ECLI:NL:OGEAC:2021:161

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
500.00011/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en gewoontewitwassen door notaris met aanzienlijke geldbedragen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, een notaris, die beschuldigd werd van verduistering en gewoontewitwassen. De verdachte had in de periode van 28 december 2009 tot en met 25 april 2019, als ambtenaar, opzettelijk geldbedragen verduisterd die hij onder zich had in zijn hoedanigheid als notaris. Het betrof een totaalbedrag van 1,4 miljoen ANG dat was onttrokken aan de derdengeldenrekening van de Stichting derdengelden van zijn notariskantoor. De verdachte had deze gelden overgemaakt naar zijn persoonlijke bankrekeningen, waarbij hij gebruik maakte van onjuiste omschrijvingen zoals 'lening' en 'onroerend goed transactie'. Het gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering door het schenden van het vertrouwen dat derden in de derdengeldenrekening hadden. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan gewoontewitwassen, omdat hij de criminele herkomst van de verduisterde gelden verhulde door deze om te zetten in luxe goederen en zijn levensonderhoud. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden en een beroepsverbod van vijf jaar als notaris. Tevens werd de gevangenneming van de verdachte bevolen.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00011/21 (strafzaak)

Uitspraak: 10 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van dit gerecht in de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] in Curaçao
wonende in Curaçao, [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 augustus 2021.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte, zijn raadsvrouw en raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting van 20 augustus 2021 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging is een kopie aan dit vonnis gehecht. De daarin vermelde gewijzigde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
-
ten aanzien van feit 1 primair
het als ambtenaar of als een met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon, opzettelijk verduisteren van na te noemen geldbedragen:
  • een totaalbedrag van 1.000.000 ANG en/of
  • een totaalbedrag van 250.000 ANG en/of
  • een totaalbedrag van 128.500 ANG en/of
  • een totaalbedrag van 67.500 ANG en/of
  • een totaalbedrag van 6000 ANG;
-
ten aanzien van feit 1 subsidiair
het verduisteren van bovengenoemde geldbedragen, toebehorende aan een ander of anderen, welke geldbedragen de verdachte uit hoofde van zijn beroep als notaris onder zich had;
-
ten aanzien van feit 2
het (gewoonte)witwassen van deze geldbedragen.
Overwegingen ten aanzien van feit 1 primair: verduistering door een ambtenaar.
Aan de verdachte is na wijziging tenlastelegging onder feit 1 primair ten laste gelegd dat hij als ambtenaar geldbedragen heeft verduisterd. Dit wetsartikel staat in artikel 2:348 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) onder het kopje Ambtsmisdrijven in titel XXVIII. Het is een zogenaamd gemengd ambtsmisdrijf nu het gronddelict van verduistering waarnaar dit wetsartikel verwijst, ook strafbaar is gesteld als het door een niet ambtenaar wordt gepleegd. Het commune gronddelict van verduistering waarnaar dit artikel verwijst is strafbaar gesteld in artikel 2:299 Sr. en luidt als volgt:
Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toe-eigent, wordt als schuldig aan verduistering gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
In het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit ontbreekt het bestanddeel dat in het gronddelict van verduistering is opgenomen namelijk: “geheel of ten dele aan een ander/anderen toebehoren”, waardoor het feit indien bewezen, niet kan worden gekwalificeerd. Doordat in de tenlastelegging wordt verwezen naar dit gronddelict en in de feitelijke uitwerking vervolgens is opgenomen dat het om geldbedragen gaat die op de derdengeldrekening van de notarispraktijk stonden, zijnde een rekening die bestemd is om gelden die toebehoren “aan een ander of anderen dan aan de verdachte” af te zonderen van het vermogen van de notarispraktijk en haar relaties, is het gerecht van oordeel dat dit bestanddeel (zonder grondslagverlating) kan worden ingelezen in feit 1 primair. Daarbij komt dat onder feit 1 subsidiair, dat ziet op hetzelfde feitencomplex als het primaire delict, dit ontbrekende bestanddeel wel is opgenomen, en de verdachte dit ook zo heeft begrepen aangezien het ruimschoots onderwerp is geweest van het onderzoek ter terechtzitting, zoals ook uit de schriftelijke pleitnoties van de raadsvrouw blijkt.
Voor zover in de tenlastelegging overigens nog taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, leest het gerecht deze in de bewezenverklaring cursief verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad aangezien het hier telkens gaat om een aanpassing van ondergeschikte betekenis die geen wezenlijke wijziging in de feitelijke omschrijving van het feit teweegbrengt.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht daarom wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat
-
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
hij in de periode van 28 december 2009 tot en met 25 april 2019 in Curaçao, als ambtenaar opzettelijk telkens geldbedragen die hij in zijn bediening onder zich had en die geheel of ten dele aan een ander of aan anderen toebehoorde(n) heeft verduisterd, hebben hij opzettelijk
  • een totaalbedrag van 1.000.000 ANG en
  • een totaalbedrag van 250.000 ANG en
  • een totaalbedrag van 128.500 ANG en
  • een bedrag van 67.500 ANG en
  • een bedrag van 6000 ANG
welke geld
bedragenhij, de verdachte, anders dan door misdrijf, immers uit hoofde van zijn bediening als notaris op de derdengeldrekening van zijn notarispraktijk onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
hij in de periode van 28 december 2009 tot en met 31 mei 2019 in Curaçao, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft de verdachte onderstaande geldbedragen verworven, omgezet en van genoemde geldbedragen gebruik gemaakt te weten:
  • op 28 december 2009 een totaalbedrag van 1.000.000 ANG, overgeschreven van de bankrekening gelieerd aan de Stichting derdengelden [naam notariskantoor],
  • in het jaar 2010/2011 op verschillende tijdstippen afschrijvingen van zijn MCB bankrekening [nummer] gedaan, in verband met (
  • in het jaar 2012 op verschillende tijdstippen een totaalbedrag van 250.000 ANG in acht transacties
  • in het jaar 2013 op verschillende tijdstippen een totaalbedrag van 128.500 ANG in zeven transacties
  • op 21 december 2017 een bedrag van 67.500 ANG
  • op 25 april 2019 een bedrag van 6.000 ANG
Het gerecht acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het gerecht bezigt de hierna vermelde bewijsmiddelen, ook in hun onderdelen, telkens slechts ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. Voor zover het geschriften zijn als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, worden zij – ook in hun onderdelen - telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen

1.1
De verklaring van
de verdachteafgelegd ter terechtzitting bij het gerecht in eerste aanleg van 20 augustus 2021. Deze verklaring houdt in, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
(ad 1 primair)
Ik ben 35 jaar notaris in Curaçao. Volgens de wet in Curaçao (Landsverordening op het notarisambt) ben ik ambtenaar en tevens ondernemer. Ik ontvang geen pensioen van het Land. Ik heb tot 2011 samen met [partner] een notariskantoor gehad totdat hij zelfstandig werd. Vanaf 25 juli 2011 heet het kantoor dan ook notariskantoor [naam] N.V. Ik houd mij bezig met allerhande zaken waaronder de verdeling van boedels en overdracht van huizen op huurgronden van de overheid. Het klopt dat op 24 oktober 2002 de Stichting derdengelden [naam notariskantoor] is opgericht. Deze stichting heeft als doel om de gelden van cliënten die zij storten op deze derdengeldrekening van ons kantoor, af te scheiden van het vermogen van het notariskantoor. Daartoe heeft de Stichting verschillende bankrekeningen geopend bij verschillende banken op Curaçao. Ik ben bestuurslid van de Stichting en tekeningsbevoegd op de bankrekeningen van de Stichting. aan het overmaken van de gelden van de derdenrekening ligt ook een bestuursbesluit ten grondslag. Uiteindelijk ben ik eindverantwoordelijk voor de Stichting en het Notariskantoor.
Op 28 december 2009 is in mijn opdracht 1 miljoen ANG overgemaakt van de bankrekening van de Stichting naar de bankrekening van mijn moeder. Haar meisjesnaam is [naam]. Deze overboeking is terug te vinden op de grootboekrekening (het gerecht begrijpt: grootboekrekening 1995, december 2009) van de Stichting. U zegt mij dat de omschrijving bij die overboeking was onroerend goed transactie [plaatsnaam]. Dat zou kunnen. Vervolgens heeft mijn moeder dit geld in verschillende transacties overgeboekt naar mijn privé bankrekening bij de MCB [nummer] en één keer bij de BdC [nummer]. Bij sommige van deze transacties stond als omschrijving “lening”, terwijl het geen lening was. In 2012 en 2013 heb ik in verschillende keren een totaalbedrag van 250.000 ANG en 128.500 ANG per cheque gestort op mijn persoonlijke bankrekening bij de MCB [nummer]. Ook deze gelden waren afkomstig van de Stichting derdengelden. Op 21 december 2017 is er een bedrag van 67.500 ANG afkomstig van de bankrekening van de Stichting op mijn privé bankrekening bij de MCB [nummer] gestort en op 25 april 2019 is er een bedrag van 6.000 ANG op die bankrekening gestort. Het klopt dat een registeraccountant jaarlijks de administratie van het notariskantoor en de Stichting controleert.
(ad 2)
Ik heb dit geld uitgegeven. Ik heb het in ieder geval niet op mijn bankrekening laten staan. Ik heb het gebruikt onder meer voor de aankoop van een stuk grond in Bottelier, voor de bouwwerkzaamheden op dit kavel en voor de aankoop van een auto en een piano van Steinway&Sons. Ik heb er van geleefd.
2.1.
Een proces-verbaal van 14 juli 2020, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren D. J. van den Broek en M. van der Woude. Dit proces-verbaal houdt in als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
de verdachte:
(ad 1 primair)
Ik ben in 1999 mijn eigen praktijk begonnen, samen met kandidaat-notaris [partner]. In 2010 werd hij benoemd tot notaris en is hij zelfstandig geworden. Mijn kantoor is een naamloze vennootschap. Ik heb ook een management company [naam] N.V. Ik ben enig directeur daarvan. De Stichting derdengelden heeft verschillende bankrekeningen. Deze bankrekeningen worden gebruikt voor de bedragen die cliënten overmaken in verband met bepaalde (werkzaamheden) die ik als notaris verricht. Ik ben de gemachtigde op deze bankrekeningen.
Het banksaldo (het gerecht begrijpt: van de Stichting) behoort in principe toe aan derden. Mijn accountant gaf aan dat er geld op de derdenrekening stond dat geen bestemming had. Het ging om 1 miljoen ANG. Ik gaf aan dat het geld naar de bankrekening van mijn moeder moest worden overgeboekt. Ik heb de overschrijving getekend. Vervolgens gaf ik mijn moeder opdracht om het geld over te maken naar mijn (privé)rekening. Ik geloof dat dit in tranches is gegaan.
(ad 2)
Ik heb dit geld opgemaakt en onder meer gebruikt voor de aanschaf en bouw van een huis in Bottelier, kavel [nummer]. Ik heb een auto gekocht, een Mitsubishi Montero. Ik heb voor ANG 155.000 een piano (het gerecht begrijpt: een vleugel) gekocht van Steinway&Sons. Die heb ik nog steeds.
In 2012 en 2013 zijn er diverse bijschrijvingen op mijn bankrekening afkomstig van de Stichting. Deze bedragen worden naar mijn persoonlijke rekening overgemaakt maar zijn in feite opbrengsten voor het notariskantoor. Dat geld moest verrekend worden met mijn kantoor, maar omdat ik de eigenaar ben van dit kantoor komt dit geld mij toe.
U toont mij een cheque van de MCB bank van 3 juli 2013 voor een bedrag van 11.000 ANG. Dit is een betaling van de Stichting derdengelden aan mij. De handtekening (op de cheque) is van mij.
3.1.
Een proces-verbaal van relaas verduistering, opgemaakt in de wettelijke vorm op 3 september 2020 door verbalisant D.J. van den Broek. Dit proces-verbaal houdt in, als verklaring van
verbalisant genoemd:
(ad 1 primair en 2)
p.11 Er zijn bevragingen gedaan naar de persoonlijke rekeningen van [verdachte] in de onderzoeksperiode van 1 januari 2009 tot en met 31 mei 2019. Hieruit bleek dat [verdachte] een bankrekening heeft bij de BdC met rekeningnummer [nummer] en bij de MCB met rekeningnummer [nummer].
p.12
BdC bankrekening met nummer [nummer].
Dit is een persoonlijke rekening van [verdachte]. In de onderzoeksperiode is voor een totaalbedrag van 666.626,35 ANG bijgeschreven. In dezelfde periode is een bedrag van 721.534,63 ANG afgeschreven. Dit waren vrijwel volledig contante opnamen, pinbetalingen, overschrijvingen naar de persoonlijke bankrekening bij de MCB [nummer], rente en aflossingen op een lening en overschrijvingen naar de rekening van [naam ex-echtgenote].
MCB bankrekening met nummer [nummer]
Dit is een persoonlijke rekening van [verdachte].
In de onderzoeksperiode is ren totaalbedrag van 5.437.776,65 ANG bijgeschreven. In dezelfde periode is een bedrag van 5.456.910,03 ANG afgeschreven. Dit waren vrijwel volledig contante opnamen, pinbetalingen en creditcard betalingen.
p.13
RBC bankrekening met nummer [nummer]
Gezien de substantiële bijschrijvingen van de RBC rekening in de jaren 2009 en 2010 is hier verder onderzoek naar gedaan. Daaruit bleek dat de bedragen afkomstig waren van bankrekening [nummer] met als tenaamgestelde [naam] (het gerecht begrijpt: [de moeder van verdachte]). Op 28 december 2009 is een bijschrijving van in totaal 1.000.000 ANG gedaan met in de omschrijving “storting overeenkomst onroerend goed transactie [plaatsnaam] Derdengelden [naam notariskantoor]”. Na verder navraag bij de RBC bleek dat dat de 1.000.000 ANG afkomstig was van een bankrekening van de Stichting derdengelden [naam notariskantoor].
p. 18
traject jaren 2009-2010
Op 28 december 2009 is een bedrag van 1.000.000 ANG overgeschreven van de bankrekening van de Stichting derdengelden [naam notariskantoor] naar de RBC bankrekening met nummer [nummer] op naam van [de moeder van verdachte]. In de periode van 29 december 2009 tot en met 1 november 2010 is vanaf de bankrekening van [de moeder van verdachte] een totaalbedrag van 922.500 ANG in zeven transacties overgemaakt op de persoonlijke bankrekening van [verdachte] bij de BdC en MCB. Het gerecht begrijpt dat deze overboekingen hieronder schematisch zijn weergegeven.
[schema]
p.19
Traject 2012
In 2012 is, in acht transacties, een totaalbedrag van 250.000 ANG bijgeschreven op de persoonlijke bankrekening van [verdachte]. Deze gelden waren afkomstig van bankrekeningen gelieerd aan de Stichting derdengelden [naam notariskantoor].
[schema]
p.20
Traject 2013
In 2013 is in zeven transacties een totaalbedrag van 128.500 ANG bijgeschreven op de persoonlijke bankrekening van [verdachte]. Deze gelden waren afkomstig van de bankrekening van de Stichting derdengelden [naam notariskantoor].
[schema]
p.20 Op 21 december 2017 is er een bedrag van 67.500 ANG van de bankrekening van de Stichting overgeschreven naar de persoonlijke MCB bankrekening van [verdachte] en op 25 april 2019 is er een bedrag van 6.000 ANG van de bankrekening van de Stichting overgeschreven naar de persoonlijke MCB bankrekening van [verdachte].
4.1.1
Zes geschriften, zijnde telkens een in de Engelse taal gesteld verzoek om overboeking op respectievelijk 25 januari 2010, 18 februari 2010, 7 april 2010, 24 mei 2010, 25 mei 2010, 10 november 2010 en 25 mei 2010 van [de moeder van verdachte] aan RBTT Bank. Deze geschriften houden telkens in, vrij vertaald en kort gezegd :
(ad 1 primair)
Van account [nummer] op naam van [de moeder van verdachte] overmaken een bedrag van respectievelijk 250.000 ANG, 225.000 ANG, 75.000 ANG, 20.000 ANG, 72.500 ANG naar de MCB bank rekeningnummer [nummer] op naam van [verdachte] en 80.000 ANG naar de Banco di Caribe met nummer [nummer]. Bij de bedragen 75.000 ANG, 20.000 ANG, 72.500 ANG en 80.000 ANG is als omschrijving opgeschreven: lening. Telkens ondertekend door [de moeder van verdachte].
4.1.2
Een geschrift, zijnde een op verzoek van de verdediging opgemaakt deskundigenrapport van 16 augustus 2012, door drs. P.J. Schimmel. Dit rapport houdt in – voor zover hier van belang - :
(ad 1 primair)
Van Maduro&Partners, het administratiekantoor dat de financiële administratie verzorgt van de Stichting derdengelden [naam notariskantoor], heb ik de navolgende bankafschriften ontvangen.
Bijlage 3 genoemd “grootboekrekening 1995, December 2009” houdt in dat op 28 december 2009 een bedrag van 1.000.000 is afgeschreven van de derdenrekening van de Stichting en overgemaakt naar de rekening van – naar het gerecht uit bewijsmiddel 1.1 begrijpt - [naam], de moeder van de verdachte.
Bijlage 4 genoemd “boekingen 250.000 ANG in 2012” houdt in dat van de derdenrekening van de Stichting per cheque de navolgende bedragen zijn gestort op de bankrekening van de verdachte bij de MCB met nummer [nummer]:
  • op 24 januari 2012 een bedrag van 30.000 ANG
  • op 10 februari 2012 een bedrag van 20.000 ANG
  • op 2 mei 2012 een bedrag van 75.000 ANG
  • op 25 juni 2012 een bedrag van 25.000 ANG
  • op 30 juli 2012 een bedrag van 25.000 ANG
  • op 27 augustus 2012 een bedrag van 25.000 ANG
  • op 26 september 2012 een bedrag van 25.000 ANG
  • op 31 oktober 2012 een bedrag van 25.000 ANG
Bijlage 5 genoemd “boekingen 128.500 ANG in 2013” houdt in dat van de derdenrekening van de Stichting per cheque de navolgende bedragen zijn gestort op de bankrekening van de verdachte bij de MCB met nummer [nummer]:
  • op 23 januari 2013 een bedrag van 21.000 ANG
  • op 21 februari 2013 een bedrag van 19.000 ANG
  • op 29 mei 2013 een bedrag van 6.500 ANG
  • op 3 juli 2013 een bedrag van 11.000 ANG
  • op 25 juli 2013 een bedrag van 11.000 ANG
  • op 21 augustus 2013 een bedrag van 30.000 ANG
  • op 25 september 2013 een bedrag van 30.000 ANG
  • op 31 oktober 2012 een bedrag van 25.000 ANG.
Bijlage 6 genoemd “boekingen 67.500 ANG in 2017 houdt in dat van de derdenrekening van de Stichting op 21 december 2017 per cheque een bedrag van 67.500 ANG is gestort op de bankrekening van de verdachte bij de MCB met nummer [nummer]:
5.1
Bij akte van 24 oktober 2002 heeft mr. [naam] opgericht de ‘Stichting Derdengelden [naam notariskantoor].’ De oprichtingsakte luidt, voor zover hier van belang:
“(…) Artikel 1
1. De stichting draagt de naam: "STICHTING DERDENGELDEN [naam notariskantoor].
Zij is gevestigd op Curaçao.
2. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
DOEL EN MIDDELEN
Artikel 2
1. De stichting stelt zich ten doel:
het zonder winstoogmerk beheren van gelden van cliënten van de te Curaçao gevestigde naamloze vennootschap NOTARISKANTOOR [naamgevers] N.V., zulks teneinde het vermogen van gemelde naamloze vennootschap af te zonderen van het vermogen van haar cliënten en andere relaties.
(…)
Artikel 4
1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit tenminste twee leden.
(…)
Artikel 17
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur.
Tenslotte verklaarde de comparant dat voor de eerste maal tot bestuurders van
de stichting worden benoemd:
1. hij, de comparant voornoemd, als secretaris/penningmeester;
2. [verdachte], wonende op Curaçao, als voorzitter. (…)”
Bespreking van een bewijsverweer met betrekking tot het onder 1 primair bewezenverklaarde feit van verduistering door een ambtenaar.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde verduistering als ambtenaar of in dienstbetrekking op de grond dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich het verduisterde geld wederrechtelijk heeft toegeëigend dan wel dat dit geld aan anderen dan aan de verdachte toebehoorde of dat hij die gelden onder zich had. Zij heeft daartoe gesteld hetgeen in haar schriftelijke pleitnotities is weergegeven die in de kern op het volgende neerkomen:
De verdachte heeft het geld niet verduisterd omdat de naar hem overgemaakte gelden aan hem toebehoorden en de Stichting destijds 1 miljoen ANG bevrijdend heeft betaald op een verschuldigdheid aan hem. Het ging hier om gelden op de derdenrekening die geen bestemming meer hadden en die daarom aan hem toekwamen. De overige geldbedragen zijn naar het gerecht begrijpt: “leningen” van de verdachte van de Stichting en zijn daarom als vorderingen op hem in de boekhouding geboekt door de Stichting. Door deze lening is de Stichting feitelijk niet verarmd en is van wederrechtelijke toe-eigening geen sprake. Ook het witwassen kan niet worden bewezen. Het boekenonderzoek van de Belastingdienst kan hiervoor niet worden gebruikt omdat het niet in het dossier zit.
In aanvulling daarop heeft de raadsvrouw mr. Janssen nog aangevoerd dat de feiten niet kunnen worden bewezen omdat de brondocumenten waarnaar wordt verwezen in de processen-verbaal in het dossier ontbreken. Het feit dat het geld is aangewend door de verdachte bewijst niet dat dit geld een criminele herkomst heeft omdat het hem niet toebehoorde. Niet is vastgesteld dat het geld op de derdenrekening niet toebehoorde aan de verdachte. Het openbaar ministerie veronderstelt dit omdat het geld op de derdenrekening stond.
In aanvulling daarop heeft de raadsman mr. Braam nog aangevoerd dat in deze strafzaak verschillende rechtsgebieden door elkaar heen lopen. Fiscaal, Strafrecht, Landsverordening Notarisambt en Belastingrecht. De officier stelt dat er zonder legale grondslag geld is overgemaakt door de verdachte. Dat moge juist zijn, maar dat betekent niet dat het geld verduisterd is. Het is onjuist dat er direct van de derdenrekening gelden zijn overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte, het had eerst naar het notariskantoor overgemaakt moeten worden. Dit is administratief niet correct maar betekent niet dat het geld is verduisterd. Feit is dat er een schuldenverhouding (rekening courant) bestond tussen de Stichting en het Notariskantoor waarop verrekend moet worden. Dat is niet of te traag gebeurd en administratief niet juist verantwoord. De notaris is misschien administratief te kort geschoten, maar dat levert geen wederrechtelijke toe-eigening op en maakt zijn handelen niet strafbaar.
Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Het gerecht stelt vast dat de hierboven onder 4.1.2. genoemde bedragen afkomstig zijn van de derdengeldenrekening van de Stichting en corresponderen met de bedragen en tijdstippen waarop deze bedragen zijn ontvangen op de privé rekeningen van de verdachte. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze betalingen in zijn opdracht zijn overgemaakt of per cheque zijn gestort op zijn privé rekening. De verdachte wist dat deze bedragen afkomstig waren van de derdenrekening en dat op een dergelijke kwaliteitsrekening, mede gezien de doelstelling van de derdenrekening, gelden staan die toebehoren aan derden, die daarop zijn gestort in verband met een bepaalde bestemming of doel. Indien om wat voor reden dan ook deze gelden niet voor deze bestemming zijn aangewend of betaald voor het doel waarvoor zij door die derden op de derdengeldenrekening zijn gestort, dan dient de beheerder van die rekening, in dit geval de verdachte in zijn rol van bestuurder van de Stichting, deze gelden terug te storten aan die derden omdat deze gelden, ook als zij niet worden aangewend, niet tot het vermogen van het notariskantoor behoren, laat staan dat zij tot het vermogen van de verdachte als privé persoon gaan behoren. Dus ook indien het gerecht de verdachte zou volgen in zijn stelling dat er in 2009 twee miljoen ANG op de derdenrekening stond waarvoor “geen bestemming” (meer) was, hetgeen feitelijk onmogelijk is bij een behoorlijke registratie van de mutaties op de derdenrekening, dat gegeven er nimmer toe leidt dat deze bedragen “dus” automatisch eigendom zijn van de verdachte als privé persoon.
Overigens is deze stelling moeilijk te rijmen met het feit dat uit de als bijlage 1 (“r/c Notariskantoor [verdachte], grootboekrekening 1400”) bij het door de verdediging overgelegde deskundigenrapport van 16 augustus 2021 blijkt dat op het moment dat door de Stichting via een omweg 1 miljoen ANG wordt overgemaakt naar de privé rekening van verdachte, de Stichting op dat moment een vordering had op het notariskantoor van de verdachte van 4.416.020,75 ANG. In verband met de positie van de rechthebbenden dient de notaris er bovendien voor te zorgen dat zijn boekhouding op orde is zodat te allen tijde kan worden vastgesteld wie rechthebbende is van de gelden op de derdenrekening, hetgeen kennelijk evenmin het geval bleek te zijn. De stelling van de raadsvrouw (p. 4 van de pleitnotities) dat niet is bewezen dat de geldbedragen aan derden toebehoorden omdat zij geen bestemming hadden wordt dan ook verworpen. De omstandigheid dat de gelden op een bankrekening van de Stichting stonden, betekent niet dat de verdachte die bedragen niet uit hoofde van zijn bediening onder zich had. Immers, die gelden zijn in de uitoefening van de notarispraktijk van de verdachte gegenereerd en de verdachte had het als bestuurder van de Stichting in zijn macht om daarover te beschikken.
Het voorgaande leidt naar het oordeel van het gerecht dat sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 september 2020, zodat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering. De wederrechtelijkheid wordt treffend geïllustreerd door de omschrijving die in 2009 is gegeven aan de overboeking van ANG 1 mio van de Stichting aan de moeder van de verdachte: ‘Storting overeenkomst onroerend goed transactie [plaatsnaam],’ die verhullend is te noemen als wordt bedacht dat het hier gaat om een onttrekking ten behoeve van het privé vermogen van de verdachte. Voorts acht het gerecht de wederrechtelijkheid gegeven nu de verdachte het vertrouwen dat derden in de Stichting derdenrekening hadden, ernstig heeft geschonden. Vanaf het moment dat hij het geld van de rekening van de Stichting heeft afgehaald en overgemaakt of gestort op een of meer andere bankrekeningen waarover alleen de verdachte als heer en meester kan beschikken, is sprake van toe-eigening. Het uit de macht van derden brengen van de door hen op de derdenrekening overgemaakte gelden druist zozeer in tegen wat in het maatschappelijk verkeer betamelijk is dat sprake is van schending van vertrouwen en dus van wederrechtelijk handelen van de verdachte. De conclusie van de verdediging (pleitnota p. 6 punt 23) dat de tenlastegelegde geldbedragen zich volledig in de schulden en vorderingen sfeer afspeelt omdat de bedragen als vorderingen op het notariskantoor in de administratie van de Stichting zijn opgenomen, waardoor zij het vermogen van de Stichting niet hebben verlaten en er geen sprake zou zijn van wederrechtelijke toe-eigening, wordt op grond van voorgaande dan ook verworpen. Waarbij het gerecht nog opmerkt dat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij tot op heden de door hem aldus in 2009 verkregen gelden nog steeds niet heeft terugbetaald aan de Stichting, noch aan de rechthebbenden.
Ten slotte het verweer van de verdachte dat de overige geldbedragen (in 2012 250.000 ANG, in 2013 128.500, in 2017 67.500 ANG en in 2019 6000 ANG) op zijn rekening zijn gestort omdat zij hem toebehoren omdat het “verrekeningen” zijn met geldbedragen die ten onrechte op de derdenrekening van de Stichting waren gestort, maar die in feite betalingen waren aan het notariskantoor waarop hij als notaris en eigenaar van dit kantoor aanspraak kon maken, snijdt evenmin houdt, reeds omdat deze bedragen niet op de bankrekening van het notariskantoor zijn gestort maar rechtstreeks op de bankrekening van de verdachte zelf. Nog afgezien van het feit dat de notaris op de derdengeldrekening alleen mag gebruiken voor geldverkeer voor werkzaamheden die hij voor anderen heeft verricht, is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt met onderliggende stukken dat de verdachte of het notariskantoor uit hoofde van die verrichtte werkzaamheden aanspraak kon maken op deze bedragen. Het door de verdediging overgelegde financieel forensisch rapport ondersteunt deze stelling evenmin. Het enkele feit dat de overgemaakte bedragen op enig moment in de boekhouding van de Stichting als vordering op het notariskantoor zouden zijn geboekt, maakt dat niet anders nu niet is gebleken dat de verdachte toestemming had van de rechthebbenden om over deze gelden te beschikken zoals hij heeft gedaan.
Het gerecht leidt uit de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen met betrekking tot dit feit af dat de verdachte zonder toestemming van de rechthebbenden, een bedrag van in totaal 1.452.000 ANG van de derdenrekening naar diverse andere bankrekeningen van hemzelf heeft overgemaakt. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan het onder 1 primair bewezenverklaarde misdrijf van verduistering als ambtenaar.
Het verweer wordt mitsdien in alle onderdelen verworpen
Bespreking van een bewijsverweer met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde feit van gewoonte witwassen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken op de grond dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat er een rechtstreeks verband valt te leggen tussen de ten laste gelegde geldbedragen en een bepaald (grond)misdrijf. Zij heeft daartoe gesteld hetgeen in haar pleitnotities is opgenomen op pagina 8 t/m 12, welke zij aan het gerecht heeft overgelegd.
Het gerecht overweegt dienaangaande als volgt.
Het gerecht acht bewezen dat de verdachte een geldbedrag van in totaal 1.452.000 ANG heeft verduisterd. De verdachte heeft dit geld naar eigen zeggen vanaf de derdenrekening van de Stichting van zijn notariskantoor onder meer via de bankrekening van zijn moeder in verschillende tranches en op verschillende momenten overgemaakt naar diverse bankrekeningen bij verschillende banken van hemzelf, waarbij onjuiste omschrijvingen als “lening” of “onroerend goed transactie” werden gegeven, en daarmee verhuld dat het hier gelden betrof die waren onttrokken aan de derdengeldrekening. De gelden zijn volledig na binnenkomst van de bankrekeningen opgenomen en gebruikt voor de aanschaf van luxe goederen zoals een auto en een piano en de bekostiging van het leven van de verdachte en de zijnen, waarna deze gelden uit het zicht van de rechthebbenden zijn geraakt. Door het uit de juridische macht/zicht van de rechthebbenden te verplaatsen van deze door hem zelf verduisterde gelden en het nadien op te nemen en te gebruiken en om te zetten in andere voorwerpen heeft hij de criminele herkomst van deze gelden verhuld en zich schuldig gemaakt aan gewoonte witwassen.
Nu in dit geval het witwassen het verwerven betreft van de door eigen misdrijf verkregen opbrengsten is er een rechtstreeks verband tussen de ten laste gelegde geldbedragen en het door de verdachte gepleegde misdrijf van verduistering. De verdachte wist dat de gelden afkomstig waren van de derdenrekening. De verklaring die de verdachte op 14 juli 2020 tegenover de politie en op 20 augustus 2021 ter zitting heeft gegeven over de in zijn ogen legale herkomst van de gelden acht het gerecht niet aannemelijk geworden. De lange duur en frequentie van de witwashandelingen rechtvaardigt het oordeel dat hier sprake is van gewoontewitwassen.
Ook in zoverre wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
-
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde-
als ambtenaar opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft verduisteren.
-
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde-
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat aan hem een contactverbod met alle medewerkers van de Stichting derdengelden [naam notariskantoor], Notariskantoor [naam notariskantoor], [naam notariskantoor] Holding N.V. en [naam] N.V., alsmede een lokaalverbod ten aanzien van alle lokalen van voornoemde rechtspersonen, wordt opgelegd. De officier heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van dit contact- en lokaalverbod gevorderd.
  • ontzetting uit het ambt van notaris voor de duur van vijf jaar
  • ontzetting uit het recht tot uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, notarieel medewerker en of anderszins het verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële advies praktijk voor de duur van vijf jaren.
  • verbeurdverklaring van de piano, merk Steinway&Sons in die zin dat de waarde wordt bepaald op 90.000 ANG nu geen beslag is gelegd op de piano.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd en verzocht – indien het gerecht tot een veroordeling komt - hem te veroordelen tot een passende straf waarbij rekening wordt gehouden dat hij door de strafvervolging diep is geschokt, de onzekerheid over de uitkomst van deze strafzaak een grote wissel op zijn gezondheid trekt en hij zijn beroep als notaris en daarmee zijn vaste inkomen dreigt te verliezen, alsmede zijn aanzien binnen de samenleving. Ik verzoek dan ook hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en daarmee te volstaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft het gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als notaris gedurende een periode van tien jaar zich schuldig gemaakt aan het verduisteren en witwassen van zeer aanzienlijke geldbedragen door van de derdengeldenrekening van de Stichting van zijn notariskantoor waarvoor hij als beheerder verantwoordelijk was, een geldbedrag van in totaal ongeveer 1,4 miljoen ANG over te maken naar zijn eigen bankrekening. Hij heeft daarmee misbruik gemaakt van zijn positie als notaris. De verdachte heeft zijn frauduleus handelen getracht te maskeren door de gelden deels via de bankrekening van zijn moeder weg te sluizen naar zijn eigen bankrekening. Vervolgens heeft hij de geldbedragen uitgegeven of omgezet in luxe goederen voor zichzelf en anderen. Door aldus te handelen heeft hij degenen die gerechtigd waren tot dit geld ernstig benadeeld. Tot op de dag van vandaag is het geld niet door hem terugbetaald omdat hij er naar eigen zeggen “van heeft geleefd”. Tevens heeft de verdachte het vertrouwen geschaad dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld aan personen die een dergelijke vertrouwensfunctie in de maatschappij bekleden. Het gerecht rekent dit de verdachte zeer ernstig aan, zodat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gezien de hoogte van het benadelingsbedrag is een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van vierentwintig maanden in beginsel een passende bestraffing.
Anderzijds heeft het gerecht gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte is zijn sociale positie als gerespecteerd notaris kwijtgeraakt en hem zal als bijkomende straf ook het verbod worden opgelegd zijn ambt als notaris voor een aanzienlijke periode nog te vervullen. Met de raadsvrouw is het gerecht van oordeel dat het verlies van zijn inkomen en zijn aanzien binnen zijn gezin en de kleine samenleving op Curacao een zware wissel op hem trekt. Enigszins in strafverminderende zin zal het hof ook rekening houden met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Het gerecht zal daarom volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden. Anders dan de officier van justitie is het gerecht niet van oordeel dat een deel hiervan voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft als bijkomende straf gevorderd dat het gerecht de ontzetting van de verdachte uit het ambt van notaris voor de van vijf jaren op te leggen en ontzetting uit het recht dit beroep in allerlei varianten uit te oefenen. Het gerecht is het daarmee eens. Nu de verdachte als notaris belast is met een in het rechtsverkeer zeer belangrijke functie en hij met gebruikmaking van die positie gedurende een lange periode grote hoeveelheden gelden heeft verduisterd van derden, heeft hij het in hem gestelde vertrouwen geschonden en zijn ambt in diskrediet gebracht. Het gerecht zal de bijkomende straf van ontzetting uit het ambt van notaris en de uitoefening van het bekleden van het ambt in al zijn varianten daarom opleggen en wel voor de gevorderde duur van vijf jaren.
Het gerecht wijst af het contact- en lokaalverbod nu de bewezenverklaarde feiten een dergelijke ingrijpende bijzondere voorwaarde niet rechtvaardigen.
Gelet op al het bovenstaande acht het gerecht een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden.
Verbeurdverklaring van de piano
In deze strafzaak is bewezenverklaard dat de verdachte in 2010 een vleugelpiano heeft gekocht van het merk Steinway&Sons. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze vleugel hem toebehoort en dat hij deze nog steeds heeft. De vleugel is weliswaar vatbaar voor verbeurdverklaring, maar het gerecht zal daartoe niet overgaan nu er nog een vermogensrechtelijke afwikkeling van deze strafzaak zal volgen in de vorm van een ontnemingsprocedure.
Gevangenneming
De verdachte is veroordeeld voor strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het gerecht is van oordeel dat, mede gelet op de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden, gebleken is van ernstige bewaren en dat het belang van de verdachte bij zijn vrijheid thans dient te wijken voor het maatschappelijk belang van strafvordering. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat één van de gronden voor de voorlopige hechtenis, te weten het vluchtgevaar, door dit vonnis is toegenomen. Het gerecht beveelt daarom de gevangenneming van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:62, 1:64, 1:65, 1:67, 1:68, 1:71, 1:136, 2:348 en 2:405 van het Wetboek van Strafrecht.
Het gerecht heeft ten aanzien van het witwassen de – na wijziging van wetgeving – voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast. Voor het overige worden de wettelijke voorschriften toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing

Het gerecht:
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor omschreven en verklaard de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden.
Ontzet de verdachte voor de duur van
vijf jaaruit het recht het ambt van notaris te bekleden.
Ontzet de verdachte voor de duur van
vijf jaartevens uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, notarieel medewerker en/of anderszins het verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk.

Beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. Kruiswijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht in Curaçao op 10 september 2021.