Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Verloop van de procedure
- het verzoekschrift met producties, op 6 mei 2021 ter griffie ingediend;
2.De feiten
4 juli 2018 heeft het gerecht, op verzoek van CBCS, ten aanzien van Verzekeraars, ECI en ECH de noodregeling als bedoeld in artikel 60 Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (LTV) uitgesproken. Het gerecht heeft in dat kader het volgende overwogen:
3.5 Volgens de Centrale Bank heeft Ennia een ernstig solvabiliteitstekort dat alleen maar verder verslechtert. Volgens Ennia rechtvaardigt alleen al dit feit het uitspreken van de noodregeling. Daarnaast speelt volgens de Centrale Bank:
en de uiteindelijke aandeelhouder de heer [aandeelhouder] (verder: [aandeelhouder]) de aanwijzingen van de Centrale Bank en de stille curatoren niet opvolgen;
aan het toezicht van de Centrale Bank worden onttrokken, en
4.19. Al het voorgaande brengt het gerecht tot de conclusie dat niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat CBCS onrechtmatig heeft gehandeld door over te gaan tot indiening van het verzoek ex artikel 60 lid 1 LTV. Ook is niet aannemelijk dat de bodemrechter, oordelend op een rechtsmiddel (indien dit open zou staan), tot het oordeel zal komen dat de noodregeling niet moet worden uitgesproken. De situatie is, samenvattend, immers aldus dat Verzekeraars al lange tijd niet voldoen aan de geldende regels op het gebied van solvabiliteit, dat hierin geen verbetering is opgetreden ondanks instructies van CBCS, dat een laatste plan is geblokkeerd door de (uiteindelijke) aandeelhouder en dat in plaats daarvan juist een substantieel bedrag uit de groep wordt gehaald. In die omstandigheden is aannemelijk dat (ook) een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het belang van de gezamenlijke schuldeisers ingrijpen door de toezichthouder vordert en dat dit ingrijpen in de vorm van de noodregeling moet plaatsvinden. Op deze conclusies stuit de primaire vordering onder a af.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bij het uitspreken van de noodregeling machtigt het Gerecht de Bank zowel tot vereffening van het geheel of van een gedeelte van de portefeuille van de verzekeraar als tot overdracht van alle of van een deel van zijn rechten en verplichtingen uit of krachtens overeenkomsten van verzekering. Zolang de Bank nog niet is gebleken dat de verzekeraar een negatief eigen vermogen heeft, strekt de machtiging mede tot vereffening van het vermogen van de onderneming van de verzekeraar.”
Indien het Gerecht de noodregeling uitspreekt, oefent de Bank bij uitsluiting alle bevoegdheden van de bestuurders, de commissarissen of de vertegenwoordiger van de verzekeraar uit.”
bevoegdhedenvan de bestuurders uitoefent. Hiermee wordt het statutaire bestuur van de vennootschap niet vervangen door de CBCS maar zij wordt slechts haar bevoegdheden ontnomen en buitenspel gezet. Zij kan worden ontslagen, maar dat hoeft niet. Dat CBCS zich bij de Kamer van Koophandel als bestuurder van de Ennia-groep heeft moeten inschrijven, maakt het voorgaande niet anders nu enkel inschrijving in de registers van de Kamer van Koophandel iemand niet tot bestuurder van een vennootschap maakt in de zin van Boek 2. De stelling dat CBCS in strijd handelt met de bepalingen van boek 2 BW wordt reeds daarom niet gevolgd.
kanmachtigen om haar bevoegdheden of een deel daarvan uit te oefenen. De discretionaire bevoegdheid of zij personen machtigt en waartoe zij personen machtigt ligt volledig bij de bank. Bovendien heeft de bank onderbouwd weersproken dat de door de (inmiddels ontslagen) commissarissen destijds geuite bezwaren tegen het voortduren van de noodregeling gerechtvaardigd waren.
NAf 1.500.