ECLI:NL:OGEAC:2020:63

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
CUR202000730
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen Horex N.V. en World Trade Center N.V. inzake betalingsverplichtingen en kort geding procedure

In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is een kort geding aanhangig gemaakt door Horex N.V. tegen World Trade Center N.V. (WTC). Horex vordert in dit kort geding de schorsing van de executie van een eerder vonnis, waarin zij is veroordeeld tot betaling van NAf 316.000 aan WTC. De aanleiding voor het kort geding is een hoger beroep dat Horex heeft ingesteld tegen dit vonnis, en zij stelt dat de executie van het vonnis moet worden opgeschort totdat het hoger beroep is beslist.

De procedure is afwijkend verlopen door de coronamaatregelen, waarbij schriftelijke en telefonische behandelingen zijn ingezet. Horex heeft in het verleden ruimtes gehuurd van WTC en heeft daarnaast cateringdiensten geleverd op basis van een overeenkomst. De geschilpunten draaien om de vraag of de betalingen die Horex heeft gedaan, betrekking hebben op huur of op de kosten zoals vermeld in artikel 7 van de overeenkomst. WTC stelt dat alle betalingen betrekking hebben op huur, terwijl Horex betoogt dat er een kennelijke misslag in het vonnis is.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat Horex niet voldoende feiten heeft aangedragen die haar belangen bij schorsing van de executie zwaarder doen wegen dan de belangen van WTC bij de uitvoerbaarheid van het vonnis. De rechter heeft de vordering van Horex afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van WTC, die zijn begroot op NAf 1.500. Dit vonnis is uitgesproken op 1 april 2020 door mr. Th. Veling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
HOREX N.V.,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.M. Saleh,
tegen
de naamloze vennootschap
WORLD TRADE CENTER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.W. Braam.
Partijen worden hierna aangeduid als Horex en WTC.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 4 maart 2020, met producties;
- de aanvullende producties van Horex;
- de pleitnota van Horex;
- de pleitnota van WTC;
- het besprokene per telefoon tussen de gemachtigden en de rechter op 26 maart 2020;
-de repliek van Horex;
- de dupliek van WTC.
1.2.
Dit van de normale gang van zaken afwijkende procesverloop is ingegeven door de corona-crisis en tevoren met de gemachtigden afgesproken.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Horex heeft in het verleden ruimtes gehuurd in het kantorengebouw van WTC. Daarnaast heeft zij op basis van een “Contract for Food Service Management” cateringdiensten voor WTC verzorgd.
2.2.
Artikel 7 (“Financial Structure”) van laatstbedoelde overeenkomst bepaalt onder meer (onder b) dat Horex een maandelijkse fee van NAf 4.800 moet betalen “to cover the costs of maintenance of the equipment, cleaning of the facilities, use of electricity and water, and garbage collection.”
2.3.
Horex heeft gedurende de looptijd van de overeenkomsten maandelijks drie afzonderlijke betalingen aan WTC gedaan, te weten (afgerond) NAf 6.700, NAf 2.600 en NAf 5.600, steeds met de vermelding van “huur”.
2.4.
Bij vonnis van 20 januari 2020 (hierna: het vonnis) heeft het gerecht Horex veroordeeld tot betaling aan WTC van NAf 316.000. Hieraan ligt de volgende overweging ten grondslag:
De vordering van WTC uit hoofde van artikel 7 (b) is toewijsbaar als hierna in het dictum van dit vonnis omschreven. Niet gemotiveerd betwist is dat deze vergoeding is overeengekomen maar nimmer is betaald. De betalingen waar Horex zich met verwijzing naar het rapport van HLB Jourdain & Partners op beroept, hadden, zoals WTC heeft uiteengezet en zoals ook volgt uit bedoeld rapport, betrekking op huur door Horex van drie units (lobby, kantoor en restaurant) in het WTC, niet op de kosten in artikel 7 (b).
2.5.
Op 28 februari 2020 heeft Horex hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

3.Het geschil

3.1.
Horex vordert, samengevat, bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van WTC om de executie van het vonnis te staken totdat in het appel zal zijn beslist, en verder veroordeling van WTC in de proceskosten.
3.2.
WTC voert verweer en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van Horex in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een executiegeschil. Horex wil dat de executie van het vonnis hangende het ingestelde hoger beroep wordt geschorst. In dit verband is van belang dat de beslissing van het gerecht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet is gemotiveerd.
4.2.
In een zodanig geval geldt het volgende beoordelingskader (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026):
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
4.3.
Horex meent dat de hiervoor geciteerde overweging en beslissing in het vonnis tot stand is gekomen in strijd met de eisen van hoor en wederhoor. Volgens Horex heeft WTC, anders dan in het vonnis klaarblijkelijk is aangenomen, niet gesteld dat voor het restaurant zowel huur als de in artikel 7b bedoelde kostenvergoeding verschuldigd was. Nu het gerecht daar toch van uit wilde gaan, had Horex gelegenheid moeten krijgen om zich daarover nog uit te laten. Bovendien heeft WTC haar standpunt in het laatste processtuk in de bodemzaak (een akte uitlating producties) wezenlijk gewijzigd, en ook daarover had het gerecht Horex moeten horen.
4.4.
Het gerecht volgt Horex niet in dit betoog. Uit de door Horex weergegeven citaten uit de conclusie van repliek volgt dat WTC zich op het standpunt stelde dat alle door haar van Horex ontvangen bedragen betrekking hadden op huur (kantoorunits, de lobby en het restaurant) en had zij los daarvan aanspraak op de in artikel 7b bedoelde kostenvergoeding. Op dat standpunt heeft Horex bij dupliek kunnen reageren. De uitlating door WTC bij akte heeft daarin niet wezenlijk verandering gebracht, althans de beslissende overweging in het vonnis is klaarblijkelijk niet op die uitlating gebaseerd. Van strijd met de eisen van hoor en wederhoor is in zoverre geen sprake.
4.5.
Ook meent WTC dat het vonnis een kennelijke misslag bevat, nu ten aanzien van het gebruik door Horex van het restaurant geen huurovereenkomst tot stand is gekomen. Zij was in verband met het restaurant uitsluitend de fee van artikel 7b verschuldigd. Waar de betalingen van (afgerond) NAf 6.700 en NAf 2.600 op huur van de units en de lobby betrekking hadden, moet de betaling van NAf 5.600 wel betrekking hebben gehad op de in artikel 7b bedoelde fee, aldus Horex.
4.6.
Van een kennelijke misslag kan op dit punt niet worden gesproken. Het gerecht heeft WTC gevolgd in haar betoog dat alle betalingen betrekking hadden op huur – van onder andere het restaurant – en dat de verschuldigde fee daar los van staat. Mede gelet op hetgeen Horex zelf bij de betalingen als omschrijving heeft gegeven – “huur” – kan niet worden gezegd dat aan het vonnis een kennelijke misslag kleeft. Daarmee is niet gezegd dat in hoger beroep op dit punt hetzelfde beslist zal worden, maar dat is in het kader van een executiegeschil als het onderhavige niet bepalend.
4.7.
In het kader van de toe te passen belangenafweging is ook van belang dat Horex geen concrete feiten heeft gesteld die meebrengen dat haar belangen bij behoud van de huidige stand van zaken in afwachting van de beslissing in hoger beroep zwaarder moeten wegen dan het belang van WTC bij tenuitvoerlegging van het vonnis. Ook van belang is dat WTC heeft aangeboden zekerheid te stellen door middel van betaling op de derdengeldrekening van de advocaat van WTC in afwachting van de beslissing in hoger beroep.
4.8.
Al met al ziet het gerecht geen grond om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen. Evenmin bestaat aanleiding om WTC te gelasten zekerheid te stellen. Dit laat onverlet dat WTC kennelijk nog steeds bereid is het door Horex verschuldigde bedrag te ‘parkeren’ op de derdengeldrekening van haar advocaat.
4.9.
Horex zal worden veroordeeld in de proceskosten van WTC.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Horex in de proceskosten van WTC, begroot op NAf 1.500;
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.