ECLI:NL:OGEAC:2021:137

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
CUR201901224
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte verrekening van naheffingsaanslagen met loondervingen

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap [T.S.E.] N.V. beroep ingesteld tegen een e-mailbericht van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarin werd meegedeeld dat er een openstaande schuld van NAf 33.851,99 was na verrekening van loondervingen met premieaanslagen. De SVB had eerder naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering opgelegd over de jaren 2001 tot en met 2016. Eiseres betoogde dat de SVB ten onrechte deze bedragen had verrekend met loondervingen over de jaren 2008 tot en met 2015. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de SVB de loondervingen onterecht had verrekend met de naheffingsaanslagen. Het Gerecht oordeelde dat het beroep van eiseres gegrond was en vernietigde de beschikking van de SVB. Tevens werd de SVB veroordeeld tot betaling van de nog verschuldigde loonderving van NAf 456.761,92 aan eiseres, evenals de proceskosten van NAf 1.400,-. De uitspraak werd gedaan op 14 januari 2020, en er staat hoger beroep open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

de naamloze vennootschap [T.S.E.] N.V.,

gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: mrs. W.R. Flocker en S.S.J. Vierbergen, advocaten,
en

de Sociale Verzekeringsbank (SVB),

verweerster,
gemachtigde: mr. M. Bonafasia, werkzaam bij de SVB.

Procesverloop

Eiseres heeft op 5 april 2019 beroep ingesteld tegen het e-mailbericht van 27 februari 2019 (bestreden e-mailbericht), waarbij de SVB eiseres heeft meegedeeld dat zij, na verrekening van loondervingen met premieaanslagen, een openstaande schuld bij de SVB heeft van NAf 33.851,99.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling ter zitting van het Gerecht heeft plaatsgevonden op
16 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Vierbergen, die is vergezeld door [G.M.R.]. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, die is vergezeld door [L.V.].
Na de zitting is het onderzoek geschorst ten einde partijen in de gelegenheid te stellen tot een minnelijke regeling te komen. Partijen hebben bericht dat deze regeling niet tot stand is gekomen en hun standpunten nader toegelicht. Vervolgens hebben partijen nog stukken ingediend, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. Het Gerecht gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres heeft tot oktober 2015 een onderneming gedreven, waarna [T.M.] N.V. (Machineshop) het personeel heeft overgenomen.
1.2.
De SVB heeft eiseres over de jaren 2001 tot en met 2005 naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering opgelegd. In hoger beroep heeft het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Hof) bij uitspraak van 23 mei 2014 de beschikking vernietigd waarbij de SVB de bezwaren van eiseres tegen de naheffingsaanslagen ongegrond heeft verklaard. De SVB heeft na de uitspraak van het Hof geen nieuwe beschikking op bezwaar genomen. Ter zitting heeft de SVB bevestigd dat de naheffingsaanslagen over de jaren van 2001 tot en met 2005 zijn komen te vervallen.
1.3.
De SVB heeft eiseres over de jaren 2006 tot en met 2012 naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering opgelegd. Partijen hebben hierover op
9 januari 2018 een vaststellingovereenkomst gesloten. Daarin is, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen. De openstaande schuld van eiseres aan de SVB wegens de niet betaalde naheffingsaanslagen over genoemde periode bedraagt NAf 412.322,45. Hiervan dient eiseres op basis van het door haar opgegeven verschil met de aan de hand van haar salarissysteem [systeem] berekende premies een bedrag van NAf 139.258,56 te betalen aan de SVB. Eiseres betaalt daarnaast een bedrag van NAf 73.237,25 wegens een te lage aangifte over 2006 tot en met 2012. De totale premieschuld van eiseres aan de SVB bedraagt daarmee
NAf 212.495,81.
1.4.
Bij besluiten van 11 september 2018 heeft de SVB de aan eiseres opgelegde naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering over de jaren 2013 tot en met 2016 tot een bedrag van in totaal ongeveer NAf 297.000,- vernietigd.
1.5.
Bij e-mailbericht van 28 september 2018 heeft een medewerker van Machineshop een medewerker van de SVB verzocht om een overzicht van de loondervingen over 2006 tot en met 2015 gerelateerd aan eiseres. Dit verzoek is bij
e-mailbericht van 3 oktober 2018 herhaald door general manager [F.] ([F.]) van Machineshop. De medewerker van de SVB heeft aan dit verzoek voldaan door op 9 oktober 2018 per e-mail de gevraagde informatie te sturen aan [F.]. Deze informatie biedt een overzicht van de betalingen van loondervingen aan eiseres over de jaren 2005 tot en met 2018. Hierbij zijn afschriften gevoegd van 25 door de SVB in de jaren 2006 tot en met 2016 aan eiseres verzonden brieven over ‘afrekening loonderving’. Volgens deze informatie is het bedrag aan loondervingen over de jaren 2005 tot en met 2018 in totaal NAf 623.100,18, waarvan NAf 525.713,98 is verrekend met door eiseres verschuldigde premies ZV/OV en AOV/AWW en NAf 131.238,19 is uitbetaald aan eiseres. Per saldo resteert een bedrag van NAf 33.851,99 dat eiseres aan de SVB is verschuldigd.
1.6.
Bij e-mailbericht van 1 februari 2019 heeft mr. Flocker, advocaat, aan de directeur van de SVB, drs. Ph. Martis, geschreven dat uit de toegestuurde informatie blijkt dat eiseres recht heeft op een bedrag aan loonderving en verzocht om afhandeling ervan. Het sectiehoofd financiële administratie van de SVB, [L.V.], heeft hierop gereageerd bij het bestreden e-mailbericht.
2. Eiseres heeft gemotiveerd beroep ingesteld. Daarbij heeft eiseres, kort samengevat, aangevoerd dat de SVB ten onrechte de bedragen van de naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering over 2001 tot en met 2009 heeft verrekend met de loondervingen over 2008 tot en met 2015.
3. Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De SVB heeft betoogd dat het bestreden e-mailbericht geen beschikking is, omdat geen aanvraag is gedaan om uitbetaling van loonderving. Een e-mailbericht kan als een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Lar worden gekwalificeerd. Daarbij is de inhoud en de wijze waarop het e-mailbericht is geformuleerd van belang (zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3382). Uit de tekst van het bestreden
e-mailbericht blijkt dat dit is bedoeld als reactie op het door mr. Flocker op 1 februari 2019 per e-mail aan de directeur van de SVB verzonden verzoek namens eiseres om uitbetaling van de loondervingen. De directeur van de SVB heeft mr. Flocker op dezelfde dag per e-mail laten weten dat hij de desbetreffende medewerker heeft verzocht om zijn verzoek te behandelen. Vervolgens heeft het sectiehoofd financiële administratie het verzoek afgehandeld door in het bestreden e-mailbericht concreet en ondubbelzinnig de beslissing mee te delen dat eiseres, na verrekening van loondervingen met premieaanslagen, een openstaande schuld bij de SVB heeft van NAf 33.851,99. Het bestreden e-mailbericht strekt dan ook tot afwijzing van de aanvraag om uitbetaling van de loondervingen en is daarmee gericht op rechtsgevolg. Het betoog van de SVB slaagt daarom niet.
3.2.
De SVB heeft vervolgens betoogd dat, voor zover sprake is van een verzoek om betaling van loonderving, deze niet meer kan worden uitbetaald ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening Ziekteverzekering en artikel 11, tweede lid, van de Landsverordening Ongevallengeld. Hierin is bepaald dat de termijnen van het ziekengeld of ongevallengeld die niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, niet meer worden uitbetaald. Dit betoog slaagt evenmin. Uit de onder 1.5 bedoelde brieven ‘afrekening loonderving’ van de SVB blijkt dat de SVB de loondervingen waarvan eiseres de uitbetaling heeft verzocht, heeft verrekend met aanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering en premies AOV/AWW. De SVB heeft ter zitting toegelicht dat deze brieven plegen te worden verstuurd nadat om uitbetaling van loonderving wordt verzocht. Van een eerste invorderingsactie van eiseres is dan ook geen sprake.
3.3
Eiseres heeft aan de hand van de 25 door de SVB in de jaren 2006 tot en met 2016 aan eiseres verzonden brieven over ‘afrekening loonderving’ inzichtelijk gemaakt dat de SVB de loondervingen over 2008 tot en met 2015 heeft verrekend met de naheffingsaanslagen premies ziekte- en ongevallenverzekering over 2001 tot en met 2003, 2006, 2007 en 2009 tot een bedrag van in totaal NAf 456.761,92. Gelet op de onder 1.2 genoemde uitspraak van het Hof, die niet heeft geleid tot nieuwe naheffingsaanslagen over de jaren 2001 tot en met 2005, en gelet op de onder 1.3 genoemde vaststellingsovereenkomst die ziet op naheffingsaanslagen over de jaren 2006 tot en met 2012, heeft die verrekening van loondervingen ten onrechte plaatsgevonden voor zover het gaat om de verrekening met de naheffingsaanslagen over de desbetreffende jaren, aangeduid met de extensie /13 achter het aanslagjaar.
3.4
De slotsom luidt dat het beroep van eiseres slaagt, zodat de beschikking van 27 februari 2019 zal worden vernietigd. Het Gerecht ziet aanleiding om te bepalen dat de SVB aan eiseres de nog verschuldigde loonderving tot een bedrag van
NAf 456.761,92 uitbetaalt.
4. Het Gerecht ziet aanleiding om de SVB te veroordelen tot betaling aan eiseres van de door haar gemaakte proceskosten, bestaande uit NAf 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700,-) aan gemachtigdensalaris.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaarthet beroep
gegrond;
-
vernietigtde beschikking van 27 februari 2019;
-
bepaaltdat de SVB aan eiseres het bedrag van NAf 456.761,92
uitbetaalten
dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde beschikking;
-
veroordeeltde SVB tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van NAf 1.400,- (zegge: veertienhonderd Nederlands-Antilliaanse guldens), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
-
bepaaltdat de SVB het door eiseres betaalde griffierecht van NAf 50,- (zegge: vijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mrs. W.H. Bel, voorzitter, en L.C. Hoefdraad en J. Sybesma, leden, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.