Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Het procesverloop
- het inleidend verzoekschrift met bijlagen (hierna: producties), op 24 april 2020 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek, tevens inhoudende vermindering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Non-exclusive Client Referral Agreement’ (hierna: de overeenkomst) overeengekomen. De overeenkomst luidt, voor zover van belang voor deze zaak, als volgt:
[gedaagde]wishes to offer her banking services to clients categorized as non-residents of Curacao;
Thirdly, [gedaagde] will pay a retainer fee of the gross interest rate offered by [gedaagde] the balance in (interest bearing) time deposits, to be determined on a case by case basis. So, this fee will be borne by the client and will not be an incremental expense for [gedaagde]. This fee is paid on monthly basis based on the average balance during the month”
Venezuelan Related Special Accounts Services
Fee update letter Venezuelan Related Special Accounts Services
- 1.5% for [gedaagde];
- 1.9% for [onderneming];
- 3.6% for [eiseres]”
3.De vorderingen en verweren
- EUR 104.667, dan wel de tegenwaarde daarvan in NAf, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2020;
- de incassokosten van EUR 18.900, dan wel de tegenwaarde daarvan in NAf;
- de proceskosten.
4.De beoordeling
executive order 13850) overgelegd, waarin de sancties worden weergegeven. Hierin wordt verwezen naar vijf eerdere presidentiële bevelen in de periode van 8 maart 2015 tot en met 21 mei 2018 over de Amerikaanse opvattingen over de situatie in Venezuela. Het is bovendien aannemelijk dat in de afzonderlijke fee voor deze transacties, die [gedaagde] met [rekeninghouder] is overeengekomen, is verdisconteerd dat transacties met ondernemingen gelieerd aan de Venezolaanse overheid moeizaam zouden kunnen verlopen. Daarnaast geldt dat de inkomende transacties, waarover de fee van [rekeninghouder] zou worden berekend, al binnen waren voordat de sancties zijn afgekondigd. Aangezien [gedaagde] met [rekeninghouder] is overeengekomen dat deze fee direct opeisbaar was, moet worden aangenomen dat het de eigen keuze was van [gedaagde] om te wachten met het in rekening brengen van deze fee. Op grond van de e-mail van 22 januari 2020 van de algemeen directeur van [gedaagde] (productie 6 en 7 conclusie van repliek) kan worden aangenomen dat [gedaagde] door een administratieve omissie de fee niet tijdig in rekening heeft gebracht. Deze omstandigheid komt voor rekening en risico van [gedaagde], aangezien [eiseres] hierop geen invloed heeft kunnen uitoefenen. Ten slotte voert [gedaagde] zelf aan dat [rekeninghouder] zich op het standpunt stelde dat de inkomende transacties afkomstig waren van een onderneming waarop de sancties niet van toepassing waren. [gedaagde] heeft dit nergens weersproken. Zij voert alleen aan dat de uitgaande transacties door de sancties werden vertraagd. Aangezien de commissie niet over deze transacties wordt berekend en [eiseres] op deze transacties geen invloed heeft kunnen uitoefenen, komt ook deze omstandigheid voor rekening en risico van [gedaagde].
- explootkosten NAf 359,15
- griffierecht NAf 2.440,00
- salaris gemachtigde