ECLI:NL:OGEAC:2021:153

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
CUR202102008
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag op woning en onder koper voor verkoop met gedeeltelijke afdracht aan beslaglegger

In deze zaak heeft eiser, wonend te Huizen, Nederland, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een B.V. en een persoon die niet verschenen is. De procedure is gestart op 23 juli 2021 en behandeld op 5 augustus 2021. Eiser vordert de opheffing van beslag op de onroerende zaak Jan Sofat, gelegd door de B.V. en een derde, om de verkoop aan een koper mogelijk te maken. De B.V. heeft executoriaal beslag gelegd op de woning van eiser, en eiser heeft een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van de woning aan de koper. De kern van het geschil is of de B.V. onrechtmatig handelt door het beslag te handhaven, wat de overdracht aan de koper belemmert. Het gerecht oordeelt dat de B.V. geen rechtens te respecteren belang heeft bij het belemmeren van de overdracht, mits de vordering van de B.V. wordt voldaan. Het vonnis bepaalt dat de B.V. moet meewerken aan de opheffing van het beslag, en dat een deel van de koopsom aan de B.V. moet worden afgedragen, terwijl het restant op een escrow-rekening wordt gestort. Eiser wordt in het gelijk gesteld, en de B.V. wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonend te Huizen, Nederland
gemachtigde: mr. N.E. Soon,
eiser in kort geding,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

wonend te Venray, Nederland,
niet verschenen,
en
2. [… B.V.],
gevestigd te Venray, Nederland,
gemachtigde: mr. E. Kleist,
gedaagden in kort geding.

1.Het verloop van de procedure

1.1 [
Eiser] heeft op 23 juli 2021 een verzoekschrift ingediend.
1.2
Het kort geding is behandeld ter zitting van 5 augustus 2021. [eiser] is verschenen, vergezeld van mr. Soon. Mr. Kleist is verschenen namens [... B.V.], maar nadrukkelijk niet voor haar bestuurster [gedaagde sub 1] in privé. Voorafgaand aan de behandeling heeft mr. Soon 19 producties overgelegd en mr. Kleist 20. De gemachtigden hebben pleitnotities voorgedragen en overgelegd.
1.3
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In dit kort geding wordt uitgegaan van de volgende feiten:
[Eiser] en [gedaagde sub 1] zijn met elkaar getrouwd geweest.
[Eiser] is eigenaar van de onroerende zaak gelegen te Jan Sofat [.] (hierna: Jan Sofat [.]). Op 16 augustus 2013 heeft [gedaagde sub 1] ten laste van [eiser] conservatoir verhaalsbeslag gelegd op Jan Sofat [.]. Op 27 juli 2021 is dit beslag door [gedaagde sub 1] doorgehaald.
Op 20 juli 2016 heeft [... B.V.], van welke vennootschap [gedaagde sub 1] (enig) aandeelhoudster en bestuurster is, ten laste van [eiser] conservatoir verhaalsbeslag gelegd op Jan Sofat [.] voor een vordering begroot op € 6.600.000.
Bij vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 maart 2021 (ECLI:NL:RBOBR:2021:1318) is [eiser] onder meer veroordeeld om aan [... B.V.] € 5.680.552,02 te betalen. Die veroordeling is tot een bedrag van € 1.000.000 uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde deel van de veroordeling heeft [... B.V.] tot dusver € 134.284,13 op [eiser] verhaald. Per 26 juli 2021 resteert uitvoerbaar bij voorraad te betalen € 896.192,82.
Op 28 mei 2021 sloten [eiser] als verkoper en [naam koper] (hierna: ‘[koper]’) als koper een koopovereenkomst ten aanzien van Jan Sofat [.]. De koopsom bedraagt € 1.300.000, inclusief € 100.000 voor roerende zaken.
Op 14 juli 2021 heeft [... B.V.] uit kracht van het vonnis van de Rechtbank Oost-Brabant ten laste van [eiser] executoriaal beslag gelegd onder [koper] voor een bedrag van (na correctie op 19 juli 2021) € 870.000. Op diezelfde datum heeft [... B.V.] uit kracht van datzelfde vonnis executoriaal beslag doen leggen op Jan Sofat [.] met aanzegging dat bij uitblijven van betaling tot executoriale verkoop zal worden overgegaan.
Op 30 juli 2021 stond de levering van Jan Sofat [.] aan [koper] gepland. De leveringsdatum is met een maand aangehouden.

3.De vordering en het verweer

3.1 [
Eiser] vordert, na wijziging van de eis, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, opheffing van wat hij aanduidt als ‘het 2016- en het 2021-beslag’, althans veroordeling van gedaagden tot opheffing van die beslagen, met een hoofdelijk bevel aan gedaagden tot medewerking aan de overdracht van Jan Sofat [.] door ondertekening van een door de notaris te verstrekken onherroepelijke volmacht tot opheffing en doorhaling van de beslagen, alles op straffe van een dwangsom, met bepaling dat dit vonnis in geval van niet-voldoening door gedaagden in de plaats zal treden van hun wilsverklaring, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de wettelijke rente daarover.
3.2 [...
B.V.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
4.1 [
Eiser] heeft de veroordeling gevorderd van [gedaagde sub 1] in de proceskosten, nu zij pas na het aanhangig maken van dit kort geding aan de oorspronkelijke vordering van [eiser] tot doorhaling van het in 2013 door [gedaagde sub 1] gelegde beslag heeft voldaan.
4.2 [
Gedaagde sub 1] is niet in het geding verschenen en heeft deze vordering dan ook niet weersproken. Zij zal worden veroordeeld aan [eiser] de kosten van het oproepingsexploot te voldoen. Voor het overige vallen de door [eiser] gemaakte proceskosten grotendeels samen met de kosten gemaakt terzake zijn vorderingen tegen [... B.V.] en is voor een afzonderlijke veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proceskosten onvoldoende aanleiding.
4.3
Voor zover [eiser]s vorderingen met betrekking tot ‘het 2016- en het 2021-beslag’ zich mede richten tegen [gedaagde sub 1], ontbreekt het die vorderingen aan een voldoende gebleken rechtsgrond en belang.
4.4
Beslist zal dan ook worden als in het dictum van dit vonnis omschreven.
Ten aanzien van [... B.V.]
4.5
Tussen partijen staat vast dat [... B.V.] met het hiervoor onder 2 (d) bedoelde vonnis een executoriale titel tegen [eiser] heeft voor een bedrag van per saldo € 896.192,82 (stand per 26 juli 2021). Voorts geldt dat bij datzelfde vonnis aan [... B.V.] ten laste van [eiser] een nader bedrag van ruim € 4,5 miljoen is toegewezen. De omstandigheid dat dit laatste deel van de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, neemt niet weg dat in dit kort geding de verschuldigdheid daarvan moet worden aangenomen.
4.6
Het voorgaande brengt mee dat zowel het conservatoir beslag uit 2016 op Jan Sofat [.] als de executoriale beslagen uit 2021 op Jan Sofat [.] en onder [koper] in beginsel rechtmatig zijn.
4.7
De kern van dit kort geding is de vraag of [... B.V.] onrechtmatig jegens [eiser] handelt door haar beslagen uit 2016 en 2021 op Jan Sofat [.] te handhaven en daarmee de overdracht van Jan Sofat [.] aan koper [koper] te beletten. Uitgangspunt daarbij is dat deze beslagen slechts dienen tot (zekerheid van) verhaal. In geval van betaling van de vordering waarvoor het beslag is gelegd respectievelijk het stellen van vervangende zekerheid, komt het belang bij de beslagen te vervallen.
4.8 [...
B.V.] kan uit hoofde van haar executoriaal beslag op Jan Sofat [.] en haar executoriaal derdenbeslag onder [koper] thans aanspraak maken op afdracht van in totaal € 896.192,82. [Eiser] wil dat bedrag uit de door [koper] te betalen koopsom van € 1.3 miljoen voldoen. Met betrekking tot het restant heeft [eiser] voorgesteld dat dit wordt gestort op een escrow-rekening, in afwachting van een nadere beslissing over de betalingsverplichtingen van [eiser] aan [... B.V.].
4.9
Namens [... B.V.] zijn tegen de betaling en de voorgestelde vorm van vervangende zekerheid geen bezwaren aangevoerd.
4.10 [...
B.V.] stelt zich echter op het standpunt dat de prijs waarvoor [eiser] Jan Sofat [.] aan [koper] heeft verkocht te laag is en dat zij daardoor in haar verhaalsmogelijkheden dreigt te worden benadeeld. Naar het voorlopig oordeel van het gerecht heeft [eiser] echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de door hem bedongen koopprijs marktconform is - voor een onderhandse verkoop vrij van huur - en ruimschoots hoger is dan de executiewaarde. In de eerste plaats heeft [eiser] daarbij verwezen naar een in opdracht van [koper] opgemaakte waardebepaling van makelaar en taxateur Nas van 28 mei 2021, waarin de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik is bepaald op € 1.2 miljoen en de executiewaarde op € 900.000. [Eiser] heeft er voorts onweersproken op gewezen dat hij Jan Sofat [.] (in 2012) heeft gekocht voor € 1.050.000 en dat de waardering voor de onroerende zaakbelasting (peildatum 1 januari 2018) € 1.1 miljoen bedroeg. Volgens [eiser] is ook de huur die huurder [koper] voor de woning betaalt (thans € 3.230 per maand) een indicatie dat Jan Sofat [.] niet méér waard is dan het bedrag waarvoor hij heeft verkocht. Door [... B.V.] is hier niets concreets tegenovergesteld waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat Jan Sofat [.] (bij executoriale of onderhandse verkoop) voor haar meer zou kunnen opleveren. Zij heeft geen (gevel)taxatie in het geding gebracht, en niet aannemelijk is geworden dat [eiser] zijn medewerking (voor zover vereist) aan een taxatie zou hebben onthouden. Het door [eiser] in zijn pleitnota ter zitting opgenomen en door hem met klem herhaalde voorstel alsnog nadere taxaties te laten doen, is door [... B.V.] niet aanvaard. Gelet op dit alles kan niet geoordeeld worden dat de bedongen koopprijs van (inclusief roerende zaken) € 1.3 miljoen (te) laag is en nadelig voor [... B.V.].
4.11
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [... B.V.] geen rechtens te respecteren belang heeft bij het belemmeren van de overdracht, indien van het totaal door [koper] aan [eiser] verschuldigde bedrag van € 1.3 miljoen via de notaris bij de afwikkeling van de koop en levering van Jan Sofat [.] het bedrag van € 896.192,82 aan [... B.V.] wordt afgedragen en het restant van € 403.807,18 - bij wijze van vervangende zekerheid voor het conservatoir beslag op Jan Sofat [.] - wordt gestort op een (escrow)rekening ten behoeve van [eiser] en [... B.V.], voor wie van hen rechthebbende zal blijken te zijn.
4.12 [...
B.V.] zal worden veroordeeld mee te werken aan de opheffing en doorhaling van de beslagen op Jan Sofat [.] door de notaris daartoe te machtigen als in het dictum van dit vonnis bepaald. Het derdenbeslag onder [koper] zal het gerecht opheffen onder de voorwaarde van betaling aan [... B.V.] van € 896.192,82. Deze beslissingen strekken ertoe de overdracht van Jan Sofat [.] aan [koper] mogelijk te maken, waarbij de koopsom deels ten goede komt aan [... B.V.] en voor het overige als zekerheid dient voor hetgeen zij van [eiser] te vorderen heeft.
4.13
Bij het meer of anders gevorderde heeft [eiser] onvoldoende belang. Voor zover [eiser] met zijn vorderingen tegen [... B.V.] mede het oog heeft gehad op andere (in Nederland gelegde) beslagen dat de beslagen op Jan Sofat [.] en het beslag onder [koper], geldt dat zijn vorderingen in zoverre onvoldoende concreet zijn en onvoldoende zijn toegelicht.
4.14 [...
B.V.] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5.De beslissing

Het Gerecht,
rechtdoende in kort geding,
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
5.1
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 394,50 aan kosten oproeping, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis, en compenseert de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.2
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst af het meer of anders gevorderde;
Ten aanzien van [... B.V.]
5.4
veroordeelt [... B.V.] om binnen een week na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de notaris een onherroepelijke volmacht aan de notaris te verstrekken tot opheffing en doorhaling van de op verzoek van [... B.V.] gelegde beslagen op Jan Sofat [.] tegen en op voorwaarde van betaling aan [... B.V.] van € 896.192,82 en tegen en op voorwaarde van storting van € 403.807,18 op een door de notaris of - indien de notaris daartoe niet bereid is - een door partijen aan te wijzen derde te houden (escrow)rekening ten behoeve van [eiser] en [... B.V.], zulks op straffe van een na betekening van dit vonnis te verbeuren dwangsom van NAf 5.000 voor iedere dag dat [... B.V.] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van NAf 500.000;
5.5
heft op het door [... B.V.] op 14 juli 2021 onder [koper] gelegde executoriaal derdenbeslag tegen en op voorwaarde van betaling aan [... B.V.] van het hiervoor onder 5.4 bedoelde bedrag van € 896.192,82;
5.6
veroordeelt [... B.V.] in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiser] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 450 aan griffierecht en NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis;
5.7
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af het meer of anders gevorderde;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en op 9 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.