ECLI:NL:OGEAC:2020:67

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
CUR201803288
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internetbankieren en betwiste transacties: zorgplicht van de bank

In deze zaak vorderde eiser, wonende in Venezuela, betaling van USD 33.285 van gedaagde, Banco Provincial Overseas N.V., gevestigd te Curaçao. Eiser stelde dat gedaagde zijn bankrekening zonder toestemming had gedebiteerd tussen 28 december 2017 en 3 januari 2018. Eiser had gedaagde op 5 januari 2018 en 5 juni 2018 schriftelijk verzocht om de onterechte afboekingen ongedaan te maken, maar gedaagde had hier geen gevolg aan gegeven. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser verantwoordelijk was voor het gebruik van zijn inloggegevens en dat de betwiste transacties waren uitgevoerd met gebruik van de juiste codes en een eenmalige code (OTP).

Het gerecht oordeelde dat eiser in 2013 een rekening had geopend bij gedaagde en dat hij verantwoordelijk was voor het geheimhouden van zijn gebruikscode en toegangscodes. Het gerecht concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat gedaagde tekort was geschoten in haar zorgplicht. Gedaagde had na de klacht van eiser een fraudemelding gedaan bij haar correspondent-bank, maar de terugboeking was niet gerealiseerd. Eiser had geen bewijs geleverd dat de transacties niet door hem waren verricht.

De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. P.E. de Kort op 9 maart 2020.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Venezuela,
eiser,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
BANCO PROVINCIAL OVERSEAS N.V.,
gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van eiser van 2 oktober 2018
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Het geschil

2.1.
Eiser vordert na vermindering van eis veroordeling van gedaagde tot betaling van USD 33.285, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018.
2.2.
Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde zijn bankrekening bij gedaagde (rekeningnummer […]) tussen 28 december 2017 en 3 januari 2018 ten onrechte en zonder zijn opdracht en instemming heeft gedebiteerd. Bij brieven van 5 januari 2018 en 5 juni 2018 heeft eiser bij gedaagde geprotesteerd tegen deze afboekingen en heeft hij gedaagde verzocht deze ongedaan te maken. Het door eiser gevorderde bedrag is het totaal van zeven door hem betwiste afboekingen, vermeerderd met USD 75 aan kosten verbonden aan een achtste, niet voltooide overboeking. Gedaagde heeft geen gevolg gegeven aan het verzoek van eiser.
2.3.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Vaststaat dat eiser in 2013 een rekening heeft geopend bij gedaagde en dat toen tussen partijen een
Contrato de Servicio Sistema BBVA BPO NETis gesloten, betrekking hebbend op internetbankieren. Eiser heeft daarbij een telefoonnummer opgegeven waarvan hij daarbij gebruik zou maken. Artikel 7 van het Contrato bepaalt dat de klant inlogt met een gebruikscode en toegangscodes, en dat hij de gebruikscode geheim moet houden en maatregelen dient te treffen om het gebruik van de codes te beschermen. Artikel 9 van het Contrato bepaalt dat de klant geheel verantwoordelijk is voor het gebruik van het de codes ook wanneer wordt vastgesteld dat de gebruikerscode is gebruikt door een ander dan de klant zelf. Bij het invoeren van een transactie krijgt de klant via zijn mobiele telefoon een eenmalige code (een ‘OTP’,
one time password) toegestuurd.
3.2.
Zoals uit het onderzoeksverslag van gedaagde volgt (productie 8a bij conclusie van antwoord) en door eiser niet gemotiveerd is betwist, is met gebruik van de gebruikscode en toegangscode van eiser op 28 december 2019 het telefoonnummer om de OTP’s te ontvangen gewijzigd en zijn vervolgens de betwiste transacties uitgevoerd, steeds met gebruikmaking van de gebruikscode en toegangscode van eiser en nadat voor elke transactie een OTP was verzonden en gebruikt. Nadat eiser op 5 januari 2018 bij gedaagde had gereclameerd, heeft gedaagde blijkens haar productie 6 op diezelfde dag bij haar correspondent-bank Deutsche Bank om terugboeking verzocht, waarna, naar het gerecht begrijpt, de rekeningen van de desbetreffende begunstigden bij Bank of America zijn geblokkeerd maar terugboeking uitbleef.
3.3.
In de gang van zaken ziet het gerecht geen aanknopingspunten voor het oordeel dat gedaagde is tekortgeschoten in haar verplichtingen of zorgplicht jegens eiser. Nadat eiser gedaagde had geattendeerd op de volgens hem onterechte afboekingen, heeft gedaagde bovendien direct een fraudemelding doorgegeven aan haar correspondent-bank. Niet gebleken is dat gedaagde bij het (geautomatiseerd) uitvoeren van de ontvangen opdrachten of bij de afwikkeling van de klacht van eiser steken heeft laten vallen of daarbij heeft afgeweken van de overeengekomen werkwijze. Gedaagde kan eiser dan ook op goede grond tegenwerpen dat de transacties, indien die niet door hem zijn verricht, ingevolge het Contrato voor rekening en risico van eiser komen.
3.4.
Dat eiser medio december 2017 telefonisch aan zijn accountmanager bij gedaagde heeft doorgegeven dat hij geen toegangscodes meer ontving op zijn mobiele telefoon en geen transacties kon uitvoeren, is onvoldoende om in andere zin te oordelen. Eiser heeft geen voor bewijs vatbare stellingen aangedragen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Aan zijn bewijsaanbod zal dan ook worden voorbijgegaan.
3.5.
De door gedaagde bij conclusie van dupliek opgeworpen vraag hoe moet worden geduid dat eiser, zoals hij bij conclusie van repliek heeft gesteld, na de betwiste overboekingen door diverse personen op zijn mobiel is gebeld met een klacht over de blokkade van hun rekeningen bij Bank of America, kan gelet op het voorgaande in het midden blijven.
3.6.
De vordering zal worden afgewezen, met veroordeling van eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.

4.Beslissing

Het gerecht
4.1.
wijst af het gevorderde;
4.2.
veroordeelt eiser in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagde tot aan deze uitspraak begroot op NAf 3.000 voor gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier op 9 maart 2020 in het openbaar uitgesproken.