ECLI:NL:OGEAC:2020:7

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
10 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
Cur201804241
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige afhandeling van aanvraag voor vergunning tot tijdelijk verblijf in Curaçao

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Justitie. Eiser, een Venezolaanse nationaliteit, had op 9 november 2017 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel arbeid. De minister heeft deze aanvraag op 13 maart 2018 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 4 oktober 2018 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser op 12 december 2018.

Tijdens de zitting op 15 november 2019 heeft eiser aangevoerd dat hij niet was uitgenodigd voor de hoorzitting en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om de vereiste gezondheidsverklaring en beoordeling thoraxfoto te overleggen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser pas in de bestreden beschikking te confronteren met het ontbreken van de gezondheidsverklaring, zonder hem eerder op dit gebrek te wijzen. Het Gerecht oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag niet op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep gegrond verklaard, de beschikking van 4 oktober 2018 vernietigd en de minister opgedragen om binnen een maand na de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de procedure en is teruggave van het griffierecht aan eiser gelast.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak
in het geding tussen:

[eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. R.P. Koeijers,
tegen:

de minister van Justitie,

verweerder,
gemachtigden: de advocaten mrs. P. Tweeboom en A.C. van Hoof.

Procesverloop

Bij beschikking van 13 maart 2018 heeft verweerder het verzoek van eiser van 9 november 2017 om aan hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen met als verblijfsdoel arbeid, afgewezen (de primaire beschikking).
Bij beschikking van 4 oktober 2018 heeft verweerder het daartegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (de bestreden beschikking).
Daartegen heeft eiser op 12 december 2018 beroep ingediend.
Verweerder heeft op 4 april 2019 een verweerschrift ingediend.
Het Gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2019. Eiser heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en verweerder door mr. Tweeboom.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt, behalve de in de artikelen 1 en 3 vermelde personen, niemand in Curaçao toegelaten zonder vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ltu, kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens verweerder worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen.
Volgens het gevoerde beleid, zoals vermeld in paragraaf 3.1.1 van de Herziene instructie aan de Gezaghebbers inzake de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit (de HIG), dienen verzoeken van vreemdelingen voor eerste toelating tot Curaçao in het buitenland te worden afgewacht. Indien de vreemdeling reeds illegaal op Curaçao verblijft, kan zijn aanvraag worden afgewezen op grond van artikel 9 van de Ltu.
Feiten
2. Eiser is op [geboortedatum] geboren in Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Eiser is Curaçao op 14 december 2016 ingereisd en heeft Curaçao sindsdien niet meer verlaten. Verweerder heeft op 9 maart 2017 ingestemd met het verzoek van eiser om hem dispensatie te verlenen van het uitlandigheidsvereiste. Eiser heeft op 9 november 2017 een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als verblijfsdoel ‘arbeid’ ingediend.
Stanpunten van partijen
3. Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat eiser niet conform de vereistenlijst voor het verblijfsdoel arbeid voor horecapersoneel, een originele gezondheidsverklaring (niet ouder dan 2 maanden) en een originele beoordeling thoraxfoto (niet ouder dan 30 dagen) heeft overgelegd.
4. Eiser betoogt dat verweerder eerst bij de bestreden beschikking voormelde afwijzingsgrond heeft aangevoerd. Verder is eiser niet uitgenodigd voor de hoorzitting, waardoor eiser niet in de gelegenheid is gesteld om op de nieuwe afwijzingsgrond te reageren en de vereiste gezondheidsverklaring en beoordeling thoraxfoto over te leggen.
De beoordeling
5.1
Het betoog dat eiser geen uitnodiging voor de hoorzitting heeft ontvangen vindt zijn weerlegging in de door verweerder overgelegde productie waaruit blijkt dat de uitnodiging op 25 mei 2018 is verzonden naar het door eiser opgegeven adres, zijnde het adres van zijn werkgever. Het betoog faalt.
5.2
Ten aanzien van eisers betoog dat verweerder het ontbreken van een gezondheidsverklaring en een beoordeling thoraxfoto niet meer bij de beslissing op bezwaar mag tegenwerpen, overweegt het Gerecht als volgt. In de primaire beschikking heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen omdat – zakelijk weergegeven – hij ten tijde van de aanvraag zonder geldige verblijfstitel op Curaçao verblijft. Verweerder heeft deze afwijzende grond in het bestreden besluit niet meer aan eiser tegengeworpen doch het bezwaar ongegrond verklaard omdat eiser geen gezondheidsverklaring en geen beoordeling thoraxfoto heeft ingediend.
Met verweerder is het Gerecht van oordeel dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging dient plaats te vinden waarbinnen verweerder een niet eerder gehanteerde afwijzingsgrond aan de beslissing op bezwaar ten grondslag mag leggen. In zoverre faalt het betoog.
Het Gerecht stelt vast dat eiser eerst bij de bestreden beschikking geconfronteerd is met deze afwijzende grond. Verweerders betoog dat met de in de primaire beschikking opgenomen zin dat “
betrokkene niet aan de toelatingsvoorwaarden voor het betreffende verblijfsdoel voldoet” aan eiser kenbaar is gemaakt dat hij in gebreke is gebleven de vereiste gezondheidsverklaring en beoordeling thoraxfoto in te dienen, volgt het Gerecht niet nu deze zin daarvoor te weinig specifiek is.
5.3
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser eerst in de bestreden beschikking het ontbreken van de gezondheidsverklaring tegen te werpen zonder eiser op dit gebrek te wijzen en hem in de gelegenheid te stellen alsnog deze verklaring in te dienen. Het bestreden besluit is daarom niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het feit dat eiser niet is verschenen op de hoorzitting, maakt het voorgaande niet anders.
6. Het beroep is gegrond. De beschikking van 4 oktober 2018 dient vernietigd te worden.
7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 4 oktober 2018;
- bepaalt dat verweerder binnen een maand na dagtekening van deze uitspraak een beslissing dient te nemen op het bezwaar van eiser;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure welke worden begroot op een bedrag van NAf 700,- aan gemachtigdensalaris;
- gelast teruggave aan eiser van het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van NAf 150,-.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, rechter in het Gerecht, en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2020 te Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen
zes wekenna kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.