ECLI:NL:OGEAC:2020:86

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
CUR201901708 en CUR201901739
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kredietverstrekking aan microkredietverstrekkers met betrekking tot hoofdelijke aansprakelijkheid en afbetalingsregeling

In deze zaak, die zich afspeelt voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft ECO CAPITAL CURAÇAO N.V. (hierna: eiseres) twee rechtszaken aangespannen tegen Ultimate Financial Management Services B.V. (hierna: UFMS) en een onbekende gedaagde sub 1. De eiseres vordert hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van bedragen die voortvloeien uit kredietverstrekking. De eerste zaak betreft een lening van NAf 35.000, terwijl de tweede zaak een bedrag van NAf 25.000 betreft. Tijdens een comparitie van partijen op 17 december 2019 is er gesproken over een minnelijke regeling, die door de rechter is voorgesteld in de vorm van een vonnis. De gedaagden hebben ingestemd met deze regeling, die onder andere een afbetalingsregeling inhoudt.

De rechter heeft in zijn vonnis op 3 februari 2020 geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk moeten betalen aan de eiseres, met een rente van 3% per maand vanaf 1 oktober 2018. De hoofdelijke aansprakelijkheid van de gedaagde sub 1 in de tweede zaak is beperkt tot NAf 25.000. De gedaagden zijn verplicht om de hoofdsom in maandelijkse termijnen af te lossen, te beginnen met een aflossing van NAf 5.000 in januari 2020, gevolgd door maandelijkse aflossingen van NAf 1.000. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en griffierechten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is openbaar gemaakt op 3 februari 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak met nummer CUR201901708 van:
ECO CAPITAL CURAÇAO N.V.,
te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Giel,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

2. ULTIMATE FINANCIAL MANAGEMENT SERVICES B.V.,
te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa,
en in de zaak met nummer CUR201901739 van:
ECO CAPITAL CURAÇAO N.V.,
te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. Giel,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1 CUR201901739],

2. ULTIMATE FINANCIAL MANAGEMENT SERVICES B.V.(hierna: ‘
UFMS’)
,
te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa.

1.Het procesverloop

1.1
In beide zaken heeft eiseres een verzoekschrift ingediend en hebben gedaagden geconcludeerd voor antwoord. Op 17 december 2019 is een comparitie van partijen gehouden, alwaar partijen zijn verschenen met hun gemachtigden en het woord hebben gevoerd.
1.2
Bij e-mail van 18 december 2019 heeft de rechter de gemachtigden onder meer als volgt bericht:
“Op de zitting van gisterenmiddag bespraken wij de mogelijkheid van een minnelijke regeling, maar dan wel in de vorm van een vonnis.
De zaak van Naf 35.000 plus 1,5 % rente en kosten is juridisch eenvoudig. Daarin speelt alleen het verweer dat 6 maanden rente van 3% moet worden verrekend.
De zaak van Naf 25.000 is wat minder eenvoudig. Daarin speelt dat het in werkelijkheid niet om een lening/geldverstrekking ging, maar om een schuldigverklaring van dat bedrag als extra compensatie voor de niet-nakoming van de lening van 35.000.
De advocaten (en partijen inmiddels waarschijnlijk ook) zijn op de hoogte van de rechtspraak over (woeker)rente.
Ik heb voorgesteld dat de beide zaken worden samengevoegd tot één bedrag, waarbij in essentie wordt teruggegaan naar de oorspronkelijke overeenkomst van Naf 35.000 van april 2018, tegen de toen overeengekomen rente van 3% per maand (de rente tot en met september 2018 is al betaald). Dit onder hoofdelijke aansprakelijkheid van Ultimate, [gedaagde sub 1 CUR201901708] en [gedaagde sub 1 CUR201901739], met dien verstande dat de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1 CUR201901739] niet uitgaat boven Naf 25.000.
Daarbij past een beslissing over zowel de buitengerechtelijke kosten als de proceskosten conform artikel 136 Procesreglement, met in de zaak tegen UMFS en [gedaagde sub 1 CUR201901739] een verdeling bij helfte van de verschotten (griffierecht en exploten) en verrekening voor het overige.
Dat kan worden neergelegd in een vonnis, met een afbetalingsregeling voor hoofdsom en rente. Als die afbetalingsregeling niet wordt nagekomen, is het gehele uitstaande bedrag opeisbaar en kan eiseres gaan executeren.
Als alle partijen zich in deze uitgangspunten kunnen vinden, zou het te wijzen vonnis de hieronder opgenomen overwegingen en beslissingen kunnen inhouden.
Het lijkt mij een goede, zakelijke oplossing die recht doet aan de zaak, maar u kunt uiteraard ook in beide zaken om een ‘normaal’ vonnis vragen.
Ik verneem graag uiterlijk vrijdag a.s. of uw cliënten al dan niet instemmen met een afdoening als hier voorgesteld.
(…)”
1.3
De gemachtigden van partijen hebben bij e-mails van aan de rechter (en elkaar) van 23 december 2019 en 23 januari 2020 instemmend op dit voorstel gereageerd. Zij zijn het blijkens die e-mails ook eens geworden over de afbetalingsregeling.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Eiseres vordert in haar verzoekschriften, samengevat, hoofdelijke veroordeling van UFMS en [gedaagde sub 1 CUR201901708] tot betaling van NAf 35.440 en hoofdelijke veroordeling van UFMS en [gedaagde sub 1 CUR201901739] tot betaling van NAf 25.672,39, alles vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten.
2.2
Ter comparitie is een minnelijke regeling besproken, die is uitgewerkt in de hiervoor onder 1.2 en 1.3 bedoelde e-mails. Eiseres heeft haar vorderingen overeenkomstig die regeling gewijzigd. Gedaagden verweren zich niet langer tegen de aldus gewijzigde vordering. Partijen hebben verzocht vonnis te wijzen conform die regeling.
2.3
Gedaagden hebben de stellingen die eiseres aan de gewijzigde vordering ten grondslag legt niet gemotiveerd weersproken. Die stellingen kunnen de vordering, zoals gewijzigd, dragen. De vordering zal dan ook worden toegewezen als hierna omschreven.

3.Beslissing

Het Gerecht, in beide zaken:
3.1
veroordeelt gedaagden hoofdelijk aan eiseres te betalen NAf 35.440, te vermeerderen met 3% rente per maand te rekenen vanaf 1 oktober 2018 tot de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1 CUR201901739] niet uitgaat boven het bedrag van NAf 25.000;
3.2
bepaalt dat gedaagden de sub 3.1 genoemde hoofdsom in maandelijkse termijnen zullen aflossen, naast voldoening van de maandelijkse renteverplichtingen, te beginnen in de maand januari 2020 met een aflossing van NAf 5.000, gevolgd door een aflossing van wederom NAf 5.000 in de maand februari 2020 en vervolgens steeds met opeenvolgende maandelijkse aflossingen van NAf 1.000, met de bepaling dat versnelde aflossing mogelijk is en dat het gehele uitstaande bedrag in zijn geheel en zonder ingebrekestelling opeisbaar is in geval van niet-stipte nakoming;
3.3
veroordeelt gedaagden UFMS en [gedaagde sub 1 CUR201901708] hoofdelijk aan eiseres te betalen NAf 1.875 aan buitengerechtelijke incassokosten, NAf 750 aan griffierecht, NAf 489 aan oproepingskosten, NAf 1.804,15 aan beslagkosten en NAf 2.500 aan gemachtigdensalaris;
3.4
veroordeelt gedaagden UFMS en [gedaagde sub 1 CUR201901739] hoofdelijk aan eiseres te betalen NAf 352,65 aan oproepingskosten en NAf 375 aan griffierecht en compenseert de proceskosten voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt
3.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020.