In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over de eigendom van een perceel grond. Eiser, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. S.I. Da Costa Gomez en C.A. Peterson, vordert ontruiming van het perceel dat in gemeenschap van goederen is verkregen door de vader van eiser, [senior]. Gedaagde, de echtgenote van [senior], heeft als verweer aangevoerd dat zij mede-eigenaar is van het perceel en dat de rechtshandeling tot overdracht aan eiser niet rechtsgeldig is, omdat zij geen toestemming heeft gegeven voor de verkoop. De zaak is gestart met een inleidend verzoekschrift op 3 juni 2019, gevolgd door een conclusie van antwoord op 16 december 2019 en een mondelinge behandeling op 6 maart 2020.
De rechter heeft vastgesteld dat het perceel op naam van [senior] stond en dat hij in beginsel bevoegd was om het te verkopen. Echter, op basis van artikel 1:97 BW, dat stelt dat goederen die met toestemming van de echtgenoot-bestuurder dienstbaar zijn aan het bedrijf van de andere echtgenoot, gezamenlijk bestuurd moeten worden, concludeert de rechter dat de eigendomsoverdracht aan eiser niet rechtsgeldig is geweest. Dit betekent dat eiser geen recht heeft om ontruiming van het perceel te vorderen, omdat er geen geldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden.
De rechter heeft de zaak aangehouden voor aktewisseling, waarbij eiser de gelegenheid krijgt om zijn standpunt verder toe te lichten. De beslissing van het Gerecht is op 30 maart 2020 uitgesproken door mr. Th. Veling, en de zaak is verwezen naar de rol van 4 mei 2020 voor verdere behandeling.