ECLI:NL:OGEAC:2021:144

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
CUR202003007
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van ongevallengeld door de Sociale Verzekeringsbank en de zorgvuldigheid van het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de intrekking van het ongevallengeld van eiser door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser, die als pompbediende werkzaam was, had eerder een bedrijfsongeval meegemaakt waarbij hij rugletsel opliep. De SVB had op 6 februari 2020 de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op nihil vastgesteld en het ongevallengeld ingetrokken, wat door eiser werd bestreden. Eiser stelde dat er geen deugdelijk medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat zijn klachten niet serieus waren genomen. Tijdens de zitting op 7 juli 2021 werd eiser bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de SVB vertegenwoordigd werd door haar gemachtigde en enkele verzekeringsartsen.

Het Gerecht oordeelde dat de SVB haar besluiten diende te baseren op zorgvuldig uitgevoerd medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had medische informatie ingewonnen en het onderzoek was volgens het Gerecht zorgvuldig verricht. De SVB had echter niet voldoende rekening gehouden met de lange duur van de uitkering en de financiële gevolgen van de intrekking voor eiser. Het Gerecht oordeelde dat eiser een uitlooptermijn van twee maanden moest krijgen om zich voor te bereiden op de gewijzigde financiële situatie. De intrekkingsdatum werd vastgesteld op 6 april 2020, en het Gerecht vernietigde het bestreden besluit voor zover het de intrekkingsdatum betrof. Tevens werd de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van NAf 1.400,-.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming van de SVB en de noodzaak om rekening te houden met de impact van dergelijke besluiten op de betrokkenen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

In het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie, advocaat,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Bij beschikking van 6 februari 2020 heeft de SVB de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op nihil bepaald en het ongevallengeld ingetrokken ingaande een maand na de dagtekening van het besluit (primair besluit).
Bij beschikking van 10 juli 2020 heeft de SVB het daartegen gemaakte bezwaar van eiser ongegrond verklaard (bestreden besluit).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en dit vervolgens aangevuld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend en vervolgens producties ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die is vergezeld door N.J.M. Huizing en E.A. Helstone, beiden verzekeringsarts bij de SVB en C. Hau, arbeidsdeskundige bij de SVB.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 1 van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv) wordt verstaan onder:
ongeval: een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen;
arbeidsongeschiktheid: de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van een ongeval gedurende een etmaal of langer, niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken, hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd.
Op grond van artikel 5, eerste lid, heeft de werknemer die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank.
Op grond van artikel 6, eerste lid, deelt de bank zo spoedig mogelijk, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de rechthebbende schriftelijk mede welke tegemoetkoming zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden de bank zich niet of niet langer tot tegemoetkoming gehouden acht.
2. Eiser is als pompbediende werkzaam geweest bij [naam pompstation] N.V.
Op 14 februari 2014 is eiser gedurende werktijd betrokken geweest bij een bedrijfsongeval waarbij hij rugletsel heeft opgelopen en wegens lichamelijke klachten is uitgevallen. Eiser heeft op het benzinestation waar hij werkzaam was – kort samengevat – een rijdende auto richting een benzinepomp zonder chauffeur uit eigen kracht tot stilstand gebracht en voorkomen dat een zwaar ongeluk plaatsvond.
Als gevolg van dit ongeval heeft de SVB eiser arbeidsongeschikt verklaard.
Op 31 oktober 2019 is eiser op controle geweest bij de verzekeringsarts van de SVB en op 10 december 2019 is hij op gesprek geweest bij de arbeidsdeskundige.
Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige op 21 januari 2020 een werkplekonderzoek bij de werkgever van eiser verricht.
Bij het primair besluit heeft de SVB het ongevallengeld van eiser beëindigd.
3. Bij het primair besluit, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft de SVB het ongevallengeld van eiser beëindigd. Aan het bestreden besluit heeft de SVB ten grondslag gelegd dat ook na een grondiger onderzoek tijdens de bezwaarprocedure naar het ongeschiktheidspercentage van eiser is gebleken dat dit percentage onveranderd nihil dient te blijven. Dat er sprake zal zijn van grote financiële gevolgen voor eiser is niet relevant voor de beoordeling van het recht op ongevallengeld conform de LvOv.

Arbeidsongeschiktheid

4. In beroep is in geschil of de SVB eiser terecht met ingang van 6 maart 2020 arbeidsgeschikt heeft verklaard.
5. Eiser heeft aangevoerd dat er geen (deugdelijk) medisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar zijn arbeidsongeschiktheid. De klachten van eiser zijn onveranderd gebleven en hij krijgt nog steeds medische hulp. Het medisch onderzoek is dus onzorgvuldig verricht. Eiser heeft verder aangevoerd dat zijn bedrijfsongeval het gevolg is geweest van een voorval waarbij hij het benzinestation en leven van anderen heeft gered. Volgens eiser is dit gegeven ten onrechte door de SVB niet in haar beoordeling meegenomen. Voorts heeft eiser aangevoerd dat bij het arbeidsdeskundig onderzoek niet alle werkzaamheden van een pompbediende zijn meegenomen. Ook heeft de stopzetting van het ongevallengeld enorme financiële gevolgen voor eiser.
6. Het Gerecht stelt voorop dat de SVB haar besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene dient te baseren op verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek. De desbetreffende rapportages dienen op zorgvuldige wijze tot stand te komen, geen tegenstrijdigheden te bevatten en inhoudelijk concludent te zijn. Indien een betrokkene meent dat hiervan geen sprake is, is het aan hem om dit aan de hand van concrete stukken aannemelijk te maken.
6.1
Het medisch onderzoek is naar het oordeel van het Gerecht zorgvuldig verricht. De verzekeringsarts heeft medische informatie bij de behandelend sector opgevraagd en dit in haar oordeel meegenomen. Zo is, zowel voor het nemen van het primair besluit als in de bezwaarprocedure, overleg geweest met fysiotherapeut Rigaud, bij wie eiser behandeling onderging. Ook is informatie ingewonnen bij dr. Ramrattan, orthopeed. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er beperkingen zijn en aangegeven dat eiser belastbaar is conform de opgemaakte functionele mogelijkhedenlijst (FML). Er zijn geen aanwijzingen dat de klachten van eiser niet serieus zijn genomen bij het medisch onderzoek. Dat de betrokkene zich telkens ziek meldt en er specialistisch onderzoek wordt verricht naar zijn klachten betekent niet zondermeer dat hij arbeidsongeschikt is.
6.2.
Ook is niet gebleken dat het arbeidsdeskundig onderzoek onzorgvuldig is. De arbeidsdeskundige heeft een werkplekonderzoek verricht en op grond daarvan geconcludeerd dat eiser geschikt is voor zijn functie. Voorts heeft een aanvullend arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar plaatsgevonden. De stelling van eiser dat een pompbediende ook bijvoorbeeld moet assisteren bij het bijvullen van benzine in de ondergrondse tank en de olie elke dag moet meten waarbij hij een zware putdeksel moet tillen, leidt niet tot een ander oordeel. Uit punt 9 van de ‘Reactie op Bezwaar’ van de arbeidsdeskundige van 27 mei 2020 blijkt dat de arbeidsdeskundige aanvullend onderzoek heeft verricht naar de handelingen die eiser moest verrichten tijdens het assisteren bij het bijvullen van benzine in de ondergrondse tank en het meten van de olie. Bij de beoordeling is ook de beweging waarbij eiser de putdeksel moest openen meegenomen. Dat eiser ook de verbrande peertjes op het pompstation moest verwisselen en klanten moest helpen bij het verwisselen van banden heeft de arbeidsdeskundige terecht als incidentele werkzaamheden aangemerkt. Het gaat immers niet om handelingen die eiser elke dag moest verrichten.
6.3.
De beroepsgrond dat de SVB geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat het bedrijfsongeval het gevolg is van een voorval waarbij eiser levens heeft gered, slaagt niet. De vraag of iemand arbeidsongeschikt is als bedoeld in de LvOv wordt immers uitsluitend aan de hand van medisch en arbeidskundig onderzoek bepaald. De aanleiding van het ongeval is daarbij niet van belang.
Uitlooptermijn
7. Ten aanzien van de beroepsgrond dat de financiële gevolgen van de beëindiging van het ongevallengeld voor eiser enorm zijn, overweegt het Gerecht als volgt.
7.1.
De zorgvuldigheid vereist dat een betrokkene bij een verlaging of intrekking van het ongevallengeld de gelegenheid krijgt om zich in te stellen op de gewijzigde financiële situatie en de tijd moet krijgen om op zoek te gaan naar (ander) werk. Dit betekent dat de SVB een uitlooptermijn bij de verlaging of intrekking van het ongevallengeld dient aan te houden. Eiser ontving ongeveer zes jaar ongevallengeld naar de mate van volledige arbeidsongeschiktheid. Bij het primair besluit heeft de SVB het ongevallengeld met ingang van een maand na de dagtekening van het besluit ingetrokken. In het geval van eiser is deze termijn, gelet op de lange duur en de hoogte van het door hem ontvangen ongevallengeld, te kort om zich te kunnen instellen op de gewijzigde financiële situatie. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd voor zover het de intrekkingsdatum betreft. Het Gerecht zal zelf in de zaak voorzien en de intrekkingsdatum vaststellen op twee maanden na de dagtekening van het primaire besluit, te weten 6 april 2020.
8. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,- wegingsfactor 1). Omdat eiser kosteloos procedeert, dienen de kosten te worden voldaan aan zijn rechtsbijstandverlener.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde beschikking van 10 juli 2020 voor zover dit de intrekkingsdatum van het ongevallengeld betreft;
  • steltde intrekkingsdatum
    vastop 6 april 2020;
  • bepaaltdat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde deel van de beschikking van 10 juli 2020;
  • veroordeeltde SVB in de proceskosten van eiser tot een bedrag van NAf 1.400,-.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, J. Sybesma en L.C. Hoefdraad, leden, en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2021, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving hiervan. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.