In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een kort geding tussen Frederik Investments B.V. (FIBV) en Hubrap Holding B.V. De procedure is gestart door FIBV, die vorderde dat Hubrap een bedrag van NAf 146.990,44 zou betalen, terwijl Hubrap in reconventie een bedrag van NAf 191.348,19 vorderde van FIBV. De kern van het geschil ligt in een tegenstrijdigheid in een notariële akte van geldlening, waarin de hoogte van de verschuldigde hoofdsom onduidelijk is. FIBV stelt dat Hubrap de aflossing van de lening heeft gestaakt, terwijl Hubrap betwist dat zij iets verschuldigd is. De rechter heeft vastgesteld dat de notariële akte van geldlening een fout bevatte in de vermelding van de hoofdsom, wat leidde tot een verschil van inzicht tussen partijen. De rechter oordeelde dat de uitleg van Hubrap meer steun vond in de akte en dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van FIBV. Uiteindelijk werden zowel de vorderingen van FIBV als die van Hubrap afgewezen, met een veroordeling in de proceskosten voor beide partijen.