ECLI:NL:OGEAC:2020:40

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201902913, CUR20192964 t/m 20192966, CUR20192968 en CUR20192969
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de belanghebbende verzet aangetekend tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, die op 13 november 2019 het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde wegens het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende had op 20 februari 2018 aanslagen in de grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013 ontvangen, evenals voorlopige aanslagen onroerendezaakbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2017. Na bezwaar en beroep heeft de griffier de belanghebbende tweemaal gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht van NAf 50, met de waarschuwing dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard zou worden als het bedrag niet tijdig werd betaald. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep.

In zijn verzetschrift voerde de belanghebbende aan dat hij geen post had ontvangen en daardoor niet op de hoogte was van de verschuldigdheid van het griffierecht. Het Gerecht oordeelde echter dat de griffier de nota griffierecht per e-mail had verzonden naar het door de belanghebbende opgegeven e-mailadres. Het Gerecht concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de nota hem niet had bereikt en dat hij derhalve in verzuim was met betrekking tot het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende had ook niet verzocht om te worden gehoord, waardoor het Gerecht niet verplicht was om hem te horen.

Uiteindelijk verklaarde het Gerecht het verzet ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2020.

Uitspraak

Uitspraak van 5 maart 2020
BBZ nrs. CUR201902913, CUR20192964 t/m 20192966, CUR20192968 en CUR20192969
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het verzet als bedoeld in artikel 7b
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 7a Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) gedane uitspraak van dit Gerecht van 13 november 2019, nummers CUR201902913, CUR201902964 t/m CUR201902966, CUR20192968 en CUR201902969, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur der Belastingen te Curaçao.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 20 februari 2018 aanslagen in de grondbelasting voor de jaren 2012 en 2013 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn voorlopige aanslagen onroerendezaakbelasting voor de jaren 2014 tot en met 2017 opgelegd.
1.3
Belanghebbende heeft op 14 november 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft op 23 juli 2019 uitspraken op bezwaar gedaan.
1.5
Belanghebbende heeft op 9 augustus 2019 beroep ingesteld.
1.6
Bij e-mailbericht van 21 augustus 2019 heeft de griffier belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht ten bedrage van NAf 50. Daarbij is meegedeeld dat, als het verschuldigde bedrag niet uiterlijk op 2 oktober 2019 is betaald, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard en dat in dat geval geen inhoudelijke behandeling van de zaken zal plaatsvinden.
1.7
Bij e-mailbericht van 16 oktober 2019 heeft de griffier belanghebbende nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht. Daarbij is meegedeeld dat, als het verschuldigde bedrag niet uiterlijk op 30 oktober 2019 is betaald, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard en dat belanghebbende geen nieuwe gelegenheid krijgt om het griffierecht te betalen.
1.8
Belanghebbende heeft het in rekening gebrachte bedrag van NAf 50 niet betaald.
1.9
Het Gerecht heeft op 13 november 2019 uitspraak gedaan en het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet heeft betaald.
1.1
Belanghebbende heeft op 30 november 2019 tegen de uitspraak van het Gerecht verzet aangetekend. In het verzetschrift heeft belanghebbende aangevoerd

2.BEOORDELING VAN HET VERZET

2.1
Van de indiener van een beroepschrift wordt een griffierecht geheven. Op grond van artikel 18, lid 3 ALL wijst de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het griffierecht binnen zes weken na de verzending van zijn mededeling dient te zijn betaald aan het Gerecht.
2.2
Ingevolge artikel 18, lid 4 ALL wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard als het griffierecht niet tijdig is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
2.3
Belanghebbende heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij geen post heeft ontvangen en daardoor niet op de hoogte was dat hij griffierecht moest betalen. Belanghebbende heeft in het verzetschrift niet gevraagd om te worden gehoord.
2.4
Bij e-mailberichten van 21 augustus 2019 en 16 oktober 2019 heeft de griffier belanghebbende gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht. Deze e-mailberichten zijn beide verstuurd naar brouwerpeter2@gmail.com. Het e-mailadres dat belanghebbende in zijn beroepschrift heeft opgegeven.
2.5
Mede in het licht van de gebrekkige postbezorging heeft als uitgangspunt te gelden dat een nota griffierecht ook via e-mail aan een indiener van een beroepschrift kan worden gestuurd, mits de indiener kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend, bijvoorbeeld door vermelding van zijn e-mailadres in het beroepschrift (vgl. GEA Curaçao 2 juli 2018, ECLI:NL: OGEAC:2018:176).
2.6
Indien de nota griffierecht wordt toegezonden aan het door de indiener vermelde e-mailadres, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat de indiener op de verschuldigdheid van het griffierecht is gewezen. Stelt de indiener dat hij ter zake van het niet betalen van het griffierecht niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest omdat hij de nota griffierecht buiten zijn toedoen niet heeft ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de nota griffierecht hem per e-mail heeft bereikt.
2.7
In het onderhavige geval heeft belanghebbende in zijn beroepschrift zijn e-mailadres ‘brouwerpeter2@gmail.com’ vermeld. Daarin heeft de griffier aanleiding mogen zien de correspondentie met belanghebbende per e-mail te voeren. Zo heeft de griffier de nota griffierecht tweemaal aan voornoemd e-mailadres toegestuurd, alsmede de uitspraak van 13 november 2019.
2.8
In reactie op de uitspraak van 13 november 2019 heeft belanghebbende bij e-mailbericht van 30 november 2019 het volgende aan de griffier geschreven:
“(...) Ik teken verzet aan tegen de uitspraak die bijgevoegd is. (…) Reden is dat ik geen post ontvangen heb en zodoende niet wist dat ik griffiekosten moest voldoen. Ik heb geen bezwaar tegen betaling hiervan. Wilt u doorgeven op welk rekeningnummer ik het kan overmaken? Kennelijk functioneert de post niet goed voor mijn adres. Is het mogelijk correspondentie ook naar mijn emailadres te verzenden? Mijn emailadres:brouwerpeter2@gmail.com (…).”
2.9
Met hetgeen belanghebbende in 2.8 heeft aangevoerd, is hij naar het oordeel van het Gerecht niet erin geslaagd feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de nota griffierecht hem per e-mail heeft bereikt. Het Gerecht neemt in aanmerking dat belanghebbende in zijn verzetschrift het eerder opgegeven e-mailadres heeft vermeld, dat de nota griffierecht alsmede de uitspraak van 13 november 2019 naar dit e-mailadres zijn verzonden en dat de griffier na de verzending van de e-mailberichten inzake griffierecht geen (automatisch gegenereerde) e-mail heeft gekregen dat de bezorging niet is gelukt (‘mail delivery failure’). Derhalve is er geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest met betrekking tot het niet betalen van het griffierecht.
2.1
Ingevolge artikel 7b, lid 3 van de LBB dient het Gerecht indien het van oordeel is dat het verzet ongegrond is, de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. Belanghebbende heeft niet verzocht om te worden gehoord. Het Gerecht is derhalve niet gehouden om hem te horen.
2.11
Gelet op het vorenstaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. D.J. Jansen, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500