Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
[eiseres],
de minister van Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 10 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jamaicaanse, en de minister van Justitie. Eiseres had op 22 november 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel studie. Deze aanvraag werd op 28 november 2017 door verweerder afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat zij was toegelaten tot een voltijdopleiding aan een erkende onderwijsinstelling. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit werd op 19 oktober 2018 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld, dat op 15 november 2019 ter zitting werd behandeld.
Het Gerecht overwoog dat op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) niemand in Curaçao kan worden toegelaten zonder een geldige verblijfsvergunning. Eiseres, die sinds 2 augustus 2010 zonder geldige verblijfstitel in Curaçao verblijft, kon niet voldoen aan de vereisten voor een verblijfsvergunning voor studie, omdat zij niet kon aantonen dat zij was toegelaten tot een erkende opleiding. Het Gerecht oordeelde dat het beleid van verweerder, dat vereist dat particuliere onderwijsinstellingen door het Departement van Onderwijs als HBO zijn erkend, niet kennelijk onredelijk was.
Eiseres voerde aan dat zij geen gevaar vormde voor de openbare orde en dat er humanitaire redenen waren om haar vergunning te verlenen. Het Gerecht oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het handhaven van het beleid voor haar onevenredige gevolgen had. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Soffers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.