ECLI:NL:OGEAC:2021:159

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
CUR202101427
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake de verkoop van onroerende zaak en bijdrage in eigenaarslasten tussen ex-echtelieden

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-echtelieden die in Nederland wonen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Eisden, vordert een maandelijkse bijdrage van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. O.E. Kostrzewski, in de eigenaarslasten van een onroerende zaak gelegen te Jan Sofat, Curaçao. De vordering is gebaseerd op een eerdere beschikking van de Rechtbank Den Haag van 7 maart 2018, waarin de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. De eiser stelt dat hij kosten heeft gemaakt voor de woning en vordert onder andere betaling van een bedrag van NAf 3.677 per maand en andere kosten die hij voor de gedaagde heeft betaald.

De gedaagde heeft in reconventie een voorwaardelijke vordering ingesteld tot vervangende toestemming voor de verkoop van de woning en betaling van de helft van de hypotheeklasten. De rechtbank heeft de bevoegdheid om van de vorderingen kennis te nemen erkend, maar heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor de vordering van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkoop van de woning noodzakelijk is, maar dat de eiser geen belang heeft bij een taxatie van de woning, zoals eerder bepaald in de beschikking van de Rechtbank Den Haag. De vordering van de eiser is afgewezen, en de voorwaardelijke reconventionele vordering van de gedaagde is niet beoordeeld omdat de voorwaarde niet is vervuld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202101427
Vonnis in kort geding d.d. 2 september 2021
inzake
[EISER],
eiser in conventie, gedaagde in reconventie,
wonend in Nederland,
gemachtigde: mr. M.J. Eisden,
tegen
[GEDAAGDE],
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
wonend in Nederland,
gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski.
Partijen worden hierna ook aangeduid als [eiser] en [gedaagde].

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [eiser] van 1 juni 2021;
  • de akte houdende eis in reconventie van [gedaagde] van 24 augustus 2021;
  • de producties 1 t/m 34 van [eiser] en 1 t/m 39 van [gedaagde];
  • de bij de behandeling op 25 augustus 2021 overgelegde pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a) Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
b) Partijen wonen allebei in Nederland.
c) Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde de onroerende zaak gelegen te Jan Sofat [...].
d) Bij beschikking van de Rechtbank Den Haag van 7 maart 2018 is de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. Het dictum van die beschikking luidt onder meer als volgt:
5. bepaalt dat de eigendom van de woning te Curacao, Jan Sofat ..., Jan Sofat Resort, aan de vrouw wordt toegedeeld tegen de nader door taxateur Van Olst Real Estate Curacao te Curacao te bepalen waarde per heden, onder de voorwaarde dat de man binnen drie maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de daaraan verbonden hypothecaire geldlening zal worden ontslagen. De over- dan wel onderwaarde, zijnde de getaxeerde waarde, verminderd met hypothecaire geldlening, de overdrachtskosten, wordt door partijen bij helfte gedeeld.
Indien de vrouw niet in staat zal zijn het aandeel van de man in de echtelijke woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde en onder de hiervoor vermelde voorwaarde, wordt de eigendom van de woning aan de man toegedeeld tegen getaxeerde waarde en onder de voorwaarde dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening zal worden ontslagen.
Indien de man niet in staat zal zijn het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen tegen getaxeerde waarde en onder de hiervoor vermelde voorwaarde dan dient de woning zo spoedig mogelijk te worden verkocht. Bij verkoop en levering van de woning dient de hierop rustende hypothecaire geldlening te worden afgelost. Partijen zijn na aftrek van de verkoopkosten vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde, dan wel verplicht ieder de helft van de resterende schuld te dragen;”
e) De op Jan Sofat [ ...] betrekking hebben lasten zijn vanaf de peildatum (12 april 2016) voor een deel door [eiser] betaald. De Rechtbank Den Haag heeft daarover in de beschikking van 7 maart 2018 onder meer het volgende overwogen:
“Ad h. de onderlinge vorderingen
- lasten woning te Curaçao
De man verzoekt de vrouw te veroordelen tot vergoeding van de helft van de kosten die hij heeft gemaakt ten behoeve van de woning te Curaçao in de periode na de peildatum. Tot aan 2 januari 2018 bedroegen die kosten € 13.202,82. (…)
De rechtbank stelt vast dat vanaf de peildatum sprake is van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap waarvan deze woning deel uit maakt. (…) Het gaat om een onroerende zaak waarvan partijen gezamenlijk eigenaar zijn. Zolang partijen gezamenlijk eigenaar zijn dienen zij de kosten van deze woning bij helfte te dragen (3:166 BW).
Met betrekking tot de omvang van de kosten die de man stelt ten behoeve van de woning op Curacao te hebben gemaakt, verwijst de man naar kopie bankafschriften van de gemeenschappelijke rekening van partijen. De rechtbank kan op basis van die bankafschriften niet vaststellen of de daarop gestorte bedragen daadwerkelijk alle rechtstreeks verband houden met de kosten van de woning. (…) Uit de bankrekening van Manoa Management Corp NV volgt dat er ook bedragen betrekking hebben op aankopen in de supermarkt. Volgens de man zijn deze kosten ook aan de woning gerelateerd omdat hij toen in die woning aan het klussen was. Met de vrouw acht de rechtbank dergelijke kosten niet direct aan de woning gerelateerd.
Het vorenstaande betekent dat het onduidelijk is wat de omvang is van de lasten verbonden aan de woning in Curacao die door de man na peildatum zijn voldaan. Dit alles brengt met zich dat het verzoek. van de man om te bepalen dat de vrouw de helft van € 13.202,82 aan de man moet terugbetalen zal worden afgewezen. Dit alles laat onverlet dat partijen als eigenaren van de woning op Curacao ieder voor de helft in de lasten verbonden aan die woning dienen bij te dragen. Voor zover de man kosten voor zijn rekening heeft genomen, dit onderbouwt met de daaraan ten grondslag liggende facturen, zal de vrouw de helft van die kosten aan de man moeten voldoen in het kader van haar onderlinge draagplicht.”
f) Op 20 mei 2021 heeft [gedaagde] [eiser] doen dagvaarden voor de Rechtbank Den Haag met een vordering die er onder meer toe strekt dat [eiser] wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan verkoop van Jan Sofat[...] en tot verdeling van banksaldi. In die zaak is een comparitie van partijen gelast, die gepland is op 13 oktober 2021.

3.De vorderingen en het verweer

3.1. [
Eiser] vordert in zijn verzoekschrift van 1 juni 2021 dat het gerecht bij vonnis in kort geding [gedaagde] op straffe van een dwangsom veroordeelt, samengevat, tot betaling van een maandelijkse bijdrage van NAf 3.677 in de eigenaarslasten van Jan Sofat [...], EUR 56.332 terzake door [eiser] voor [gedaagde] betaalde kosten van die woning, NAf 4.319 voor levensverzekering, NAf 1.310,85 voor opstalverzekering en NAf 15.000 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2 [
Gedaagde] vordert in reconventie voorwaardelijk - voor het geval het gerecht zich bevoegd zou achten en een spoedeisend belang aanwezig zou achten - samengevat, vervangende toestemming tot verkoop van Jan Sofat [...], veroordeling van [eiser] tot betaling van de helft van de hypotheeklasten en afgifte van de inboedel, met nevenvorderingen.
3.3.
Partijen hebben elkaars vorderingen gemotiveerd bestreden. [gedaagde] betwist dat het gerecht bevoegd is van de vordering in conventie kennis te nemen. [Eiser] stelt hetzelfde over de reconventionele vordering.

4.De beoordeling

in conventie
4.1. [
Eiser] stelt dat het gerecht bevoegd is van zijn vordering kennis te nemen op de voet van artikel 99 Rv, dat bepaalt dat in zaken betreffende onroerende zaken mede bevoegd is de rechter binnen wiens rechtsgebied de zaak is gelegen. Namens [gedaagde] is niet bestreden dat de onderhavige zaak betrekking heeft op een onroerende zaak als hier bedoeld. Het gerecht zal met partijen aannemen dat artikel 99 Rv (relatieve) bevoegdheid en rechtsmacht schept.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] dat het voor een geldvordering in kort geding vereiste spoedeisend belang ontbreekt, slaagt.
4.3.
In de eerste plaats is door [gedaagde] betwist en is niet gebleken dat een executoriale verkoop door de hypotheekhouder dreigt.
4.4.
In de verdelingsbeschikking van de Rechtbank Den Haag van 7 maart 2018 is beslist wat er met Jan Sofat [...] moet gebeuren. [gedaagde] noch [eiser] hebben de woning tegen de waarde van die datum laten taxeren. [eiser] stelt weliswaar in dit kort geding dat hij Jan Sofat [...] toegedeeld wil krijgen (voor NAf 475.000, met een voorbehoud voor lekkages en achterstallig onderhoud), maar [gedaagde] heeft daarmee niet ingestemd. Ter zitting is voorts gebleken dat [eiser] geen belang stelt in een taxatie van de waarde per 7 maart 2018 zoals in de Haagse beschikking voorzien. Bij die stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat ter uitvoering van die beschikking tot verkoop van Jan Sofat [...] moet worden overgegaan. Dat dit de afgelopen jaren nog niet gebeurd is, is - beoordeeld op basis van de in dit kort geding beschikbare gegevens - niet (louter) aan [gedaagde] toe te rekenen. Volgens [gedaagde] is het tegendeel het geval, reden waarom zij in Den Haag de hiervoor onder 2 f) bedoelde vorderingen tegen [eiser] heeft ingesteld.
4.5.
Indien [eiser] ter uitvoering van het verdelingsvonnis zijn medewerking verleent aan onderhandse verkoop van de woning, zullen de door hem voorgeschoten lasten bij de verdere afwikkeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap kunnen worden verrekend. Ook gelet daarop is van een voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering niet gebleken.
4.6.
Ten slotte geldt dat in de nieuwe tussen partijen aanhangige bodemzaak voor de Rechtbank Den Haag op korte termijn een zitting zal worden gehouden.
4.7.
Gelet op het voorgaande wordt niet toegekomen aan de (subsidiaire) inhoudelijke betwisting door [gedaagde] van de geldvordering van [eiser], haar stelling dat deze vordering zelfs in de bodemprocedure leidend tot de beschikking van 7 maart 2018 niet toewijsbaar werd geoordeeld en haar stelling dat juist [eiser] niet aan zijn bijdrageverplichting heeft voldaan en reeds om die reden niets (terug) te vorderen heeft van [gedaagde].
4.8.
De vordering van [eiser] zal op grond van het voorgaande worden afgewezen.
in voorwaardelijke reconventie
4.9.
Aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering van [gedaagde] is ingesteld is niet voldaan, zodat aan de beoordeling daarvan niet wordt toegekomen.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.10.
De proceskosten zullen tussen partijen als gewezen echtgenoten worden gecompenseerd.

5.Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
in conventie
5.1.
wijst af het gevorderde;
in voorwaardelijke reconventie
5.2.
stelt vast dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is vervuld;
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
5.3.
compenseert de kosten ven het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 2 september 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.