ECLI:NL:OGEAC:2021:102

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
CUR202101346
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot aanhouding van veiling en beoordeling van vorderingen in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft MCC GROUP N.V. (hierna: MCC) een vordering ingesteld tegen CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V. (hierna: CRU), REFINERIA DI KORSOU N.V. (hierna: RDK) en REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V. (hierna: Isla) met betrekking tot een aangekondigde veiling van olieproducten. MCC vordert dat de veiling, die gepland stond voor 28 mei 2021, wordt verboden, omdat de veilingvoorwaarden volgens haar onterecht zijn en de transparantie en opbrengst van de veiling in gevaar brengen. CRU heeft verweer gevoerd en stelt dat de veiling noodzakelijk is om van de producten af te komen, terwijl Isla zich aansluit bij de vordering van MCC.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de aanvankelijke veilingvoorwaarden onterecht waren, omdat deze de veilingkoper verplichtten rekening te houden met opslagkosten die CRU vorderde. Dit was niet gepast in het kader van een executoriale verkoop. Na kennisname van de vordering van MCC heeft CRU de veilingvoorwaarden aangepast, maar MCC stelt dat de eerdere voorwaarden potentiële bieders hebben ontmoedigd. De rechter heeft geoordeeld dat de veiling moet worden aangehouden om verwarring bij potentiële bieders te voorkomen en om een maximale opbrengst te waarborgen. CRU is veroordeeld in de proceskosten van MCC, terwijl de kosten tussen MCC en RDK zijn gecompenseerd. De kosten van Isla zijn eveneens gecompenseerd, omdat er geen grond was voor een kostenveroordeling ten gunste of ten laste van haar.

De beslissing van de rechter houdt in dat CRU de veiling met minimaal 10 dagen moet aanhouden en de nieuwe datum moet aankondigen. Dit vonnis is uitgesproken op 27 mei 2021 door mr. P.E. de Kort, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202101346
Vonnis in kort geding van 27 mei 2021
inzake
de naamloze vennootschap
MCC GROUP N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.F. van den Heuvel,
tegen

1.de besloten vennootschap CURAÇAO REFINERY UTILITIES B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.R. de Vries,

2.de naamloze vennootschap REFINERIA DI KORSOU N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.R. de Vries,

3.de besloten vennootschap REFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson.
Partijen zullen hierna MCC, CRU, RDK en Isla worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
CRU heeft op 25 mei 2021 een verzoekschrift met producties ingediend. Namens CRU is een verweerschrift met producties ingediend.
1.2.
Het kort geding is ter zitting van hedenmorgen behandeld. Verschenen zijn de heer […] namens MCC, de heer […] namens CRU en RDK en de heer […] namens Isla, alsmede de gemachtigden van partijen. MCC heeft ter zitting bij akte haar eis gewijzigd. Namens CRU en RDK is een pleitnota overgelegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op hedenmiddag.

2.De vordering

2.1.
MCC vordert – na wijziging en vervolgens gedeeltelijke intrekking van eis – dat het gerecht, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
“1. CRU verbiedt de veiling op 28 mei 2021 doorgang te laten vinden, op straffe van een aan MCC te verbeuren dwangsom van USD 15.000.000;
2. Iedere andere voorziening te treffen die het gerecht geraden acht.
Met veroordeling van de gedaagden in de kosten van het geding, en met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd is met ingang van twee weken na vonnis.”
2.2.
Aan deze vordering legt MCC ten grondslag dat de veiling transparant behoort te zijn en gericht moet zijn op de realisatie van een zo hoog mogelijke opbrengst. De huidige manier van veilen ontmoedigt echter bieders en lijkt er eerder op gericht te zijn dat er zo weinig mogelijk bieders verschijnen. De termijn waarop de wijziging van de veilingvoorwaarden heeft plaatsgevonden is te kort voor potentiële kopers die zich eerder door de veilingvoorwaarden hebben laten afschrikken om hun standpunt te herzien. Bovendien zullen eerst de discrepanties over de aanwezige voorraden en te veilen voorraden moeten worden opgehelderd en van de juiste omschrijving worden voorzien.
2.3.
CRU voert gemotiveerd verweer. De enige manier om van de producten af te komen is deze op een openbare veiling te koop aan te bieden. Er is geen interesse om alle producten los te kopen. Er is voldoende aandacht gegeven aan de veiling, ook op internet. Een uitstel van de veiling zorgt er niet voor dat er andere geïnteresseerden zijn die een hogere prijs bieden. De problemen worden dus niet opgelost. De opslagkosten per maand en het behoud van de producten kost CRU NAf 10 miljoen per maand, dat wil CRU niet langer betalen. Het belang van het personeel heeft CRU altijd voorop gesteld, omdat CRU altijd de salarissen heeft doorbetaald; Isla liet dit na. Er wordt niemand benadeeld, want de NAf 39 miljoen die CRU aan bewaarloon te vorderen heeft zou toch nooit gehaald worden.
2.4.
Isla sluit zich aan bij de vordering van MCC om de veiling niet door te laten gaan. Het is van belang dat de hoogste opbrengst wordt behaald. CRU is niet de enige belanghebbende; de werknemers zijn ook belanghebbenden en zij zouden voorop moeten staan. Er is geen enkel spoedeisend belang om de veiling door te zetten. Er is belang bij om met CORC te gaan praten, CORC is wel degelijk geïnteresseerd in de producten.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

ten aanzien van CRU
3.1.
Bij vonnis in kort geding van dit gerecht van 10 december 2020 is Isla veroordeeld aan CRU terzake opslagkosten NAf 11 miljoen te betalen, te vermeerderen met NAf 99.000 vanaf 16 augustus 2020 tot aan de dag waarop de producten van Isla uit de opslag bij CRU zijn verwijderd. CRU heeft uit kracht van dat vonnis met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven formaliteiten, publicaties en termijnen executoriaal beslag gelegd op de olieproducten (825.343 vaten) van Isla die zij als bewaarder onder zich heeft en heeft de veiling daarvan aangekondigd.
3.2.
De veiling is gepland voor morgenochtend, 10.00 uur.
3.3.
De aanvankelijke vordering van MCC strekte tot het verbieden van voortzetting van de veiling op de toen nog door CRU gehanteerde veilingvoorwaarden. MCC had daaraan ten grondslag gelegd dat in de veilingvoorwaarden ten onrechte door CRU was opgenomen dat de veilingkoper bij de bepaling van zijn bod rekening diende te houden met de opslagkosten van CRU van ‘minimaal NAf 39.512.000 die voldaan moeten worden om de Olieproducten uit de opslag en onder het retentierecht uit te krijgen’. Deze klacht van MCC was terecht, omdat een dergelijke waarschuwing niet thuishoort in een executoriale verkoop die door de retentor zelf wordt gehouden ter tenuitvoerlegging van een door hem voor zijn bewaarloon verkregen executoriale titel. CRU kan na de veiling geen retentierecht tegen de veilingkoper uitoefenen voor haar oude (restant)vordering voor opslagkosten, dus de waarschuwing dat de veilingkoper naast de koopsom zich met de CRU zou moeten verstaan over haar retentierecht en minimaal NAf 39 miljoen aan CRU zou moeten betalen, was niet op haar plaats. Dit is klaarblijkelijk ook door CRU ingezien, want na kennisneming van het verzoekschrift van MCC heeft zij de veilingvoorwaarden gisteren aangepast, met verwijdering van de gewraakte passages over het retentierecht van CRU. Tegen de nieuwe, door CRU bij haar verweerschrift overgelegde veilingvoorwaarden zijn door MCC (en Isla) geen bezwaren geuit.
3.4.
Hierop heeft MCC haar vordering gewijzigd. Zij stelt zich op het standpunt dat, hoewel de veilingvoorwaarden te elfder ure zijn gecorrigeerd, de eerdere voorwaarden een ontmoedigende uitwerking zullen hebben gehad op potentiële gegadigden, waardoor morgen geen maximaal resultaat op de veiling zal kunnen worden behaald. Ook met deze nieuwe veilingvoorwaarden mag de veiling volgens MCC morgen niet doorgaan.
3.5.
Het bezwaar van CRU tegen de eiswijziging wordt gepasseerd. Zij is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
3.6.
Ter zitting heeft de gemachtigde van CRU op verzoek van de rechter telefonisch navraag gedaan bij de deurwaarder naar de belangstelling voor de veiling. Uit die navraag bleek dat zich voor de veiling van morgen één aspirant-koper heeft gemeld (RDK) en dat aan vijf andere geïnteresseerde partijen de veilingvoorwaarden zijn toegestuurd (eerst de oude, vervolgens gisteren of vandaag ook de nieuwe). De termijn voor aanmelding als aspirant-koper is inmiddels verstreken.
3.7.
Ter zitting is gespeculeerd over het negatieve effect dat de aanvankelijk onjuiste veilingvoorwaarden kunnen hebben gehad op de belangstelling voor de veiling en over de vraag in hoeverre dat uiteindelijk nadelig zal kunnen uitpakken voor MCC als mede-beslaglegger. Verder dan (beredeneerde) gissingen kon en kan echter niet worden gekomen, alleen al omdat de olie volgens MCC USD 40 per barrel moet kunnen opbrengen, maar volgens CRU slechts een fractie daarvan waard is.
3.8.
Binnen het kader van dit kort geding kan niet worden uitgesloten dat de onjuiste bepaling in de tot gisteren gehanteerde veilingvoorwaarden potentiële gegadigden ervan heeft weerhouden zich tijdig bij de deurwaarder te melden en tijdig te voldoen aan de voor deelname aan de veiling vereiste aanbetaling van NAf 100.000. De onduidelijkheid die is ontstaan, is toe te schrijven aan CRU. Zij had moeten zorgen voor correcte voorwaarden, zonder de onjuiste bepaling dat naast de koopsom ruim NAf 39 miljoen aan CRU zou moeten worden betaald.
3.9.
Het gerecht ziet in het voorgaande aanleiding CRU te bevelen de veiling aan te houden als hierna omschreven. De mogelijk door haar veroorzaakte verwarring bij potentiële gegadigden kan dan worden weggenomen, met wellicht een gunstig resultaat op de veilingopbrengst. Er bestaat geen aanleiding MCC te laten betalen voor de extra (opslag)kosten die hiermee voor CRU gemoeid zijn.
3.10.
De overige door MCC tegen de veiling aangevoerde bezwaren moeten worden verworpen. Op CRU rust geen rechtsplicht meer ruchtbaarheid aan de veiling te geven dan door de wet voorgeschreven. Desgewenst kunnen ook MCC en Isla zelf publiekelijk aandacht vragen voor de veiling. Evenmin rust op CRU de verplichting jegens Isla of andere beslagleggers om de olie in losse kavels te verkopen, om een OFAC-licentie aan te vragen ter ondervanging van de sancties ten aanzien van Venezuela of om nader onderzoek te doen naar de exacte hoeveelheden van de te veilen olie. Voor MCC’s stelling dat de olie niet van Isla maar van PdVSA zou zijn, hetgeen CRU en Isla tegenspreken, bestaan geen aanwijzingen.
3.11.
Beslist zal worden als hierna omschreven, met veroordeling van CRU als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten. Voor het opleggen aan CRU van een dwangsom bestaat onvoldoende aanleiding.
ten aanzien van RDK
3.12.
Ter zitting heeft MCC haar - mede als lasthebber van MCC Petroleum DMCC te Dubai - tegen RDK ingestelde vorderingen ingetrokken, na door RDK gevoerd verweer. Over de proceskosten zal worden beslist als hierna vermeld.
ten aanzien van Isla
3.13.
Isla is als geëxecuteerde op de voet van artikel 438 lid 4 Rv in dit geding betrokken en heeft het door MCC ten aanzien van de veiling ingenomen standpunt ondersteund. Daarover wordt beslist als hiervoor overwogen. Voor een kostenveroordeling ten gunste of ten laste van Isla bestaat geen grond. Ten aanzien van haar zullen de kosten dan ook worden gecompenseerd.

4.Beslissing

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
ten aanzien van CRU
4.1.
beveelt CRU de voor morgenochtend 10.00 uur aangekondigde veiling, al dan niet na opening van die veiling, aan te houden met minimaal 10 dagen, met aankondiging van de nieuwe datum binnen drie dagen na heden in de drie eerder door CRU gekozen dagbladen, met daarin de vermelding dat de aangepaste veilingvoorwaarden bij deurwaarder Ramazan kunnen worden opgevraagd;
4.2.
veroordeelt CRU in de aan de zijde van MCC gerezen proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 7.500 aan griffierecht en NAf 1.500 voor salaris procureur, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na deze uitspraak;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
ten aanzien van RDK
4.5.
verstaat dat niet langer op de vorderingen behoeft te worden beslist;
4.6.
veroordeelt MCC in de aan de zijde van RDK gerezen proceskosten, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.500 voor salaris gemachtigde;
ten aanzien van Isla
4.7.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 27 mei 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.