Parketnummer: 500.00074/19
Uitspraak: 26 februari 2021 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. M. Verkade-van Hoek en J. Jansen-Laclé, advocaten in Curaçao.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. A.K. Tiggelaar, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde. Haar vordering behelst voorts de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
De raadsvrouw, mr. M. Verkade-van Hoek, heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair is een verzoek tot schorsing of heropening van het onderzoek ter terechtzitting gedaan.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] op of omstreeks 21 januari 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en – al dan niet – met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en – al dan niet – na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen (van/op zeer korte afstand) drie, in elk geval een of meer, kogels afgevuurd op en/of in de richting (van) de borststreek en/of het lichaam van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door een of meer van die kogel(s) in de borststreek en/of het lichaam werd getroffen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot/bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 21 januari 2018 te Curaçao, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest,
immers heeft hij, verdachte (met het oog op vermeld misdrijf)) [medeverdachte] ettelijke momenten, althans vlak voor het schieten vervoerd naar, althans in de nabijheid van, de broodkraam “[naam broodkraam]” en/of heeft hij verdachte een vuurwapen gegeven aan die [medeverdachte];
(artikelen 2:262/259 j° 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 21 januari 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 j° 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Het Gerecht overweegt daartoe dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verdachte de medeverdachte [medeverdachte] heeft vervoerd naar de plaats des misdrijf. Voorts ontbreekt het wettig bewijs dat de verdachte op of omstreeks die avond ene vuurwapen voorhanden heeft gehad, laat staan dat hij toen een vuurwapen aan [medeverdachte] zou hebben gegeven.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Naf 2.205,53.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen.
Het Gerecht beslist over de proceskosten als hierna te melden.
BESLISSING
verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;