ECLI:NL:OGEAC:2021:14

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
CUR201904534
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van landingsgelden op basis van startgewicht door Curaçao Airport Partners N.V.

In deze zaak heeft de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) een vordering ingesteld tegen Curaçao Airport Partners N.V. (CAP) met betrekking tot de berekening van landings- en parkeergelden. KLM stelt dat CAP het startgewicht van de vliegtuigen ten onrechte niet heeft gecorrigeerd volgens de geluidscertificaten en het Aircraft Flight Manual (AFM), waardoor KLM in de periode van april 2014 tot heden te veel heeft betaald. KLM vordert een terugbetaling van USD 124.429,70, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure begon met een verzoekschrift op 4 december 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord en nadere producties van CAP. Tijdens de comparitie van partijen op 7 oktober 2020 zijn pleitaantekeningen overgelegd. De kern van het geschil draait om de vraag of CAP zich bij de berekening van de landings- en parkeergelden mag baseren op het oorspronkelijke maximale startgewicht van de vliegtuigen, zoals vermeld in het luchtwaardigheidsbewijs (COA) en het Type Certificate Data Sheet (TCDS).

Het Gerecht heeft geoordeeld dat CAP zich in redelijkheid mag baseren op het oorspronkelijke startgewicht, en dat KLM niet gerechtigd is om het actuele gewicht als basis te gebruiken. De vordering van KLM is afgewezen, en KLM is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 8 februari 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd in Nederland
eiseres,
gemachtigden: mrs. M.F. Murray en S.A. Hortencia,
--tegen--
de naamloze vennootschap
CURAÇAO AIRPORT PARTNERS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Princée.
Partijen zullen hierna KLM en CAP genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 december 2019;
- de conclusie van antwoord;
- de nadere producties van CAP;
- de akte eiswijziging met producties van KLM;
- de op de comparitie van partijen van 7 oktober 2020 door de gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a) KLM vliegt sinds jaar en dag luchthaven Hato.
b) Hato wordt geëxploiteerd door CAP.
c) CAP is belast met de door luchtvaartmaatschappijen, waaronder KLM, ingevolge het
Landsbesluit Landings- en Parkeergeldenverschuldigde landings- en parkeergelden.
d) Volgens de
Ministeriële regeling landings- en parkeergelden 2019is het actuele tarief voor landingsgeld USD 7,33 per ton startgewicht per landing, en het parkeergeld USD 0,61 per ton startgewicht per dag.
e) Over de berekening van de landings- en parkeergelden bestaat tussen partijen een verschil van inzicht. Minnelijk overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1
KLM stelt en legt aan haar vordering ten grondslag dat CAP het startgewicht, de MTOW (Maximum Take-Off Weight), van de door KLM gebruikte vliegtuigen van en naar Curaçao ten onrechte niet conform de geluidscertificaten en/of de AFM (Aircraft Flight Manual) heeft gecorrigeerd, waardoor KLM in de periode vanaf april 2014 USD 124.429,70 te veel aan landings- en parkeergelden aan CAP heeft betaald. KLM stelt op grond van artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek gerechtigd te zijn het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen.
3.2
KLM vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
  • voor recht te verklaren dat CAP het startgewicht, MTOW, genoteerd op de geluidscertificaten of de AFM, dient te gebruiken als basis voor de berekeningen van de door KLM aan CAP verschuldigde landings- en parkeergelden;
  • CAP te veroordelen om aan KLM te betalen de somma van USD 124.429,70, dan wel de tegenwaarde daarvan in Nederlands-Antilliaans courant, vermeerderd met de maandelijkse onverschuldigd betaalde bedragen aan landingsgelden met ingang van 7 juni 2020, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening;
  • de rechtsmaatregelen te treffen die het Gerecht opportuun acht;
subsidiair
  • voor recht te verklaren op welke wijze de landings- en parkeergelden dienen te worden berekend;
  • CAP te veroordelen om aan KLM te betalen het onverschuldigd betaalde bedrag conform het door het Gerecht gehanteerde startgewicht en bepaalde berekeningswijze, vermeerderd met de maandelijkse onverschuldigd betaalde bedragen aan landingsgelden met ingang van 10 juni 2019, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening en 15% buitengerechtelijke incassokosten;
  • de rechtsmaatregelen te treffen die het Gerecht opportuun acht.
3.3
CAP heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat het startgewicht wordt gevonden in het COA (Certificate of Airworthiness) danwel het TCDS (Type Certificate Data Sheet).
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Kern van deze zaak is of CAP zich bij de berekening van de door KLM verschuldigde landings- en parkeergelden in redelijkheid mag baseren op het maximale startgewicht dat een vliegtuig heeft zoals dat blijkt uit het luchtwaardigheidsbewijs (COA, Certificate of Airworthiness) en/of het TCDS (Type Certificate Data Sheet). Bij beide documenten gaat het om het oorspronkelijke maximale startgewicht van het desbetreffende type vliegtuig, zoals dat gold op het moment dat het vliegtuig was afgebouwd. Het ‘geboortegewicht’ zogezegd. Dat gewicht is bij de vliegtuigen waarmee KLM op Hato vliegt hoger dan hun daadwerkelijke gewicht, hetgeen verband houdt met door KLM aangebrachte aanpassingen (bijvoorbeeld veranderingen in het interieur) ter besparing van brandstof, ter bevordering van de veiligheid en ter beperking van geluidshinder. Het daadwerkelijke, actuele maximale startgewicht van een vliegtuig is te vinden in de geluidscertificaten en/of de AFM (Aircraft Flight Manual) en kan jaarlijks wijzigen. Als daarvan wordt uitgegaan, zou KLM bij de huidige tarieven minder aan CAP verschuldigd zijn dan door CAP in rekening wordt gebracht. In geval van de Boeing 747 is het verschil tussen het oorspronkelijke maximale startgewicht en het actuele maximale startgewicht ongeveer 25 ton.
4.2
KLM heeft aangevoerd dat heden ten dage vrijwel alle luchthavens ter wereld waarop zij vliegt het landingsgeld berekenen op basis van het werkelijke gewicht zoals dat blijkt uit de geluidscertificaten en en/of de AFM. Slechts een handvol luchthavens hanteert een andere methodiek. Die omstandigheid maakt echter niet dat CAP niet mag vasthouden aan haar wijze van heffing. Het gaat er in deze zaak niet om wat gebruikelijk, eigentijds of wenselijk is, maar waartoe CAP rechtens verplicht en KLM gerechtigd is.
4.3
De wettelijke basis voor het uitgangspunt bij de berekening van landings- en parkeergelden voor luchthaven Hato is het
Landsbesluit Landings- en Parkeergelden. Dit landsbesluit definieert ‘startgewicht’ in artikel 1 onder 5 als volgt:
Startgewicht : het maximumgewicht waarmede een vliegtuig mag opstijgen, een en ander blijkens het bij het vliegtuig behorende bewijs van luchtwaardigheid
4.4
Partijen zijn het erover eens dat het gewicht zoals dat kan blijken uit het bewijs van luchtwaardigheid niets anders kan zijn dan het oorspronkelijke ‘geboortegewicht’ van het type toestel. Als dat gewicht niet blijkt uit het bewijs van luchtwaardigheid, dus het COA, zoals bij de Boeing 747, dan is het te vinden in het TCDS.
4.5
De berekeningswijze van CAP is dan ook in lijn met hetgeen bij landsbesluit is voorgeschreven. Andere (hogere) regelgeving op grond waarvan CAP van een lager gewicht moet uitgaan, is er niet. De
ICAO’s Policies on Charges for Airports and Air Navigation Serviceswaarnaar KLM verwijst, leggen CAP geen bindende regels op en onderschrijven bovendien CAP’s gebruik van het COA en/of het TCDS bij de berekening, of laten daarvoor althans ruimte. Sectie II artikel 4 lid 1 luidt immers:
Landing charges should be based on the aircraft weight formula. The maximum certificated take-off weight as indicated in the certificate of airworthiness (or other prescribed document) should be used (...)
4.6
Of het landsbesluit CAP de ruimte biedt om, in navolging van kennelijk vrijwel alle andere luchthavens ter wereld, het landings- en parkeergeld te berekenen op basis van het werkelijke gewicht van de vliegtuigen die Hato aandoen, kan hier in het midden blijven. Van onverschuldigde betaling door KLM zou slechts sprake zijn als CAP lagere bedragen had móéten rekenen.
4.7
De door KLM genoemde omstandigheid dat CAP over de periode april 2013-maart 2014 de in rekening gebrachte bedragen achteraf heeft gecorrigeerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daargelaten dat deze correctie volgens CAP een andere achtergrond had (door beperkingen in haar toenmalige systeem kon slechts één startgewicht worden ingevoerd) impliceert die correctie geen afstand van recht voor de toekomst.
4.8
Gelet op het voorgaande kunnen de overige verweren van CAP onbesproken blijven, evenals haar stelling dat indien de berekeningssystematiek zou worden aangepast als door KLM voorgestaan, dit onherroepelijk zou leiden tot een verhoging van de tarieven per ton startgewicht.
4.9
Slotsom is dat de vordering van KLM zal worden afgewezen. KLM zal op de voet van artikel 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden veroordeeld in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Gerecht,
- wijst af het gevorderde;
- veroordeelt KLM in de kosten van het geding, aan de zijde van CAP aan gemachtigdensalaris begroot op NAf 4.000 en aan nakosten op NAf 250 zonder betekening en NAf 400 met betekening, alle bedragen in geval van niet-voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2021.