ECLI:NL:OGEAC:2020:62
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis over de rechtsgeldigheid van een dienstverleningsovereenkomst tussen een overheidsstichting en een vennootschap
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao geoordeeld over de rechtsgeldigheid van een dienstverleningsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap Experientia N.V. en de stichting Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC). De overeenkomst, die op 15 mei 2017 werd gesloten, had als doel het verlenen van financiële steun aan Curaçaose studenten door middel van trainingen. SSC stelde dat de overeenkomst nietig was, omdat deze was aangegaan zonder de vereiste goedkeuring van de Raad van Commissarissen (RvC). Experientia betwistte dit en voerde aan dat de RvC de overeenkomst had goedgekeurd.
Het Gerecht oordeelde dat de nietigheid van de overeenkomst niet aan Experientia kon worden tegengeworpen, omdat SSC niet had aangetoond dat Experientia op de hoogte was van het gebrek aan goedkeuring. Bovendien werd de stelling van SSC dat de overeenkomst strijdig was met de goede zeden en openbare orde verworpen, omdat de overeenkomst een voortzetting was van eerdere samenwerkingen en er geen bewijs was dat de nieuwe regering door de overeenkomst werd belemmerd in haar taken.
Het Gerecht verklaarde de overeenkomst rechtsgeldig en veroordeelde SSC tot schadevergoeding aan Experientia, omdat SSC haar verplichtingen uit de overeenkomst niet was nagekomen. In reconventie werd de vordering van SSC tot ontbinding van de overeenkomst afgewezen, omdat de gestelde onvoorziene omstandigheden niet voldoende waren onderbouwd. Het vonnis werd uitgesproken op 30 maart 2020.