ECLI:NL:OGEAC:2021:116

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
CUR201602251
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement Bell Group N.V. en verzoeken van bondholders om uitkering aan trustee

In de zaak van het faillissement van Bell Group N.V. heeft de rechter-commissaris op 31 mei 2021 uitspraak gedaan over de verzoeken van Plaza B.V. en The Law Debenture Trust Corporation PLC (LDTC) betreffende de uitkering van boedelactiva. Plaza, een bondholder en boedelfinancier, verzocht de curatoren te bevelen geen uitdeling te doen aan LDTC totdat een bondholders' meeting ter vervanging van LDTC als trustee had plaatsgevonden. LDTC daarentegen verzocht om een spoedige uitkering van de boedelactiva aan hen, als enige schuldeiser in het faillissement.

De rechter-commissaris oordeelde dat artikel 65 van het Faillissementsbesluit (Fb) een schuldeiser de mogelijkheid biedt om tegen een handeling van de curator op te komen. LDTC werd erkend als de enige schuldeiser, terwijl Plaza niet als zodanig werd aangemerkt. De curatoren hadden eerder een aanzienlijke betaling ontvangen en waren voornemens om de resterende activa van circa USD 73 miljoen uit te keren aan LDTC. Plaza's bezwaar tegen deze uitkering werd afgewezen, omdat de rechter-commissaris oordeelde dat Plaza geen schuldeiser was en dat haar belangen niet gelijkgesteld konden worden met die van een schuldeiser.

De rechter-commissaris concludeerde dat de curatoren in redelijkheid tot uitkering aan LDTC konden overgaan, zonder te wachten op de uitkomst van het proces dat Plaza had aangekondigd om LDTC te vervangen. De beslissing om de verzoeken van Plaza en LDTC af te wijzen werd genomen, waarbij de rechter-commissaris benadrukte dat de belangen van Plaza niet voldoende waren om haar verzoeken te honoreren. De beschikking werd gegeven te Curaçao op 31 mei 2021.

Uitspraak

Zaaknummer: CUR201602251
Datum uitspraak: 31 mei 2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
BESCHIKKING
van de rechter-commissaris in het faillissement van
BELL GROUP N.V.,
gevestigd te Curaçao,
uitgesproken bij vonnis van dit Gerecht van 23 januari 1997,
curatoren: mrs. L.C.J.M. Spigt en D.M. Douwes
op de verzoeken ex artikel 65 Faillissementsbesluit (Fb) van:
PLAZA B.V.(‘Plaza’),
gemachtigden: mrs. K. Krzeminski en T. Hartman te Rotterdam, Nederland.
en van:
THE LAW DEBENTURE TRUST CORPORATION PLC(‘LDTC’),
gemachtigde: mr. M.R.B. Gorsira.

1.Verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoek van Plaza van 23 april 2021;
- het verzoek van LDTC van 6 mei 2021;
- de reactie van de curatoren van 7 mei 2021 ;
- de repliek van Plaza van 18 mei 2021;
- de repliek van LDTC van 18 mei 2021;
- de dupliek van de curatoren van 21 mei 2021.

2.De verzoeken

Plaza verzoekt:
de curatoren te bevelen geen uitdeling te doen aan LDTC totdat de bondholders’ meeting ter vervanging van LDTC als trustee is gehouden.
LDTC verzoekt:
de curatoren te bevelen zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitdeling aan LDTC.

3.Gronden van de beslissing

3.1
Artikel 65 Fb biedt een schuldeiser de mogelijkheid bij de rechter-commissaris op te komen tegen een handeling van de curator of om een bevel aan de curator uit te lokken.
3.2
LDTC is de enige schuldeiser in dit faillissement. LDTC fungeert als trustee voor (deels nog altijd onbekende, niet-opgekomen) ‘bondholders’. Plaza is een van die bondholders. Zij was tevens boedelfinancier.
3.3
In dit faillissement is na twee decennia procederen in Engeland en Australië een schikking bereikt, op grond waarvan in september 2020 een aanzienlijke betaling aan de curatoren is gedaan. De curatoren hebben inmiddels nagenoeg afgerekend met boedelfinancier Plaza. De uitkering van het resterende boedelactief van circa USD 73 miljoen hebben de curatoren aangehouden in afwachting van door hen verzocht onafhankelijk advies naar onder meer Engels recht over in het bijzonder de vraag in hoeverre de curatoren een rol zou passen bij het organiseren van vergaderingen van bondholders met het oog op de door Plaza gewenste vervanging van LDTC door een andere trustee. De curatoren hebben na ontvangst van bedoeld advies besloten daarvan af te zien en tot afwikkeling van het faillissement over te gaan met uitkering van het actief aan LDTC.
3.4
Plaza heeft bezwaar tegen uitkering aan LDTC. Voerde zij eerder aan dat LDTC moest worden vervangen omdat LDTC zich op het standpunt stelde dat zij een deel van het geld ‘voor eeuwig’ onder zich moest houden voor niet-opgekomen bondholders, thans gaat het haar erom dat uitkering aan LDTC het recht van Plaza om LDTC tijdig, efficiënt en zonder vermijdbare kosten te vervangen zal schaden.
3.5
LDTC verzoekt het tegenovergestelde: De curatoren dienen zo snel mogelijk tot uitkering over te gaan, opdat LDTC het proces van distributie van gelden onder de bondholders kan aanvangen.
3.6
De gevraagde bevelen zullen niet worden gegeven.
3.7
Wat betreft het verzoek van Plaza geldt in de eerste plaats dat artikel 65 Fb een
schuldeiserde mogelijkheid biedt bij de rechter-commissaris op te komen tegen een handeling van de curator of om een bevel aan de curator uit te lokken. De curatoren hebben zich op goede grond op het standpunt gesteld dat Plaza geen schuldeiser is en dat haar verzoek reeds om die reden niet kan slagen. De (enige) schuldeiser in het faillissement is LDTC. Dat bondholders zoals Plaza materieel belang hebben bij dit faillissement en bij het aan LDTC als schuldeiser uit te keren bedrag is evident. Met hun belangen dient dan ook, voorzover dat mogelijk en redelijk is, rekening te worden gehouden. De belangen van Plaza - waaronder mogelijke besparing van kosten bij vervanging van LDTC door een andere trustee - maken niet dat zij in deze procedure gelijkgesteld kan worden met een schuldeiser. In die zin is Plaza’s positie niet veel anders dan die van een aandeelhouder in een kapitaalvennootschap.
3.8
Afgezien van het voorgaande kunnen de curatoren zich naar het oordeel van de rechter-commissaris in redelijkheid op het standpunt stellen dat zij thans tot uitkering aan LDTC moeten overgaan en dat zij het door Plaza aangekondigde proces om LDTC te doen vervangen niet kunnen afwachten. Daargelaten de onzekere uitkomst van dat proces en de mogelijk lange duur daarvan, al dan niet met tussenkomst van de Engelse rechter, en daargelaten de vraag of vervanging van LDTC als trustee zonder meer zou meebrengen dat de curatoren bevrijdend aan de nieuwe trustee zouden kunnen uitkeren, geldt dat schuldeiser LDTC al geruime tijd aandringt op afwikkeling. De eventuele vervanging van LDTC betreft voorts een interne aangelegenheid tussen bondholders en trustee. Niet valt daarbij in te zien dat de enkele uitkering door de curatoren aan LDTC enige invloed heeft op de mogelijkheden van Plaza haar rechten als bondholder uit te oefenen. In hoeverre LDTC (of een eventueel opvolgend trustee) een retentierecht toekomt ter vrijwaring, zal aan de Engelse rechter kunnen worden voorgelegd. Als de trustee dat recht heeft, heeft Plaza er geen rechtens te respecteren belang bij zich thans tegen uitkering aan LDTC te verzetten. Als de trustee dat recht niet heeft, zal een rechterlijke beslissing in Engeland dat uitwijzen en uitkomst kunnen bieden.
3.9
De stelling van Plaza dat een vervanging van LDTC zou leiden tot een (versnelde) vrijval van het bedrag dat LDTC thans reeds onder zich houdt en daarmee uiteindelijk tot verhoging van het boedelactief met een gedeelte van dat bedrag, kan de curatoren evenmin noodzaken uitkering aan LDTC aan te houden. Niet alleen is onzeker of en op welke termijn het tot een dergelijke vrijval zou kunnen komen, maar bovendien is LDTC nu eenmaal de enige schuldeiser met wie de curatoren van doen hebben. Bij de huidige stand van zaken zal een mogelijk aan de boedel van Bell Group N.V. na te komen bate afkomstig van LDTC weer ten goede komen aan LDTC als enige schuldeiser in het faillissement.
3.1
Wat betreft het verzoek van LDTC geldt dat een voldoende belang bij het gevraagde bevel ontbreekt. De curatoren hebben al te kennen gegeven tot afwikkeling te zullen overgaan zoals door LDTC voorgestaan.

4.Beslissing

De rechter-commissaris:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven te Curaçao op 31 mei 2021 door mr. P.E. de Kort, rechter-commissaris in het faillissement van Bell Group N.V.