ECLI:NL:OGEAC:2020:97

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
555.00150/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot plofkraak van geldautomaat in Curaçao met explosief

Op 8 januari 2020 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot plofkraak op een geldautomaat. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. Moenir Alam. De zaak werd behandeld in tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. I. Out, de verdachte beschuldigde van twee feiten: poging tot diefstal en poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. De tenlastelegging betrof een incident op 23 mei 2018, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een explosief mengsel in de geldautomaat had willen aanbrengen.

Tijdens de zitting werd de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie besproken. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatige opsporing en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Het Gerecht verwierp deze verweren en oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan beide feiten, waarbij het Gerecht oordeelde dat de poging tot plofkraak niet was voltooid, maar dat er wel een begin van uitvoering was geweest.

De strafmaat werd vastgesteld op 30 maanden gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De vordering van de benadeelde partij, [naam bank], tot schadevergoeding werd gedeeltelijk afgewezen, omdat de materiële schade al door de verzekeringsmaatschappij was vergoed. Het Gerecht verklaarde de inbeslaggenomen goederen, waaronder gasflessen en handschoenen, verbeurd. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. M. Witteman, en is geregistreerd onder proces-verbaalnummer 295106.

Uitspraak

Parketnummer:555.00149/18 ([verdachte])

Uitspraak: 8 januari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], adres: [adres 1],
thans alhier gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2019 en 18 december 2019. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. Moenir Alam, advocaat in Curaçao.
Namens [naam bank] heeft dhr. [gemachtigde bank] ter terechtzitting van 28 augustus 2019 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De officier van justitie, mr. I. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging, subsidiair dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Meer subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft zij betoogd dat deze dient te worden afgewezen, dan wel (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting– ten laste gelegd dat:
Feit 1:
dat hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een kluis van) een geldautomaat (gelegen aan de [wijk]) weg te nemen (hoeveelheid) bankbiljet(ten)/ geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bank], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en/of dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans alleen, naar die geldautomaat zijn gegaan en/of waarna verdachte en/of zijn mededader(s) met enig explosief (middel) en/of een explosieve lading, althans gas, welke hij/zij heeft/hebben meegebracht op bovengenoemde geldautomaat heeft/ hebben vastgemaakt/aangebracht, althans in de muur van bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben aangebracht, en/of tot ontsteking heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
dat hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
aan/bij/in een geldautomaat (gelegen aan de [straatnaam]
terwijl gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten
was, met dat opzet met zijn mededader(s), althans alleen, enig explosief
(middel) en/of een explosieve lading, althans gas, heeft/hebben meegebracht
en/of op/ aan/in (de muur van) bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben
aangebracht/vastgemaakt/ geplaatst/ en/of dit vervolgens te ontsteken,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s)
niet is voltooid.
Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van het Gerecht
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is en dat het Gerecht krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van het ne bis in idem beginsel en omdat er geen rechtmatigheidstoets heeft plaats gevonden.
Het Gerecht overweegt dat het ne bis in idem beginsel, zoals neergelegd in artikel 1:143 Wetboek van Strafrecht in de onderhavige zaak niet van toepassing is. Het beginsel houdt in dat iemand niet andermaal vervolgd kan worden wegens een feit waarvoor hij onherroepelijk door een rechter in het Koninkrijk is veroordeeld. Verdachte is ten aanzien van de thans tenlastegelegde feiten niet eerder veroordeeld. Het verweer wordt verworpen.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat sprake zou zijn van onrechtmatige opsporing, omdat -zo begrijpt het Gerecht- er geen rechtmatigheidstoets heeft plaatsgevonden en omdat voorlopige hechtenis niet mogelijk is voor een verdenking van vernieling en er geen ernstige bezwaren waren. Deze procedurele vormfouten dienen te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van deze verweren overweegt het Gerecht dat zich in de stukken een proces-verbaal van de rechter-commissaris bevindt, waarin zij heeft geoordeeld dat de inverzekeringstelling van verdachte onrechtmatig was, omdat verdachte eerder voor het zelfde feit aangehouden is geweest. Het Gerecht stelt vast op grond hiervan vast dat er een toets als bedoeld in art. 89 Sv heeft plaatsgevonden door de rechter-commissaris. Het verweer wordt verworpen.
Uit de stukken volgt voorts dat de rechter-commissaris vervolgens heeft geoordeeld dat er voldoende ernstige bezwaren en gronden waren, en dat zij rauwelijks de bewaring van verdachte heeft bevolen. Het Hof heeft bij beschikking van 20 juni 2019 eveneens geoordeeld dat er ten aanzien van verdachte ernstige bezwaren waren en heeft de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd. Het Gerecht is van oordeel dat zowel de rechter-commissaris als het Hof konden oordelen dat er ernstige bezwaren bestonden, omdat uit het dossier bleek dat
(a.) verdachte de auto had gehuurd die bij de poging tot plofkraak was betrokken, (b.) verdachte in de nabijheid van de plaats delict is aangehouden en (c.) omdat het uiterlijk van verdachte overeenkwam met dat van één van de daders. Dat de ernstige bezwaren (deels) gebaseerd waren op informatie die al een jaar oud was, doet daar niet aan af. Het verweer hieromtrent wordt derhalve verworpen.
Voorts blijkt uit de stukken dat de bewaring en gevangenhouding zijn bevolen ter zake van de verdenking dat verdachte zich had schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak en ter zake van het medeplegen van een poging om een ontploffing te weeg te brengen. Dit zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, daarom wordt ook het verweer dat geen voorlopige hechtenis mogelijk was verworpen.
Gelet op het vorenstaande oordeelt het Gerecht dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Schorsing van de vervolging
Het Gerecht stelt vast dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
dat hij op
of omstreeks23 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit
(een kluis van)een geldautomaat (gelegen aan de [straatnaam]) weg te nemen
(hoeveelheid)bankbiljet
(ten)/geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam bank]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot die geldautomaat en dat geld te verschaffen en
/ofdat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking, en/of inklimming,met zijn mededader
(s
),
althans alleen,naar die geldautomaat is gegaan en
/ofwaarna verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)met enig explosief
(middel
) en/of een explosieve lading, althans gas,welke
hij/zij
heeft/hebben meegebracht
en inopbovengenoemde geldautomaat
heeft/hebben
vastgemaakt/gebracht
, althans in de muur van bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben aangebracht, en/of tot ontsteking heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
dat hij op
of omstreeks23 mei 2018 te Curaçao, ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of
anderen,
althans alleen,opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
aan/bij/in een geldautomaat (gelegen aan de [straatnaam])
terwijl gemeen gevaar voor goederen te duchten was
en/of levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten
was, met dat opzet met zijn mededader
(s
),
althans alleen,enig explosief
(middel
) en/of een explosieve lading, althans gas, heeft/hebben meegebracht
en
/of op/ aan/in
(de muur van)bovengenoemde geldautomaat
heeft/hebben
gebracht
/vastgemaakt/ geplaatst/ en/of dit vervolgens te ontsteken,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Een proces-verbaal van aangifte vangemachtigde bank]
namens [naam bank], pagina 11-13), inhoudende als verklaring van de aangever:
Ik ben bevoegd en gemachtigd om aangifte van poging tot diefstal te doen van een geldautomaat van voornoemde bank (
het Gerecht begrijpt [naam bank). Het betreft een geldautomaat gevestigd op het parkeerterrein van de [naam bedrijf] gevestigd te de weg naar [wijk]. Heden woensdag 23 mei 2018 werd ik opgebeld door de centralepost van beveiliging met de mededeling dat het alarm van voornoemde geldautomaat afging. Mijn security manager begaf zich ter plaatse en constateerde dat onbekenden een gasslang tussen het biljet uitgifte-gleuf hadden geforceerd.

2. Een schriftelijk bescheid, te weten een niet volledig ondertekend proces-verbaal van aanhouding en bevinding opgemaakt door de politie, pagina’s 21-26, inhoudende als relaas van de verbalisanten:

Op 23 mei 2018 rond 03.15 uur kregen verbalisanten een melding dat drie manspersonen in het zwart gekleed en heel verdacht de straat overstaken en in de richting van de [naam bedrijf] liepen. Verbalisanten werden onderweg aangesproken dat er vier in zwart geklede mannen op een zandweg tegenover [naam bedrijf] stonden, en dat ze met een grijze Kia Rio waren. Vervolgens horen de verbalisanten een alarm afgaan uit de richting van de supermarket. Verbalisanten zagen drie mannen vanuit de richting van de geldautomaat wegvluchten. Ook werd gezien dat er verschillende kabels/slangen uit de geldautomaat komen.
Verbalisanten riepen tegen verdachten dat ze moeten stoppen. Een van de mannen viel op de grond. Deze man bleek te zijn medeverdachte [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] verklaarde spontaan dat hij dit gedaan heeft omdat hij geen inkomen heeft, dat hij al twee maanden dakloos is en dat zijn huis een paar maanden geleden door brand is getroffen. De telefoon van [medeverdachte 1]werd inbeslaggenomen. Politie keek in de telefoon en zag daar een whatsappbericht: ‘Awe nochi mi ta kobra i mana 24 bo ta hana e sen’ = (p. 184) “ Vanavond zal ik geld krijgen en morgen de 24e krijg je het geld”.
De andere twee verdachten zijn in een grijze Kia Rio gevlucht. Kenteken [kentekennummer 1] (
Het Gerecht begrijpt op grond van een zich in het dossier bevindend herstel proces-verbaal: [kentekennummer 2]) moet zijn. Dit is een kentekenplaat die eerder die nacht gestolen is. De originele kentekenplaat lag in de auto. Voor perceel [adres 2] reedde auto tegen een afrastering, inzittenden gingen er lopend vandoor in de richting van [vluchtroute]. In een zijweg van de [vluchtroute] zag de politie twee mannen lopen, die bezweet en moe waren. Deze mannen zijn door verbalisanten [verbalisant 1]en [verbalisant 2]aangehouden. Tijdens de aanhoudingen van deze personen constateerde een verbalisant dat een persoon in het zwart gekleed muisstil in het gras aan de kant van de weg lag. Deze man lag ongeveer drie meters van de andere verdachten. Hij was ook bezweet en moe. Terwijl de verbalisanten op de politieauto stonden te wachten kwam een onbekende man met versnelde pas in hun richting lopen. Die man was ook in het zwart gekleed. Bij het zien van de politieauto zag verbalisant dat de man hevig schrok en met harde pas in tegenovergestelde richting begon te rennen. Omdat die man in het zwart gekleed was, hij bij het zien van de politieauto de benen nam, en er kort daarvoor drie manspersonen die in het zwart gekleed waren de benen bij de geldautomaat hadden genomen, werd hij ook aangehouden.

3. Een schriftelijk bescheid, te weten een niet volledig ondertekend aanvullend proces-verbaal van aanhouding en bevinding opgemaakt door de politie, pagina’s 170-174, inhoudende als relaas van de verbalisanten:

De twee mannen die door verbalisanten [verbalisant 1]en [verbalisant 2]werden aangehouden zijn: verdachte [verdachte] en [meedeverdachte 2]. De man die in het gras lag betrof medeverdachte [medeverdachte 3] . De laatst aangehouden persoon betrof verdachte [medeverdachte 4] .
De politie zag dat er gasslangen en elektriciteitsdraden in de geldautomaat waren gebracht.

4. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 179-180, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op woensdag 23 mei 2018 werden vijf verdachten aangehouden in de omgeving van de ]naam bedrijf] in verband met een vernieling en poging tot diefstal van een geldautomaat van de [naam bank]. Bij het doen van de aangifte overhandigde aangever een memorystick met videobeelden. Op de beelden is te zien dat twee, in het zwart geklede mannen, de deur aan de rechterzijde van de pinautomaat vernielen met een koevoet en door er tegen aan te trappen. Nadat de deur geopend is, rennen ze weg. Eén van hen rent terug naar de achterkant van de geldautomaat. Vervolgens lopen drie man met een zuurstoffles met lange kabel naar de automaat. Ze leggen de fles in de ruimte achter de opengebroken deur. Ze brengen kabels in aan de voorzijde van de pinautomaat en rennen weg.

5. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 181-206, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Locatie aanhouding [medeverdachte 1] op ongeveer 500 meter afstand van de geldautomaat. Op de vluchtroute zijn aangetroffen een groene bivakmuts, zwarte handschoenen en een zwarte tas. Op de foto van de van de verdachte ten behoeve van de voorgeleiding op 23 mei 2018 droeg [medeverdachte 1] een zwart poloshirt met knoopjes.
De locatie [vluchtroute]) waar [verdachte], [medeverdachte 2]en [medeverdachte 3] zijn aangehouden, bevindt zich in de buurt waar de vluchtauto tegen de afrastering van een woning was aangereden.
Voormelde foto van verdachte is door de politie vergeleken met de personen op de screenshots van camerabeelden op de plaats delict. De politie heeft vastgesteld dat het uiterlijk van dader 1 (persoon met zwart poloshirt, zwarte handschoenen en groene bivakmuts die de gleuf van de geldautomaat met een koevoet forceerde), gelijkenissen vertoonde met het uiterlijk van verdachte zoals weergegeven op voormelde foto. Deze gelijkenissen betroffen het zwarte poloshirt, de donkere huidskleur en het postuur.
Verder werden op de door verdachte afgelegde vluchtroute een groene bivakmuts en zwarte handschoenen aangetroffen.
Door het vergelijken van een foto die op 23 mei 2018 van verdachte [verdachte]is gemaakt, met personen op screenshots van camerabeelden van de plaats delict, kan worden vastgesteld dat er overeenkomsten zijn tussen uiterlijk van verdachte 2 (met het grijze shirt met daaroverheen zwart shirt die trap geeft tegen de deur van het loterijkantoor) en uiterlijk verdachte [verdachte]bij aanhouding: grijs shirt met lange mouwen met figuurtjes, licht getint, donkere broek, gezet postuur.
Door het vergelijken van een foto die op 23 mei 2018 van verdachte [verdachte]is gemaakt, met personen op screenshots van camerabeelden van de plaats delict kan worden vastgesteld dat er overeenkomsten zijn tussen uiterlijk van verdachte 3 (met de blauwe doek op hoofd en gasslang in zijn hand) en uiterlijk verdachte [medeverdachte3] bij aanhouding:
bruine huidskleur, shirt binnenstebuiten aan, omgekeerd logo op t-shirt, zwart t-shirt met witte randen.

6. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 179-180, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Bij de plofkraak werd een grijze Kia Rio gebruikt, met de kentekenplaat [kentekennummer 2]. In de auto lag het kenteken [kentekennummer 3]. Het kenteken [kentekennummer 2] staat op naam van [benadeelde], die op 23 mei 2018 aangifte van diefstal van één van zijn kentekenplaten had gedaan.

7. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina’s 260-266, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Ik heb in mei 2018 een grijze Kia Rio [kentekennummer 3] verhuurd aan [verdachte]. Ik ken [verdachte] al 10 jaar. Ik herken [verdachte]op de aan mij voorgehouden foto. Ik herken verdachte] op de aan mij voorgehouden foto van [verdachte].

8. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, registratienummer 205/2019 d.d. 7 augustus 2019, opgesteld en ondertekend door verbalisant [verbalisant 3]

, inhoudende als zijn relaas:

Naast de geldautomaat bevindt zich een loterij. In het kantoor van de loterij trof een verbalisant een zuurstoffles en een propaanfles aan. De afsluiter van beide flessen stond open, en ook brander-draaiwiel. Aan de brander zaten slangen gekoppeld waardoor een mengsel van propaan en zuurstof kon stromen. Er zat een stuk pvc-buis aan het uiteinde van een van de slangen en deze was in de geldsleuf van de geldautomaat geplaatst. Aan de brandslangen was een elektriciteitskabel bevestigd. De elektriciteitskabel was gestript en de draden waren aan elkaar gewikkeld, en dit deel van de kabel was ook in de geldsleuf geplaatst. De stekker aan de andere kant van de kabel was in een stopcontact gedaan. De gestripte en aan elkaar gewikkelde elektriciteitsdraden waren bedoeld om kortsluiting, en dus een vonk, te veroorzaken waardoor het gas zou ontploffen. In de kabel was een schakelaar aangebracht, zodat de kortsluiting –en dus ook de ontploffing- op voor de daders veilige afstand tot stand kon worden gebracht. Om het gas niet te laten ontsnappen uit de geldsleuf, was er een t-shirt in de sleuf gepropt. Alles was gereed om de geldautomaat van [naam bank] te laten ploffen. Als dit was gebeurd, zou een ware ravage van de geldautomaat zijn ontstaan door de kracht van de gas-explosie.
Bewijsoverwegingen
Het Gerecht is in navolging van hetgeen door de raadsvrouw is gesteld, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het grijze shirt dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, hetzelfde patroon vertoonde als het grijze shirt van één van de daders. Het Gerecht stelt echter wel vast, op basis van de foto’s in het dossier zoals weergegeven op p. 199, dat zowel op het grijze shirt van verdachte, als op het grijze shirt van de dader figuurtjes waren aangebracht, en dat zowel het shirt van verdachte als dat van die dader voorzien waren van lange mouwen. Mede op grond van deze vaststelling, in samenhang bezien met de andere bewijsmiddelen, acht het Gerecht bewezen dat verdachte één van de daders was.
Ter zitting heeft verdachte aangevoerd dat hij die avond slachtoffer is geworden van een beroving, waarbij hem zijn auto zou zijn afgenomen. Verdachte verklaarde dat hij dit bij zijn aanhouding meteen tegen de politie had gezegd. Het Gerecht acht deze verklaringen van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. In het proces-verbaal van aanhouding staat hierover niets vermeld, terwijl de politie wel vermeld heeft wat er door de aangehouden personen werd gezegd. Verdachte is twee keer door de politie verhoord waarbij hij zich telkens op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Bij de rechter-commissaris en op de eerdere zitting heeft verdachte ook de gelegenheid gekregen om zijn verhaal te doen. Verdachte heeft toen niets over een beroving gezegd. Pas ter zitting van 18 december 2019 is verdachte met deze verklaring is gekomen. De raadsvrouw heeft aangegeven dat haar client herhaaldelijk tegen haar heeft gezegd dat hij van zijn huurauto was beroofd, doch ook de raadsvrouw heeft hier tegenover de rechter-commissaris en op de eerdere zitting niets over opgemerkt, terwijl ook in voormelde beschikking van het Hof geen melding wordt gemaakt van een verklaring van de verdachte of de raadsvrouw over een beroving.
Tot slot heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid, dat de daders onprofessioneel te werk gingen, dat er geen begin van uitvoering is geweest en dat er op geen enkel moment schade of gevaar voor anderen is ontstaan. Het Gerecht stelt voorop dat aan verdachte niet wordt verweten dat hij zich aan voltooide delicten heeft schuldig gemaakt, maar aan pogingen daartoe. Nu het bij beide feiten om een poging gaat, hoeft het handelen van verdachte derhalve niet tot een ontploffing te hebben geleid. Voor een poging is nodig dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Het Gerecht is van oordeel dat dit hier het geval is. De daders hebben gas in de geldsleuf van de geldautomaat laten stromen en hebben een elektriciteitskabel, waarvan het uiteinde gestipt was en de draden met elkaar verbonden waren, in de geldsleuf gestoken. De stekker aan het andere eind van de kabel was in een stopcontact gedaan. Het enige wat nog hoefde te gebeuren was door middel van een aangebrachte schakelaar in de elektriciteitskabel de stroomtoevoer in werking stellen, waardoor kortsluiting zou ontstaan en het gas -en daarmee ook de geldautomaat -zou ontploffen. Dat de daders – zoals de raadsvrouw heef gesteld – onprofessioneel te werk zouden zijn gegaan, wordt door het voorgaande weersproken. De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is strafbaar en wordt als volgt gekwalificeerd:

Feit 1:

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;

Feit 2:

medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden zal worden opgelegd, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, en met het feit dat hij drie kinderen moet onderhouden met zijn barbershop.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders op 23 mei 2018 geprobeerd geld te stelen uit een geldautomaat door middel van een zogenaamde ‘ plofkraak’. Verdachte en zijn mededaders hadden reeds een explosief mengsel van gas en zuurstof en een ontstekingsmechanisme in de geldsleuf van de geldautomaat gebracht. Het is verdachte en zijn mededaders niet gelukt om de pinautomaat te laten ontploffen, omdat de politie tijdig ter plaatse kwam. Desalniettemin hebben verdachte en zijn mededaders een gevaarzettende situatie doen ontstaan. Volgens de forensische opsporingsdienst zou een ware ravage zijn ontstaan, als er daadwerkelijk een ontploffing had plaatsgevonden.
Met zijn handelen heeft niet alleen te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar hij heeft de eigenaar van de geldautomaat ook overlast en schade bezorgd. Verdachte ging het uitsluitend om financieel voordeel. Verdachte heeft geen enkel oog gehad voor het gevaarzettend karakter en de gevoelens van onrust en onveiligheid die plofkraken in de samenleving veroorzaken.
In navolging van de officier van justitie, is het Gerecht van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, een forse gevangenisstraf op zijn plaats is.
Het Gerecht zal in echter strafmatigende zin afwijken van de eis van de officier van justitie, gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en voorts gelet op de omstandigheid dat deze zaak een oudere zaak betreft.
Het Gerecht acht het voorts van belang om verdachte een flinke stok achter de deur mee te geven, ten einde hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarom zal het Gerecht een deel van de straf voorwaardelijk opleggen en daar een proeftijd van 3 jaren aan verbinden.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam bank] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 8.322,52, zijnde NAf 4.622,52 aan materiele schade en NAf 3.700,00 aan gederfde inkomsten.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen tot een bedrag van NAf 4622,52 en de niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in hetgeen hij overigens heeft gevorderd.
De verdediging heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht gebleken de schade aan de geldautomaat van [naam bank] ten bedrage van Naf. 4622,52 reeds door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. Het Gerecht is van oordeel dat dit deel van de vordering daarom niet (meer) voor toewijzing in aanmerking komt, zodat de vordering voor zover deze ziet op de materiele schade dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van de schadepost gederfde inkomen ad Naf. 3.700,00 overweegt het Gerecht dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslag
Het Gerecht zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende [eigenaar auto] van de inbeslaggenomen auto: Kia Rio met kenteken Kia Rio [kentekennummer 3].
De inbeslaggenomen gasflessen, gasslangen, handschoenen, bivakmuts en het elektriciteitsdraad zal het Gerecht verbeurdverklaren , omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:119, 1:123, 1:136, 2:98, 2:289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor een bedrag ad Naf. 3700,00 (schadepost: gederfde inkomsten)niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige, een bedrag ad Naf. 4622,52 (materiele schade), af;
gelast de teruggave van de personenauto Kia Rio met kenteken aan de rechthebbende [eigenaar auto];
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen gasflessen, gasslangen, handschoenen, bivakmuts en het elektriciteitsdraad;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door mr. M. Witteman, zittingsgriffier, en op 8 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 295106 (pagina’s 1-364)