ECLI:NL:OGEAC:2021:174

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
500.00210/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan beroving met vuurwapengebruik in Curaçao

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan een beroving met vuurwapengebruik. De zaak werd op 12 maart 2021 behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moeniralam. De officier van justitie, mr. A.B. Bennett, eiste een gevangenisstraf van zeven jaren, met onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de patronen. De benadeelde partij heeft zich gevoegd in het proces met een vordering tot schadevergoeding van Naf 19.348,-. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.

De tenlastelegging omvatte dat de verdachte op 21 augustus 2020, samen met anderen, met geweld en bedreiging met geweld de benadeelde partij heeft gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf de beroving heeft gepleegd, wel actief betrokken was bij het beramen en uitvoeren van het plan, en dat zijn bijdrage voldoende was voor een veroordeling. De verdachte werd schuldig bevonden aan afpersing en het medeplegen van een overtreding van de Vuurwapenverordening.

Het Gerecht legde een gevangenisstraf van vijf jaren op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. Het Gerecht besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00210/20

Uitspraak: 31 maart 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.S.M. Moeniralam, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. A.B. Bennett, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1, tweede cumulatief/alternatief en het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de scherpe patronen en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van Naf 19.348, -, de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het eerste ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft zij verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1.
dat hij op 21 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
  • een tas inhoudende ongeveer Na
  • een (wit)kleurig mobiele telefoon (van het merk Samsung, model J5) en/of,
  • een (rood)kleurig mobiele telefoon (van het merk
in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
erte maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
  • (dreigend) in de richting van die [benadeelde]te gaan en/of lopen en/of,
  • (een) of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [benadeelde]voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/of te laden en/of aan/tegen het hoofd van die [benadeelde] te plaatsen en/of drukken en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [benadeelde] te zeggen om rustig te blijven en/of met hem, verdachte naar binnen te gaan en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [BENADEELDE] te zeggen om alles aan hem, verdachte
en/of
dat hij op of omstreeks 21 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020 in Cura
çao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [BENADEELDE][benadeelde], heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van,
  • een tas inhoudende ongeveer Na
  • een (wit)kleurig
  • een (rood)kleurig
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • (dreigend) in de richting van die [BENADEELDE] te gaan en/of lopen en/of,
  • (een) of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [BENADEELDE] voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/of te laden en/of aan/tegen het hoofd van die [BENADEELDE] te plaatsen en/of drukken en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [BENADEELDE] te zeggen om rustig te blijven en/of met hem naar binnen te gaan en/of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegen die [BENADEELDE] te dwingen om alles aan hem, verdachte
2.
dat hij op of omstreeks 21 augustus 2020, althans in of omstreeks de maand augustus 2020 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), te weten een (vuist)vuurwapen (van het merk Beretta) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, te weten zestien (16) stuks, kaliber 9x19 in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks21 augustus 2020,
althans in of omstreeks de maand augustus 2020in Cura
çao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
die[benadeelde], heeft
/hebbengedwongen tot de afgifte van,
  • een tas inhoudende ongeveer Na
  • een
  • een
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
bestaande
dat geweld en/ofdie bedreiging met geweld uit het opzettelijk,
  • (dreigend) in de richting van die [BENADEELDE] te gaan en/of lopen en/of,
  • (een
    ) of meerderevuurwapen
    (s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt(e) voorwerp(en) (aan) (op) die [BENADEELDE] voor te houden en/of te tonen en/of te richten en/of gericht houden en/ofte laden en
    /of aan/tegen het hoofd van die [BENADEELDE] te plaatsen
    en/of drukkenen
    /of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon)tegen die [BENADEELDE] te zeggen om rustig te blijven en
    /of met hemnaar binnen te gaan en
    /of,
  • (op agressieve en/of dreigende toon) tegendie [BENADEELDE] te dwingen om alles
    aan hem, verdachte,af te geven
    .
2.
dat hij
op of omstreeks 21 augustus 2020, althans in ofomstreeks de maand augustus 2020 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een
of meervuurwapen
(s), te weten een
(vuist
)vuurwapen
(van het merk Beretta
)in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en
/ofmunitie, te weten zestien (16) stuks, kaliber 9x19 in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Feit 1:
1. benadeelde] deed op 21 augustus 2020 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 20 augustus 2020 omstreeks 20:00 uur heb ik mijn vriendin [vriendin benadeelde] opgehaald. Omstreeks 00:35 uur ben ik thuis gearriveerd en stapte uit mijn auto en ging het hek open doen om naar binnen te gaan. Toen ik het hek dicht ging doen werd ik verrast door een voor mij onbekende manspersoon die helemaal in het zwart was gekleed. Hij droeg een pet en een capuchon op zijn hoofd. Deze onbekende man had mij bedreigd door een nikkelkleurig vuurwapen tegen mijn hoofd te plaatsen. Vervolgens zei hij tegen mij om rustig te blijven en met hem naar binnen te gaan. Hij liep met mij direct naar mijn voertuig en zei om hem alles te geven, zowel mijn telefoon als de tas inhoudende Naf 15.000, -. Op dat moment had ik tegen mijn vriendin [vriendin benadeelde], die bij mij in de auto zat, gezegd om de man haar tas te geven. Mijn vriendin gaf mijn schoudertas die onder de autostoel verscholen lag aan de man.
In de schoudertas zat een bedrag van ongeveer Naf 15.000, -, een witkleurige mobiele telefoon van het merk Samsung model J5 en een roodkleurige iPhone model 7.” [2]
2. De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 maart 2021 als volgt verklaard:
“[vriendin benadeelde] had tegen mijn vriendin, tevens haar nicht, [vriendin verdachte] gezegd dat haar vriend met een schoudertas rondloopt met daarin Naf 18.000, -. Ik vond wat de vriend van [vriendin benadeelde] had gedaan niet terecht en had tegen [vriendin verdachte] gezegd om tegen [vriendin benadeelde] te zeggen dat ik voormeld bedrag van de vriend van [vriendin benadeelde], [benadeelde], kon wegnemen. Vervolgens gaf [vriendin benadeelde] al de handelingen van [roepnaam benadeelde] aan ons door: wat voor soort auto hij reed, waar hij werkzaam was en zijn adres.
Ik heb een kennis, wiens naam ik niet wil noemen, gevraagd om de beroving voor mij te doen. Zijnde bij [strand 1] stuurde mijn vriendin [vriendin verdachte] mij een bericht door dat [vriendin benadeelde] naar haar stuurde, zeggende dat zij onderweg waren naar de woning van [roepnaam benadeelde]. Hierna reden wij naar de woning van [roepnaam benadeelde] in [[wijk 2]]. Ik bleef achter het stuur zitten en mijn kennis was degene die uitstapte en de beroving ging plegen. Toen hij daarvan terugkwam reden wij in mijn auto naar [[wijk 3]], waar ik hem had afgezet. Tevens hadden wij de buit verdeeld. Ik kreeg vijfduizend gulden.“ [3]
3. Op 9 september 2020, omstreeks 16:00 uur, werd de medeverdachte [vriendin benadeelde] nader verhoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“[benadeelde] en ik hebben een liefdesrelatie van ongeveer een jaar. Op 8 augustus 2020 toen wij aan het vrijen waren, heb ik dit opgenomen. Hierna had [benadeelde] aan mij gevraagd of ik de video-opnames naar hem kon opsturen. Wat ik ook deed. Op 12 augustus 2020 werd ik door kennissen gebeld die mij mededeelden dat op Whatsapp twee video-opnames waarin [benadeelde] en ik aan het vrijen waren, rondgingen. Na vijf dagen kwam ik erachter dat [benadeelde] de twee video-opnames voor de groep en nog drie telefoonnummers had gestuurd.
Ik was op de hoogte dat [benadeelde] in het bezit was van een groot geldbedrag. Zijnde bij mijn vriendin in [wijk 3] op bezoek had ik een gesprek met mijn nicht [vriendin verdachte] gevoerd. Ik heb haar over al het gebeurde verteld, dus over het geld en dat mijn video-opnames op ‘social-media’ rondgingen. Ik was zeer kwaad.
Ik vertelde [vriendin verdachte] dat [benadeelde] in het bezit was van het resterende Naf 15.000, -. Ik heb [vriendin verdachte] alle informatie omtrent [benadeelde] gegeven. Dus waar hij naartoe ging, over het geld waarover hij beschikte: zijn hele bewegingspatroon. [Vriendin verdachte] had tegen mij gezegd dat haar vriend er werk van zou gaan maken. Wij hadden afgesproken dat ik haar op de hoogte zou houden omtrent het bewegingspatroon van [benadeelde].
Ongeveer vier dagen later gaf [vriendin verdachte] mij te kennen dat haar vriend samen met anderen [benadeelde] al een week volgden zonder dat ze hem te pakken konden krijgen. [Vriendin verdachte] gaf mij aan dat ze nog een paar dagen zullen wachten, anders moest ik meedoen met de beroving.
De volgende dag kwam [vriendin verdachte] weer bij mij thuis. Zij gaf aan dat ik samen met [benadeelde] op stap moest gaan, zodat ze hem konden beroven.
Ik had [benadeelde] gebeld en gaf hem aan dat ik hem een laatste kans zal geven en dat wij die avond op stap zouden gaan. Op dat moment had ik [vriendin verdachte] gebeld en haar medegedeeld wat ik van plan was. Voordat [benadeelde] mij kwam ophalen waren wij aan het praten over welk strand het beste was om naartoe te gaan. [Vriendin verdachte] had tegen mij gezegd dat haar vriend tegen haar had gezegd dat het bij [strand 2] te druk was. [Vriendin verdachte] had zes foto’s voor mij gestuurd, om mij aan te wijzen waar ze precies stonden.
[Benadeelde] en ik reden naar zijn zus in [wijk 1] om mijn kinderen daar af te zetten. Zijnde bij de woning van de zus van [benadeelde], sprak ik met [vriendin verdachte] via Whatsapp. Ik gaf haar aan dat wij aan het vertrekken waren. Zijnde bij [strand 2] gaf ik aan [benadeelde] aan om zijn tas onder zijn autostoel te zetten. Via Whatsapp gaf ik aan [vriendin verdachte] aan dat ik naar huis ging.
Bij de woning van [benadeelde] te [adres 2] aangekomen, stapte deze uit de auto om het hek open te doen. Ik zag in de spiegel van de auto dat [benadeelde] met iemand stond te praten. Kort daarna zag ik in de binnenspiegel hoe de man het vuurwapen tegen het hoofd van [benadeelde] hield en dat ze samen richting de auto liepen.
De man zei tegen [benadeelde] om zijn smoel dicht te houden en liet hem op de vloer liggen, met het vuurwapen nog steeds tegen zijn hoofd gedrukt. Hij laadde door. De man vroeg mij voor beide mobiele telefoons. Ik gaf hem mijn mobiele telefoon en die van [benadeelde].
Hij eiste de tas van [benadeelde] inhoudende de hoeveelheid geldbedrag. Ik schrok en gaf hem de tas inhoudende het geldbedrag.” [4]
4. Op 14 september 2020, omstreeks 15:45 uur, werd de medeverdachte [vriendin verdachte] verhoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“In de week voor 21 augustus 2020 vertelde [vriendin benadeelde] mij dat haar vriend “[roepnaam benadeelde]” hun seksvideo-opnames naar drie verschillende vrouwen en een mannen appgroep had rondgestuurd. Tevens zei ze dat ze wraak op [roepnaam benadeelde] wilde nemen. Verder vertelde [vriendin benadeelde] dat [roepnaam benadeelde] met een contante geldsom van Naf 20.000, - rondreed en dat zij iemand nodig heeft om een beroving op haar en [roepnaam benadeelde] te plegen. Gedurende dat gesprek was ik vergezeld van mijn liefdesvriend [verdachte]. Als ik mij niet vergis heeft de politie het gebruikte vuurwapen aangetroffen. Het ligt normaliter op de klerenkast in ons kamer.” [5]
5. Op 15 september 2020, omstreeks 14:30 uur, werd de medeverdachte [vriendin verdachte] nader verhoord. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Ik heb tegen [vriendin benadeelde] gezegd dat ik iemand heb die de beroving op [roepnaam benadeelde] kon plegen. Op dat moment was ik thuis vergezeld van [verdachte]. Ik had mijn mobiele telefoon op luidspreker gezet, zodat [verdachte] ook mee kon luisteren. Ik heb [verdachte] gevraagd of hij bereid was. [Verdachte] ging ermee akkoord. [Vriendin benadeelde] had ons uitgelegd dat [roepnaam benadeelde] met haar op stap wilde gaan en dat zij ervoor zal zorgen dat zij naar hun vaste plekken zullen gaan.
[Vriendin benadeelde] had ons zelfs uitgelegd hoe de beroving moest gaan. Zij zullen naar een strand gaan. Wanneer ze bij het strand aankomen, moest [verdachte] hen beroven. Tijdens de beroving moest [verdachte] de tas inhoudende het geldbedrag eisen en moest hij hun mobiele telefoons wegnemen. Zij zou zelf de tas aan [verdachte] geven. Zij hadden afgesproken dat de beroving die nacht moest plaatsvinden. In de middaguren had [vriendin benadeelde] een Whatsappbericht naar mij gestuurd. In dat bericht gaf ze aan dat [roepnaam benadeelde] niet meer naar het strand wilde gaan. Daarna had ze mij via Whatsapp gebeld. Op dat moment had ik mijn mobiele telefoon weer op luidspreker gezet zodat [verdachte] mee kon luisteren. [Vriendin benadeelde] gaf aan dat zij een uitleg zal geven over de route naar de woning van [roepnaam benadeelde] in [[wijk 2]], dus alwaar de beroving had plaatsgevonden.
Toen ze naar de woning van [roepnaam benadeelde] gingen, heeft [vriendin benadeelde] mij dit via een Whatsappbericht doorgegeven. Omdat [verdachte] op dat moment al op straat was, had ik hem een Whatsappbericht gestuurd zeggende dat [vriendin benadeelde] en [roepnaam benadeelde] onderweg waren naar de woning van [roepnaam benadeelde] te [[wijk 2]].
Het klopt dat ik zes foto’s naar [vriendin benadeelde] had gestuurd. In eerste instantie zou de beroving bij het strand in de omgeving van [strand 2] plaatsvinden. [Verdachte] was toen al in de omgeving van [strand 2] in afwachting van [roepnaam benadeelde] en [vriendin benadeelde].” [6]
Feit 2:
1. Op 14 september 2020, omstreeks 13:17 uur, werd er een huiszoeking op het adres [adres 3] gedaan. Tijdens de huiszoeking werd er onder meer een zwart vuurwapen in beslag genomen. [7]
2. In een aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie met nummer 000848 is vermeld, zakelijk weergegeven:
“In de zaak van de verdachte [verdachte], [adres 3], is in beslag genomen een vuurwapen van het merk Beretta, met serienummer [wapennummer] en 16 stuks munitie kaliber 9x19.” [8]
3. De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 maart 2021 het volgende verklaard:
“Het vuurwapen dat ze op 14 september 2020 bij mij thuis hebben aangetroffen is van mij.” [9]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en de getuigen – althans voor zover zij de verdachte daarin belasten – onbetrouwbaar zijn, omdat een ander dan de verdachte de overval feitelijk heeft gepleegd.
Het Gerecht ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [vriendin verdachte] en [vriendin benadeelde] afgelegde verklaringen.
[Vriendin verdachte] heeft consistent en gedetailleerd verklaard dat zij samen met [vriendin benadeelde] plannen heeft gemaakt hoe zij door de inzet van [verdachte] het geld van de aangever in hun bezit zouden kunnen krijgen, hetgeen ook is gebeurd. Die verklaring vindt steun in de verklaringen van [vriendin benadeelde], die heeft verklaard dat [vriendin verdachte] haar zei dat de verdachte ‘er werk van zou maken’ en dat hij de aangever aan het volgen was. De verklaringen van [vriendin benadeelde] en [vriendin verdachte] vinden voorts steun in de eigen verklaring van de verdachte.
Het Gerecht ziet wel aanleiding om, met de verdachte, aan te nemen dat een door hem ingeschakelde kennis de beroving feitelijk heeft uitgevoerd, terwijl de verdachte in de auto is blijven zitten. Het Gerecht baseert dit op het feit dat de aangever in eerste instantie heeft verklaard dat de overval was gepleegd door een voor hem onbekende man en pas later zegt dat hij de verdachte als zodanig heeft herkend, terwijl het voorts niet aannemelijk is dat de verdachte zich, zonder gezichtsbedekking, zou hebben blootgesteld aan het risico van (latere) herkenning door de vriend van zijn partners nicht.
Nu de verdachte actief betrokken was bij zowel het beramen van het plan als het uitvoeren ervan, ter plekke aanwezig was en zijn kennis naar en van de plaats delict heeft vervoerd, en ook in de buit heeft gedeeld, was zijn bijdrage van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1, tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 1:123 juncto artikel 2:294 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing van [benadeelde], waarbij is gedreigd met een vuurwapen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk feit zich veelal nog lange tijd angstig en onveilig voelen. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Het verboden en ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en vormt een inbreuk op de rechtsorde. Het Gerecht rekent de verdachte deze feiten ernstig aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het uittreksel uit de Nederlandse Justitiële Documentatie respectievelijk de Strafkaart van de verdachte blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld, laatstelijk in 2017 voor vuurwapenbezit tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het delict nog in de proeftijd van de op die veroordeling gevolgde voorwaardelijke invrijheidstelling. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden om opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
De reclassering acht het recidivegevaar groot. Dit alles weegt in het nadeel van de verdachte.
Het Gerecht is, na dit en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het vuurwapen en de munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot deze voorwerpen en het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen en munitie is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal deze voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven zelf zorg te zullen dragen voor de teruggave aan de verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Hij vordert Naf 17.398, - aan materiele schadevergoeding en Naf 5.000, - aan immateriële schadevergoeding. De vordering van de materiele schadevergoeding is als volgt opgebouwd:
Schadepost
Bedrag (in Naf)
1 Samsung J5
499
1 Apple iPhone 7
799
Weggenomen geld
15
Loonderving
1.1
Totaal
17.398
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde]als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van Naf 16.298, -, omvattend het afgeperste geldbedrag van Naf 15.000, - plus de waarde van de twee telefoons. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht acht de immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van Naf 2.500, -.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde loonderving niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in de vordering en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:74, 1:75, 1:76 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, tweede cumulatief/alternatief en onder 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
  • kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
  • beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuistvuurwapen van het merk Beretta, serienummer [wapennummer], kaliber 9 mm en de zestien scherpe patronen van het kaliber 9x19, voorzien van de bodemstempel S8B;
  • wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade toe tot een bedrag van
  • verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
  • legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat indien en voor zover een van de mededaders van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, bijgestaan door mr. O.H.M. Leito, zittingsgriffier, en op 31 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Unit Lokaal Ernstige Criminaliteit) d.d. 2 februari 2021, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2020029390 en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”, paginanummers 1-157.
2.Proces-verbaal van aangifte van het Korps Politie Curaçao, d.d. 22 augustus 2020, geregistreerd onder document code: 2020029390_20200908_122932.doc, dossierpagina’s 23-28.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
4.Proces-verbaal van 2de verhoor (persoonsgericht) verdachte [vriendin benadeelde] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 9 september 2020, geregistreerd onder document code: 20200909.1600, dossierpagina’s 73-78.
5.Proces-verbaal van 1ste verhoor (persoonsgericht) verdachte [vriendin verdachte] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 14 september 2020, geregistreerd onder document code: 20200914.15.45, dossierpagina’s 104-109.
6.Proces-verbaal van 2de verhoor (persoonsgericht) verdachte [vriendin verdachte] van het Korps Politie Curaçao, d.d. 15 september 2020, geregistreerd onder document code: 20200915 14.30, dossierpagina’s 110-116.
7.Proces-verbaal van zoeking: adres: [adres 3] nummer 19 van het Korps Politie Curaçao, d.d. 14 september 2020, geregistreerd onder het proces-verbaalnummer 2020029390.20200914.1600, dossierpagina’s 90-93.
8.Aanbiedingsbrief vuurwapens en/of munitie van het Korps Politie Curaçao (Team Forensische Opsporing) nummer 000848, dossierpagina 54.
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 maart 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.