid onderzoek in te stellen naar het handelen van [verzoeker], nu [verzoeker] in eerste instantie zelf geen openheid van zaken wilde geven. Gelet op de ernst van het handelen, was uitgebreid onderzoek gerechtvaardigd.
4.6.
Nu voldoende vast is komen te staan dat het handelen van [verzoeker] een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde, is de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] rechtsgeldig op 18 juni 2021 beëindigd en komen de verzoeken van [verzoeker] niet voor toewijzing in aanmerking.
Zelfstandig tegenverzoek
4.7.
San Pedro verzoekt het gerecht om, voor het geval in rechte komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 18 juni 2021 niet rechtsgeldig is geëindigd, de arbeidsovereenkomst met hem op zo kort mogelijke termijn te ontbinden.
4.8.
Het gerecht is van oordeel dat, in het geval in rechte zou komen vast te staan dat het aan [verzoeker] aangezegde ontslag op staande voet nietig is, het handelen van [verzoeker], gelet op hetgeen reeds overwogen in r.o. 4.5., in ieder geval dient te worden beschouwd als gewichtige redenen welke een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:16150 eerste lid zouden hebben opgeleverd. Het gerecht zal reeds daarom, voor het geval in rechte zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst na 18 juni 2021 voortduurt, de arbeidsovereenkomst met ingang van de datum van deze beschikking ontbinden.
4.9.
Nu de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gelegen in een omstandigheid welke een dringende reden zou hebben opgeleverd, is toekenning van een billijke vergoeding niet aan de orde.
Kosten
4.10. [
verzoeker] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van San Pedro. Die worden tot op heden begroot op NAf 1.500,-.

5.De beslissing

Het gerecht:
Op het verzoek en het zelfstandig tegenverzoek
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] met ingang van de datum van deze beschikking zonder toekenning van een vergoeding aan [verzoeker], voor zover in rechte komt vast te staan dat de arbeidsrelatie tussen [verzoeker] en San Pedro na 18 juni 2021 voortduurt;
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van San Pedro en tot op heden begroot op NAf 1.500,-;
5.4.
wijst het door San Pedro meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.M. Lasten, rechter in dit gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 september 2021.