ECLI:NL:OGEAC:2020:73

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
CUR201802273
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake onbetaalde melkpoeder en benadeling van verkoper

In deze zaak, uitgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 30 maart 2020, zijn ISCO Holdings LLC en Campissa International LLC eisers in conventie tegen verschillende gedaagden, waaronder een aantal rechtspersonen en natuurlijke personen die betrokken zijn bij de verkoop van melkpoeder. De zaak draait om de vraag of de gedaagden hun verplichtingen uit een koopovereenkomst zijn nagekomen en of er sprake is van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking. De comparitie van partijen vond plaats op 3 maart 2020, waarbij enkele gedaagden niet in persoon verschenen, wat leidde tot een nadelige gevolgtrekking voor hen. Het gerecht oordeelt dat de gedaagden onvoldoende hebben onderbouwd dat zij niet aansprakelijk zijn voor de niet-betaling van de koopsom van NAf 119.000 aan ISCO. De vordering van ISCO tegen de gedaagden wordt toegewezen, terwijl de vordering tegen andere gedaagden wordt afgewezen. In reconventie wordt geoordeeld dat de beslaglegging door ISCO onrechtmatig was, en de gedaagden worden in hun vorderingen tegen ISCO en Campissa in het gelijk gesteld. Het vonnis bevat ook bepalingen over proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:

1.ISCO HOLDINGS LLC (‘Isco’),

2. CAMPISSA INTERNATIONAL LLC(‘Campissa’),
beide gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten,
eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1 IN CONVENTIE](‘[gedaagde sub 1 in conventie]’),

2. [GEDAAGDE SUB 2 TEVENS EISERES IN RECONVENTIE]gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie]’),
3. [GEDAAGDE SUB 3 TEVENS EISER IN RECONVENTIE],handelend onder de naam Innovative - Shipping & Trading Solutions (‘[gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie]’),
4. INTER CARIBBEAN TRADING & SHIPPING COMPANY B.V.Inter Caribbean’),
wonend en gevestigd te Curaçao,
gedaagden in conventie, gedaagden sub 2 en 3 tevens eisers in reconventie,
gemachtigden: mrs. C.A. Peterson en S.I. Da Costa Gomez.

1.Het procesverloop

Inter Caribbean is alsnog in het geding verschenen.
De bij het tussenvonnis van 11 november 2019 gelaste comparitie is op 3 maart 2020 gehouden. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1
De comparitie is gelast om met partijen zelf de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de verkoop, doorverkoop en betaling van de lading melkpoeder te bespreken. In aanvulling op de vastgestelde feiten in het tussenvonnis onder 3.4. a) tot en met d), wordt op basis van het ter comparitie besprokene het volgende tot uitgangspunt genomen:
[…]
2.2
Op de comparitie zijn [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] wederom niet in persoon verschenen, dit in weerwil van art. 177 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en art. 41 Procesreglement Civiele Zaken. Ingevolge die bepalingen dient een partij in persoon of - bij rechtspersonen - vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is, op een comparitie of pleidooi te verschijnen. Door hun niet-verschijnen heeft het gerecht bij [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] geen nadere inlichtingen kunnen inwinnen over hun feitelijke stellingen en over hetgeen door Isco en de andere gedaagden, die wel in persoon (Isco vertegenwoordigd door Issa) op de comparitie aanwezig waren, daartegenin is gebracht. Dit niet-verschijnen draagt bij aan het oordeel dat [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] hun feitelijke stellingen, voor zover betwist, onvoldoende hebben onderbouwd en de feitelijke stellingen van Isco onvoldoende gemotiveerd hebben weersproken, en leidt het gerecht voorts tot de gevolgtrekking dat voor (tegen)bewijslevering door [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] geen plaats is. Dit geldt in het bijzonder voor het scenario dat [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] in hun processtukken hebben geschetst waarbij Blue Horizon een rol zou hebben gespeeld – zie 3.4 sub e) van het tussenvonnis.
2.3
Mede als gevolgtrekking uit het zowel bij pleidooi als ter comparitie niet in persoon verschijnen van [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie], zal de door de overige partijen op de comparitie geschetste feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor onder 2.1 weergegeven, als onvoldoende gemotiveerd betwist voor juist worden gehouden.
2.4
Nu niet kan worden aangenomen dat [gedaagde sub 1 in conventie] voor een ander dan zichzelf heeft gehandeld, althans dat hij dat aan Isco kenbaar heeft gemaakt, geldt dat hij zelf partij is bij de koopovereenkomst met Isco. Hij dient de koopsom van NAf 119.000 alsnog aan Isco te voldoen.
2.5
Ook de vordering tegen [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] slaagt. Uit de door Isco geschetste en aannemelijk geworden gang van zaken, die door [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] en [gedaagde sub 1 in conventie] onvoldoende is weersproken, volgt dat er geen rechtsgrond was voor de betaling door [gedaagde sub 1 in conventie] aan [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] en dat sprake was van een opzetje tussen [gedaagde sub 1 in conventie] en zijn moeder [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] om Isco te benadelen. Door daaraan mee te werken heeft [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] onrechtmatig jegens Isco gehandeld en is zij ten opzichte van Isco ongerechtvaardigd verrijkt. [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] zal naast [gedaagde sub 1 in conventie] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 119.000.
2.6
De stellingen van Isco kunnen niet leiden tot de conclusie dat ook [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] en Inter Caribbean onrechtmatig jegens Isco hebben gehandeld. [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] heeft de door hem met [gedaagde sub 1 in conventie] overeengekomen koopprijs aan [gedaagde sub 1 in conventie] voldaan conform diens betalingsinstructies. Bij navraag door Isco heeft [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] vervolgens openheid van zaken gegeven en daarmee aan zijn wegwijsplicht voldaan. De rol van Inter Caribbean lijkt niet verder te zijn gegaan dan dat het contact tussen Isco als verkoper en [gedaagde sub 1 in conventie] als koper via haar tot stand is gebracht. Dat is onvoldoende om haar jegens Isco aansprakelijk te houden.
2.7
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Isco tegen [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] zal worden toegewezen, en die tegen [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] en Inter Caribbean zal worden afgewezen.
in reconventie
2.8
Uit de overwegingen in conventie volgt dat geen grond bestaat voor opheffing van het ten laste van [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] gelegde beslag.
2.9
Nu de vordering in conventie ten aanzien van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] wordt afgewezen, zullen de ten laste van hem gelegde beslagen worden opgeheven. De door [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] gevraagde verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure zullen - mede gelet op hetgeen reeds bij het vonnis van 11 november 2019 is overwogen en beslist ten aanzien van Campissa - worden toegewezen.
in conventie en in reconventie
2.1
Gelet op de mate waarin de diverse partijen in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld, zal over de proceskosten worden beslist als hierna omschreven.

3.Beslissing

Het gerecht
in conventie
3.1
veroordeelt [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] hoofdelijk aan Isco te betalen NAf 119.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
3.2
veroordeelt [gedaagde sub 1 in conventie] en [gedaagde sub 2 tevens eiseres in reconventie] hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van Isco gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 382.01 aan beslagkosten, NAf 1.190 aan griffierecht, Naf 725,30 aan oproepingskosten NAf 10.000 voor salaris gemachtigde;
3.3
veroordeelt Isco en Campissa hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] en Inter Caribbean gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 4.000 voor salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de negende dag na de uitspraak van dit vonnis;
3.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.6
verklaart voor recht dat de door Isco en Campissa op 4 juli 2018 ten laste van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] gelegde beslagen onrechtmatig zijn;
3.7
heft op het door Isco op 4 juli 2018 ten laste van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] gelegde beslag onder MCB en het ten laste van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] gelegde beslag op het vliegtuig van het merk Beechcraft;
3.8
veroordeelt Isco en Campissa hoofdelijk tot vergoeding van de door [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] als gevolg van de beslagen geleden schade, op te maken bij staat;
3.9
veroordeelt Isco en Campissa hoofdelijk in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 3 tevens eiser in reconventie] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.250 voor salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de negende dag na de uitspraak van dit vonnis, en compenseert de kosten voor het overige aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.1
verklaart de beslissingen onder 3.7 tot en met 3.9 uitvoerbaar bij voorraad;
3.11
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier op 30 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.