ECLI:NL:OGEAC:2020:45

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
CUR201900859 t/m CUR201900865
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep en bezwaar in belastingzaken met betrekking tot aanslagen inkomstenbelasting en premie AVBZ

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 maart 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had met vertraging kennisgenomen van de uitspraken op bezwaar, waardoor hij het beroepschrift buiten de termijn van twee maanden had ingediend. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel de beroepschriften buiten de wettelijke termijn waren ingediend, er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de termijn rechtvaardigden. Belanghebbende was pas op 19 februari 2019 op de hoogte van de uitspraken op bezwaar, en het Gerecht concludeerde dat het beroep tijdig was ingediend op basis van een termijn van drie weken, die in het verleden gold.

Daarnaast werd de ontvankelijkheid van de bezwaren tegen de aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 beoordeeld. De bezwaren waren ingediend na de wettelijke termijn van twee maanden, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de bezwaren terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat belanghebbende geen verschoonbare omstandigheden had aangevoerd.

Ten slotte werd de naheffingsaanslag premie AVBZ voor het jaar 2014 besproken. Het Gerecht merkte op dat belanghebbende beroep kan instellen zodra de Inspecteur uitspraak heeft gedaan op het bezwaar tegen deze naheffingsaanslag. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werd geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2020
BBZ nrs. CUR201900859 t/m CUR201900865
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 2 augustus 2013 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2010 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 23 september 2016 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2011 opgelegd.
1.3
Aan belanghebbende is met dagtekening 29 september 2017 een naheffingsaanslag premie AVBZ (inhoudingsplichtige) voor het jaar 2014 opgelegd van NAf 5.360.
1.4
Belanghebbende heeft op 10 augustus 2018 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en op 15 augustus 2018 tegen de aanslagen.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 december 2018 de bezwaren tegen de aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daarbij heeft de Inspecteur ambtshalve de aanslagen inkomstenbelasting verminderd tot aanslagen naar een belastbaar inkomen van respectievelijk NAf 25.909 (2010) en NAf 25.900 (2011). Verder heeft de Inspecteur ambtshalve de aanslagen premieheffing verminderd tot aanslagen naar een premie-inkomen van respectievelijk NAf 26.678 (2010) en NAf 25.998 (2011).
1.6
De Inspecteur heeft nog immer geen uitspraak gedaan op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag premie AVBZ (inhoudingsplichtige) voor het jaar 2014.
1.7
Belanghebbende heeft op 11 maart 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.8
De Inspecteur heeft op 21 februari 2020 verweerschriften ingediend.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep 2010 en 2011

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraken op de bezwaren tegen de aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 zijn gedagtekend op 28 december 2018. De beroepschriften zijn op 11 maart 2019 ingediend. Deze beroepschriften zijn dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.4
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
2.5
Belanghebbende stelt, hetgeen niet is weersproken, dat hij pas op 19 februari 2019 op de hoogte is gekomen van de uitspraken op bezwaar.
2.6
Als met vertraging is kennisgenomen van een uitspraak op bezwaar, geldt dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk moet worden ingediend. Behoudens bijzondere omstandigheden merkt het Gerecht een termijn van ten minste twee weken aan als ‘zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk’. Belanghebbende heeft op 11 maart 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar waarmee zij pas op 19 februari 2019 bekend is geworden. Dit is buiten de termijn van twee weken, zodat de beroepstermijn is overschreden.
2.7
Vervolgens is de vraag of sprake is van een bijzondere omstandigheid die een afwijking van de tweewekentermijn rechtvaardigt. Ten tijde van het instellen van het beroep hanteerde zowel het Gerecht als het Gemeenschappelijk Hof een termijn van twee tot drie weken (GHvJ 5 november 2019, ECLI:NL:OGHACMB:2019:223). Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende bij het instellen van het beroep ervan mocht uitgaan dat die termijn ook in zijn geval gehanteerd zou worden. Het Gerecht ziet dit dan ook als een bijzondere omstandigheid die in dit geval een afwijking van de tweewekentermijn rechtvaardigt. Uitgaande van een termijn van drie weken is het onderhavige beroep tijdig ingediend, zodat het ontvankelijk is.
Ontvankelijkheid bezwaar 2010 en 2011
2.8
In artikel 29, lid 1, ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.9
De onderhavige aanslagbiljetten zijn gedagtekend op 2 augustus 2013 (2010) en 23 september 2016 (2011). Belanghebbende heeft op 15 augustus 2018 de aangiftebiljetten inkomstenbelasting 2010 en 2011 ingediend, welke aangiftes terecht als bezwaarschriften tegen de aanslagen zijn aangemerkt. Deze bezwaarschriften zijn buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.1
Een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar op grond van termijnoverschrijding blijft echter achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
2.11
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De Inspecteur heeft de bezwaren dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
Naheffingsaanslag premie AVBZ 2014
2.12
Belanghebbende heeft op 10 augustus 2018 bezwaar gemaakt tegen de met dagtekening 29 september 2017 opgelegde naheffingsaanslag premie AVBZ (inhoudingsplichtige) voor het jaar 2014 ten bedrage van NAf 5.360.
2.13
De Inspecteur heeft nog immer geen uitspraak gedaan op dat bezwaar. Ter voorlichting merkt het Gerecht op dat belanghebbende beroep kan instellen nadat de Inspecteur uitspraak heeft gedaan op het bezwaar tegen de naheffingsaanslag premie AVBZ (inhoudingsplichtige) 2014.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 16 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500