ECLI:NL:OGEAC:2020:52

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
CUR201900440 en CUR201900441
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over recht op verdubbeling van kindertoeslag voor alleenstaande ouder

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende, een ongehuwde moeder met een studerende dochter, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende stelde dat zij recht had op verdubbeling van de kindertoeslag, omdat zij als alleenstaande ouder werd beschouwd. De Inspecteur betwistte aanvankelijk niet dat de belanghebbende recht had op deze verdubbeling, wat leidde tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende gegrond was. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand, ondanks dat de gemachtigde dezelfde achternaam droeg als de belanghebbende, omdat niet was aangetoond dat deze gemachtigde tot haar huishouden behoorde.

De uitspraak volgde op een procesverloop waarin de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW voor het jaar 2016. De Inspecteur had de aanslag inkomstenbelasting verminderd, maar de aanslag premie AOV/AWW bleef gehandhaafd. De zitting vond plaats op 27 februari 2020, waarbij de belanghebbende niet vertegenwoordigd was, maar de Inspecteur wel. Het Gerecht oordeelde dat de kindertoeslag niet van toepassing was op de aanslag premie AOV/AWW, waardoor het beroep inzake die aanslag ongegrond werd verklaard.

De beslissing van het Gerecht omvatte de verklaring dat het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting gegrond was, de handhaving van de ambtshalve verminderde aanslag, en de veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2020
BBZ nrs. CUR201900440 en CUR201900441
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 juni 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 64.143.
1.2
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 juni 2018 een aanslag premie AOV/AWW voor het jaar 2016 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 67.768.
1.3
Belanghebbende heeft op 18 juli 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2018 de aanslag inkomstenbelasting verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 64.143, resulterend in een verschuldigd belastingbedrag van NAf 7.366. Verder heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2018 de aanslag premie AOV/AWW gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 7 februari 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft 29 maart 2019 de aanslag inkomstenbelasting 2016 ambtshalve verminderd tot een bedrag van NAf 6.639.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niemand verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is ongehuwd en heeft een dochter die geboren is op [geboortedatum] 1995.
2.2
Bij de aangifte van de geboorte van de dochter bij de burgerlijke stand zijn uitsluitend de gegevens van belanghebbende vermeld. Van de vader zijn geen gegevens vermeld.
2.3
In het onderhavige jaar 2016 staat de dochter als voltijd student ingeschreven aan de Universiteit van Amsterdam.
2.4
Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting heeft de Inspecteur éénmaal de kindertoeslag van NAf 727 (categorie I voor jaar 2016) toegepast.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of belanghebbende recht heeft op verdubbeling van de kindertoeslag.
3.2
Belanghebbende stelt dat zij een alleenstaande ouder is en daarom recht heeft op verdubbeling van de kindertoeslag.

4.OVERWEGINGEN

4.1
De Inspecteur betwist niet langer dat belanghebbende recht heeft op verdubbeling van de kindertoeslag op grond van artikel 4 Ministeriële beschikking kindertoeslag ongehuwde ouder. Dit brengt mee dat het beroep van belanghebbende inzake de aanslag inkomstenbelasting 2016 gegrond is. De aanslag zoals deze op 29 maart 2019 ambtshalve is verminderd, dient te worden gehandhaafd.
4.2
De kindertoeslag vindt geen toepassing ten aanzien van de aanslag premie AOV/AWW 2016, zodat het beroep inzake die aanslag faalt.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Tussen partijen is niet in geschil dat deze kosten kunnen worden berekend op NAf 100.
5.2
In dat verband overweegt het Gerecht dat belanghebbendes gemachtigde weliswaar dezelfde achternaam draagt als belanghebbende, maar dat niet aannemelijk is geworden dat deze gemachtigde tot het huishouden behoort van belanghebbende. Gelet daarop neemt het Gerecht aan dat de rechtsbijstand op zakelijke basis is geschied en daarom kan gelden als beroepsmatig verleend (vgl. HR 19 oktober 2012, nr. 11/04773, ECLI:NL:HR:2012:BY0531).
5.3
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting 2016 gegrond;
- verklaart het beroep inzake de aanslag premie AOV/AWW 2016 ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2016;
- handhaaft de aanslag inkomstenbelasting 2016 zoals deze ambtshalve is verminderd tot een bedrag van NAf 6.639;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 100; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 16 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500