In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de intrekking van het ongevallengeld van eiser door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser, die als pompbediende werkzaam was, had eerder een bedrijfsongeval meegemaakt waarbij hij rugletsel opliep. De SVB had op 6 februari 2020 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op nihil vastgesteld en het ongevallengeld ingetrokken, wat door eiser werd bestreden. Eiser stelde dat er geen deugdelijk medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat zijn klachten niet serieus waren genomen. Tijdens de zitting op 7 juli 2021 werd eiser bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de SVB vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde en enkele verzekeringsartsen.
Het Gerecht oordeelde dat de SVB haar besluiten diende te baseren op zorgvuldig uitgevoerd medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had medische informatie ingewonnen en het onderzoek was volgens het Gerecht zorgvuldig verricht. De SVB had echter niet voldoende rekening gehouden met de lange duur van de uitkering en de financiële gevolgen van de intrekking voor eiser. Het Gerecht oordeelde dat eiser een uitlooptermijn van twee maanden moest krijgen om zich voor te bereiden op de gewijzigde financiële situatie. De intrekkingsdatum werd vastgesteld op 6 april 2020, en het Gerecht vernietigde het bestreden besluit voor zover het de intrekkingsdatum betrof. Tevens werd de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van NAf 1.400,-.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van de SVB en de noodzaak om rekening te houden met de impact van dergelijke besluiten op de betrokkenen.