Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende, een ongehuwde moeder met een studerende dochter, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende stelde dat zij recht had op verdubbeling van de kindertoeslag, omdat zij als alleenstaande ouder werd beschouwd. De Inspecteur betwistte aanvankelijk niet dat de belanghebbende recht had op deze verdubbeling, wat leidde tot de conclusie dat het beroep van de belanghebbende gegrond was. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende recht had op een proceskostenvergoeding voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand, ondanks dat de gemachtigde dezelfde achternaam droeg als de belanghebbende, omdat niet was aangetoond dat deze gemachtigde tot haar huishouden behoorde.
De uitspraak volgde op een procesverloop waarin de belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie AOV/AWW voor het jaar 2016. De Inspecteur had de aanslag inkomstenbelasting verminderd, maar de aanslag premie AOV/AWW bleef gehandhaafd. De zitting vond plaats op 27 februari 2020, waarbij de belanghebbende niet vertegenwoordigd was, maar de Inspecteur wel. Het Gerecht oordeelde dat de kindertoeslag niet van toepassing was op de aanslag premie AOV/AWW, waardoor het beroep inzake die aanslag ongegrond werd verklaard.
De beslissing van het Gerecht omvatte de verklaring dat het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting gegrond was, de handhaving van de ambtshalve verminderde aanslag, en de veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende. Tevens werd de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.