In deze zaak heeft eiser, wonend in Curaçao, bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificatie van februari 2018. Op 23 april 2018 heeft hij dit bezwaar ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank Curaçao (SVB). De SVB heeft echter pas op 27 augustus 2019 een beslissing genomen, waarbij het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat resulteerde in twee verschillende zaaknummers: CUR201901368 en CUR201904347. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in deze zaken.
Het Gerecht oordeelde dat de uitkeringsspecificatie niet als een beschikking kan worden aangemerkt, omdat deze niet gericht is op enig rechtsgevolg. De SVB heeft terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar tegen de beschikking van 11 januari 2018 te laat was ingediend. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de termijnoverschrijding het gevolg was van bijzondere omstandigheden die niet aan hem toe te rekenen zijn.
De slotsom van het Gerecht was dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. Tevens werd vastgesteld dat het Gerecht ten onrechte een nieuw zaaknummer had aangemaakt voor het beroep tegen het bestreden besluit, en dat het griffierecht van NAf 50,- aan eiser moest worden gerestitueerd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.