ECLI:NL:OGEAC:2020:98

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 januari 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
CUR201903096
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens verduistering door werknemer

In deze zaak vordert de besloten vennootschap [naam besloten vennootschap] schadevergoeding van gedaagde, die als werknemer in dienst was bij een aan haar gelieerde vennootschap. Gedaagde heeft erkend een deel van het door eiseres gevorderde bedrag te hebben verduisterd, maar betwist de hoogte van de vordering. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 13 augustus 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord op 11 november 2019 en een comparitie van partijen op 17 december 2019. De gedaagde werd op 8 juli 2019 op staande voet ontslagen na erkenning van verduistering. Eiseres heeft de schade berekend op NAf 324.793,20, maar gedaagde heeft de omvang van de verduistering betwist. Het gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde in ieder geval NAf 150.000 heeft verduisterd, wat toewijsbaar is. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke kosten en proceskosten gevorderd. Het gerecht heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het toewijsbare bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de zaak voor het resterende geschil naar de rolzitting verwezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
de besloten vennootschap
[naam besloten vennootschap],
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.M. Douwes,
tegen
[naam gedaagde],
wonend in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift met producties, op 13 augustus 2019 ter griffie ingediend;
- de conclusie van antwoord van 11 november 2019;
- de comparitie van partijen van 17 december 2019.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn betwist.
a. a) Gedaagde was sinds 1 november 2015 in dienst van [naam naamloze vennootschap], een aan [de besloten vennootschap] gelieerde vennootschap.
b) De werkzaamheden van gedaagde omvatten het bijhouden van de administratie van [naam naamloze vennootschap] en [naam besloten vennootschap].
c) Nadat het ter kennis was gekomen van de bestuurder van [naam besloten vennnootschap] en [naam naamloze vennootschap] dat gedaagde mogelijk cheques, die waren afgegeven om de crediteuren van de vennootschappen te betalen, had gebruikt om gelden voor zichzelf op te nemen, heeft [de besloten vennootschap] onderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat gedaagde verschillende methoden gebruikte om gelden van [naam besloten vennootschap] te verduisteren.
d) Gedaagde is, na te hebben erkend gelden te hebben verduisterd, op 8 juli 2019 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is gedaagde aansprakelijk gesteld voor de door haar veroorzaakte schade.
e) Op 7 augustus 2019 is gedaagde per brief op de hoogte gesteld van de door [naam besloten vennootschap] berekende omvang van de schade en is gedaagde gesommeerd om die schade te vergoeden. Dat heeft zij niet gedaan.

3.Het geschil

3.1. [
de besloten vennootschap] vordert:
i. gedaagde te veroordelen om aan [naam besloten vennootschap] te vergoeden de door haar veroorzaakte schade ter hoogte van NAf 324.793,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat ieder van de cheques door haar is geïnd op naam van zichzelf of op naam van [naam bedrijf] tot aan de dag van algehele voldoening;
ii. gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de beslagkosten van NAf 2.404,34 te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de dag van beslaglegging tot aan de dag van algehele voldoening;
iii. gedaagde te veroordelen tot betaling van het maximum aan buitengerechtelijke kosten van NAf 10.000, -, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de dag van het door het Gerecht te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
iv. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure;
v. de veroordeling voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. [
naam besloten vennootschap] legt aan de vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door gelden te verduisteren. Hierdoor heeft [naam besloten vennootschap] schade geleden ten bedrage van in totaal NAf 324.793,20, vermeerderd met kosten.
3.3.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1. [
naam besloten vennootschap] heeft ter onderbouwing van haar schade als productie 5 bij het verzoekschrift een overzicht in het geding gebracht, dat naar aanleiding van het door haar ingestelde onderzoek is opgesteld. Blijkens dat overzicht is het in deze procedure gevorderde schadebedrag van NAf 324.793,20 als volgt opgebouwd:
- verduisterde gelden februari 2016 t/m december 2016 ad NAf 34.465,96;
- verduisterde gelden januari 2017 t/m december 2017 ad NAf 104.873,86;
- verduisterde gelden januari 2018 t/m december 2018 ad NAf 124.550,62;
- verduisterde gelden januari 2019 t/m 24 juni 2019 ad NAf 60.902,76.
4.2.
Gedaagde erkent dat zij gelden heeft verduisterd gedurende haar dienstverband bij [ naam naamloze vennootschap], maar zij betwist de omvang van de vordering. Gedaagde voert in dat verband aan dat zij in de periode dat zij werkzaam was als office-manager bij [naam naamloze vennootschap] af en toe 1 of 2 cheques ontving om crediteuren van de vennootschappen te betalen. Gedaagde erkent dat zij geregeld cheques voor eigen gebruik heeft opgenomen, maar stelt dat het, gezien het aantal cheques dat zij ontving, onmogelijk is om tot een bedrag ter hoogte van de vordering te komen. Zij stelt zelf niet te hebben bijgehouden welke bedragen zij verduisterde, omdat zij wist dat haar handelwijze niet in de haak was.
4.3.
Gedaagde heeft ter zitting desgevraagd het door haar verduisterde bedrag geschat op ongeveer de helft van het door [naam besloten vennootschap] gevorderd bedrag. Gelet op de onderbouwing door [naam besloten vennootschap] van haar vordering en de gedeeltelijke erkenning door gedaagde, moet als tussen partijen vaststaand worden aangenomen dat gedaagde in ieder geval NAf 150.000 heeft verduisterd. Dat bedrag is reeds thans toewijsbaar.
4.4.
Voor het overige heeft gedaagde de vordering van [naam besloten vennootschap] betwist. Gelet op de betwisting van de hoogte van de gevorderde schade, voor zover die het bedrag van NAf 150.000 te boven gaat, ligt het op de weg van [naam besloten vennootschap], op wie de stelplicht en bewijslast rust, haar schade nader te concretiseren en te onderbouwen. [naam besloten vennootschap] heeft bewijs aangeboden. Zij zal in de gelegenheid worden gesteld haar vordering bij akte na tussenvonnis nader te onderbouwen. […]
4.5. [
naam besloten vennootschap] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij aanzienlijke kosten heeft gemaakt om de door gedaagde gepleegde fraude te ontdekken en onderzoeken en om betaling buiten rechte te verkrijgen. Het door haar gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is genoegzaam onderbouwd en komt het gerecht redelijk voor.
4.6.
Over de toe te wijzen bedragen zal de wettelijke rente worden toegewezen. Vooralsnog zal daarbij als ingangsdatum wat betreft de hoofdsom de datum van indiening van het verzoekschrift worden gehanteerd. Over de buitengerechtelijke kosten zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de datum van deze uitspraak.
4.7.
Gedaagde zal worden veroordeeld in de tot dusver aan de zijde van [naam besloten vennootschap] gerezen proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
4.8.
Beslist zal worden als hierna omschreven. De beslissingen betreffen deels eindbeslissingen. In zoverre is dit vonnis een eindvonnis.

5.Beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan [naam besloten vennootschap] van NAf 150.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan [naam besloten vennootschap] van NAf 10.000 terzake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt gedaagde in de tot dusver aan de zijde van [naam besloten vennootschap] gerezen proceskosten, tot op heden begroot op NAf 2.404,34 aan beslagkosten, NAf 298,50 aan oproepingskosten, NAf 450,- aan griffierecht en NAf 6.000,- voor gemachtigdensalaris;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verwijst de zaak voor wat betreft het resterende geschil naar de rolzitting van maandag 9 maart 2020 voor akte na tussenvonnis aan de zijde van [naam besloten vennootschap];
5.6.
bepaalt dat gedaagde vervolgens op een door de rolrechter te bepalen datum een antwoordakte zal kunnen nemen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2020.