ECLI:NL:OGEAC:2020:9

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
Cur201803876
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor studie door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jamaicaanse, en de minister van Justitie. Eiseres had op 22 november 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel studie. Deze aanvraag werd op 28 november 2017 door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij was toegelaten tot een voltijdopleiding aan een erkende onderwijsinstelling. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit werd op 19 oktober 2018 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld, dat op 15 november 2019 ter zitting werd behandeld.

Het Gerecht overwoog dat op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) niemand in Curaçao kan worden toegelaten zonder een geldige verblijfsvergunning. Eiseres, die sinds 2 augustus 2010 zonder geldige verblijfstitel in Curaçao verblijft, kon niet voldoen aan de vereisten voor een verblijfsvergunning voor studie, omdat zij niet kon aantonen dat zij was toegelaten tot een erkende opleiding. Het Gerecht oordeelde dat het beleid van verweerder, dat vereist dat particuliere onderwijsinstellingen door het Departement van Onderwijs als HBO zijn erkend, niet kennelijk onredelijk was.

Eiseres voerde aan dat zij geen gevaar vormde voor de openbare orde en dat er humanitaire redenen waren om haar vergunning te verlenen. Het Gerecht oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het handhaven van het beleid voor haar onevenredige gevolgen had. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak
in het geding tussen:

[eiseres],

wonend in Curaçao,
eiseres,
gemachtigden: de advocaten mrs. G.C.A. Scheperboer-Parris en B.W. Scheperboer,
tegen:

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: de advocaten mrs. P. Tweeboom en A.C. van Hoof.

Procesverloop

Bij beschikking van 28 november 2017 heeft verweerder het verzoek van eiseres van 22 november 2017 om aan haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel studie, afgewezen.
Bij beschikking van 19 oktober 2018 2018 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (de bestreden beschikking).
Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld door indiening van een pro forma beroepschrift op 16 november 2018.
Verweerder heeft op 17 januari 2019 een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2019. Eiseres heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. Scheperboer-Parris en verweerder door mr. Tweeboom.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt, behalve de in de artikelen 1 en 3 vermelde personen, niemand in Curaçao toegelaten zonder vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Ltu kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens verweerder worden geweigerd:
met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
Volgens het gevoerde beleid, zoals vermeld in paragraaf 6.2 van de Herziene instructie aan de Gezaghebbers inzake de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit (de HIG), komen vreemdelingen of Rijksgenoten in aanmerking voor een verblijfsvergunning of een van rechtswege verklaring voor studie, wanneer zij toegelaten worden tot een voltijds opleiding aan een universiteit, hoge school of particuliere onderwijsinstelling. De particuliere onderwijsinstelling dient door het Departement van Onderwijs als HBO te zijn erkend.
Feiten
2. Eiseres is op [geboortedatum] geboren in Jamaica en heeft de Jamaicaanse nationaliteit. Eiseres is Curaçao op 2 augustus 2010 ingereisd en bevindt zich sindsdien zonder geldige verblijfstitel in Curaçao. Eiseres heeft op 22 november 2017 een aanvraag om verlening van een vergunning tot (tijdelijk) verblijf met als verblijfsdoel ‘studie’ ingediend.
Standpunten partijen
3. Verweerder heeft aan de afwijzende beslissing op die aanvraag, zoals gehandhaafd bij de bestreden beschikking, ten grondslag gelegd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel ‘studie’, omdat zij niet met objectieve gegevens heeft aangetoond dat zij is toegelaten tot een voltijds opleiding aan een universiteit, hoge school of particuliere onderwijsinstelling.
4.1
Eiseres stelt zich - kort samengevat - op het standpunt zij geen gevaar vormt voor de openbare orde of het algemeen belang indien haar een verblijfsvergunning wordt verleend. Zij doet daarbij een beroep op klemmende redenen van humanitaire aard en stelt dat verweerder bij het nemen van de bestreden beschikking geen deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt.
4.2
Het Gerecht overweegt met betrekking tot de bestreden beschikking als volgt. Eiseres heeft een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel ‘studie’ ingediend. Verweerder heeft voor de beoordeling welke studenten in Curaçao kunnen worden toegelaten in het HIG beleid vastgelegd, te weten dat - voor zover hier van belang - vreemdelingen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor studie, wanneer zij toegelaten worden tot een voltijds opleiding aan een universiteit, hoge school of particuliere onderwijsinstelling. De particuliere onderwijsinstelling dient door het Departement van Onderwijs als HBO te zijn erkend. Het Gerecht acht dit beleid niet kennelijk onredelijk. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres aldus niet aan de gestelde vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning voor studie voldoet, zodat verweerder de gevraagde vergunning op goede gronden heeft geweigerd. Eiseres heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat het door verweerder onverkort handhaven van voormeld beleid voor haar gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met het beleid te dienen doel.
4.3
Het Gerecht overweegt tot slot dat eiseres voor toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, een daartoe strekkend verzoek bij verweerder moet indienen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2020 te Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.