In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtelieden die in Nederland wonen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Eisden, vordert een maandelijkse bijdrage van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. O.E. Kostrzewski, in de eigenaarslasten van een onroerende zaak gelegen te Jan Sofat, Curaçao. De vordering is gebaseerd op een eerdere beschikking van de Rechtbank Den Haag van 7 maart 2018, waarin de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. De eiser stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor de woning en vordert onder andere betaling van een bedrag van NAf 3.677 per maand en andere kosten die hij voor de gedaagde heeft betaald.
De gedaagde heeft in reconventie een voorwaardelijke vordering ingesteld tot vervangende toestemming voor de verkoop van de woning en betaling van de helft van de hypotheeklasten. De rechtbank heeft de bevoegdheid om van de vorderingen kennis te nemen erkend, maar heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vordering van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkoop van de woning noodzakelijk is, maar dat de eiser geen belang heeft bij een taxatie van de woning, zoals eerder bepaald in de beschikking van de Rechtbank Den Haag. De vordering van de eiser is afgewezen, en de voorwaardelijke reconventionele vordering van de gedaagde is niet beoordeeld omdat de voorwaarde niet is vervuld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.