ECLI:NL:OGEAC:2020:37

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
CUR2020000122
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over oprichtersrechten en inzage in administratie van een stichting particulier fonds

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, heeft eiser op 17 januari 2020 een verzoekschrift ingediend in een kort geding. De zaak betreft de Stichting particulier fonds, Black Prince, en de vraag wie als oprichter en Ultimate Beneficial Owner (UBO) moet worden aangemerkt. Eiser stelt dat een brief waarin een derde als oprichter is aangewezen, vervalst is. De zitting vond plaats op 13 februari 2020, waar de gedaagden, waaronder de Black Prince Private Foundation en Trustmoore (Curaçao) N.V., verweer voerden. Eiser vorderde onder andere dat Black Prince en Trustmoore zouden worden verboden om betalingen aan derden te doen en dat zij inzage zouden moeten geven in de administratie van Black Prince over de periode dat de oprichtersrechten bij hem berustten.

De feiten tonen aan dat Black Prince in 2012 is opgericht door Trusthouse Holding N.V., en dat eiser na de oprichting werd aangewezen als opvolgend oprichter. Er ontstonden geschillen tussen eiser en een Australische zakenvrouw, die leidde tot een schuld van AUD 68 miljoen. In december 2019 verkocht Black Prince zijn aandelen in Bellamy’s voor circa AUD 185 miljoen, wat aanleiding gaf tot de vorderingen van eiser. Het Gerecht oordeelde dat de brief van 9 juli 2015, die door eiser als vervalst werd betiteld, niet als zodanig kon worden aangemerkt. Het Gerecht concludeerde dat eiser niet langer als UBO van Black Prince kan worden beschouwd, en dat hij geen recht heeft op inzage in de administratie over de periode na 9 juli 2015. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER],
wonend te Rose Bay, New South Wales, Australië,
gemachtigden: mrs. K. Frielink, J.C. Maris, T.L. Claassens en M. Boevink,
eiser,
tegen

1.SPF THE BLACK PRINCE PRIVATE FOUNDATION (‘Black Prince’),

gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. M.W.J.H. Welten,
2. TRUSTMOORE (CURAÇAO) N.V.(‘
Trustmoore’),
gevestigd in Curaçao,
gemachtigde: mr. E.R. de Vries,
gedaagden,
en

3.LENGKAP LTD (‘Lengkap’),

gevestigd in Labuan, Maleisië,
4. THE ELSIE CAMERON FOUNDATION PTY Ltd (‘The Elsie Cameron Foundation’),
gevestigd te Australië,
gemachtigden: mrs. Th. Aardenburg, P.R.C. Kraan en B.A. Mulderije,
gevoegde partijen aan de zijde van gedaagden.

1. Het procesverloop

1.1
Eiser heeft op 17 januari 2020 een verzoekschrift met stukken ingediend. Het kort geding is behandeld ter zitting van 13 februari 2020.
1.2
Lengkap en The Elsie Cameron Foundation hebben ter zitting, zoals tijdig op voorhand aangekondigd, verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van gedaagden, danwel in het geding te mogen tussenkomen. Het bezwaar van eiser tegen de verzochte voeging - het verzoek zou in strijd zijn met de goede procesorde - is ter zitting verworpen en de voeging is toegestaan.
1.3
De door Lengkap en The Elsie Cameron Foundation enkele uren voor de zitting gemailde productie - een verklaring onder ede van eiser in een Australisch onderzoek - is na protest van eiser als tardief geweigerd.
1.4
De gemachtigden van partijen hebben de zaak bepleit, met verwijzing naar op voorhand overgelegde (nadere) producties en onder overlegging van hun pleitnota’s.
1.5
Vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
In dit kort geding wordt uitgegaan van het volgende:
a. a) Black Prince is een stichting particulier fonds die in 2012 is opgericht door Trusthouse Holding N.V., een rechtspersoon verbonden aan Trustmoore. Trustmoore werd bij de oprichting benoemd als bestuurder van Black Prince, en is dat nog steeds.
b) Artikel 8 van de statuten van Black Prince bepaalt dat de
Founder(dus Trusthouse Holding N.V.) ‘may express his wishes to the Board in writing’ en ‘may appoint a natural or legal person as a successor Founder, who shall take the place and assume the position of the previous Founder effective from the date on which the appointment is made known to the Board’. Ook bepaalt artikel 8 dat ‘the authority of the successor Founder shall include the power to appoint a following natural or legal person as successor Founder’.
c) Eiser werd direct na de oprichting van Black Prince aangewezen als
successor founder(opvolgend oprichter) van Black Prince.
d) Lengkap en The Elsie Cameron Foundation zijn entiteiten gelieerd aan de Australische zakenvrouw [naam zakenvrouw].
e) Eiser en [naam zakenvrouw] waren vrienden en zakenpartners.
f) Medio 2014 verwierf Black Prince een aandelenbelang van 14 miljoen aandelen à AUD 1 in het Australische Bellamy’s Australia Limited (hierna: ‘Bellamy’s’), bij gelegenheid van de beursgang van Bellamy’s.
g) De verwerving van de aandelen Bellamy’s werd gefinancierd door [naam zakenvrouw], en wel via (onder meer) Lengkap. Op 25 juni 2014 werd hiertoe een
loan agreementtussen Black Prince en Lengkap gesloten voor AUD 14.020.000. Onder ‘
Interest’ werd onder meer bepaald dat bij verkoop door Black Prince van de Bellamy’s-aandelen, Black Prince 50% van de waardevermeerdering van de aandelen aan Lengkap zou betalen.
h) Op 9 juli 2015 vond te Londen een bespreking plaats tussen eiser, [naam zakenvrouw], hun beider Australische advocaat [naam advocaat 1], en [naam bestuurder Trustmoore], bestuurder van Trustmoore. De waarde van het Bellamy’s belang van Black Prince was toen inmiddels meer dan verdrievoudigd. Onderwerp van deze bespreking was (onder meer) de positie van [naam zakenvrouw] en Lengkap ten aanzien van Black Prince. Eiser heeft bij die gelegenheid een aan Trustmoore gerichte brief getekend. De voorgedrukte tekst van die brief luidde:
‘Upon incorporation of The Black Prince Private Foundation I send you a letter concerning my wishes regarding the benefits and the assets of The Black Prince Private Foundation. Please find it attached for your reference.
I now wish to revoke this letter and express my wish that should
Mrs. ______________ send you a letter concerning her wishes regarding the benefits and the assets of The Black Prince Private Foundation, you would consider this wishes.’
De voorgedrukte tekst is door [naam advocaat 1]met de hand aangepast, zodat deze is komen te luiden (de handgeschreven toevoegingen cursief):
‘Upon incorporation of The Black Prince Private Foundation I sen
dtyou a letter concerning my wishes regarding the benefits and the assets of The Black Prince Private Foundation. Please find it attached for your reference.
I now wish to revoke this letter and
my role as a founder of the Foundation andexpress my wish that
should Mrs. _________ send you a letter concerning her wishes regarding the benefits and the assets of The Black Prince Private Foundation, you would consider this wishes.Lengkap Ltd, a Malaysian Company in the territory of Labuan be the successor founder of the Black Prince Private Foundation.
i. i) Tussen eiser en [naam zakenvrouw] zijn - niet op Black Prince betrekking hebbende - geschillen ontstaan. Op 20 december 2019 hebben zij een
settlement agreementgesloten met betrekking tot een schuld van (entiteiten van) eiser aan (entiteiten van) [naam zakenvrouw] in de orde van grootte van AUD 68 miljoen.
j) In december 2019 heeft Black Prince de Bellamy’s-aandelen verkocht voor circa AUD 185 miljoen. De verkoopopbrengst staat op een rekening van de Australische advocaat [naam advocaat 2], die het bedrag in trust houdt voor Black Prince.
k) Eiser heeft Trustmoore op 20 december 2019 laten weten dat de hiervoor onder h) opgenomen brief van 9 juli 2015 vervalst is, dat de handgeschreven wijzigingen zonder zijn instemming en pas na zijn ondertekening zijn toegevoegd, dat hij door middel van die brief slechts zijn
wishesaan het bestuur kenbaar heeft willen maken en dat hij nog altijd de oprichtersrechten houdt met betrekking tot Black Prince. Trustmoore heeft hierop geantwoord dat zij niet eiser maar Lengkap als de
successor founderbeschouwt.
l) [Naam zakenvrouw]/Lengkap heeft Trustmoore/Black Prince verzocht de voor Black Prince gehouden opbrengst van de Bellamy’s-aandelen over te boeken naar The Elsie Cameron Foundation.
3. De vordering en het verweer
3.1
Eiser vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bewaren status quo
1) Black Prince en Trustmoore te verbieden om enige uitkering of betaling, namens Black Prince, te doen aan derden;
2) Black Prince en Trustmoore te verbieden om enig (rechtspersoonlijk) besluit te nemen of handeling te verrichten ten aanzien van Black Prince;
3) indien en voor zover juist is dat de opbrengsten van de verkoop van het Bellamy's belang staan `geparkeerd' op een niet ten name van Black Prince staande (bank)rekening: Trustmoore te gebieden om zich, namens Black Prince, maximaal in te spannen de betreffende gelden zo snel mogelijk te laten overmaken naar een ten name van Black Prince staande bankrekening en daartoe alle mogelijke (rechts)maatregelen, inclusief bewarende maatregelen, zoals het leggen van (conservatoir) beslag, te treffen die nodig mochten zijn;
4) een en ander op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ter hoogte van NAf 5 miljoen per overtreding, te vermeerderen met NAf 250.000 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, althans een door het gerecht in goede justitie te bepalen bedrag;
verstrekken inzage
5) Black Prince en Trustmoore te bevelen om eiser onmiddellijk inzage en afschrift van de (elektronische en fysieke) administratie van Black Prince, althans de in randnummer 111 van het verzoekschrift genoemde bescheiden, te verstrekken, over de periode vanaf de oprichting van Black Prince tot heden, althans vanaf oprichting van Black Prince tot en met 9 juli 2015;
6) Black Prince en Trustmoore te bevelen mee te werken aan het verstrekken van de (eventueel) benodigde digitale inlogcodes en wachtwoorden en andere relevante informatie indien dat noodzakelijk is om de hiervoor verzochte inzage in de administratie, althans bescheiden, te verkrijgen;
7) een en ander op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ter hoogte van NAf 1 miljoen en daarnaast een dwangsom van NAf 100.000 voor elke dag dat Black Prince en/of Trustmoore in gebreke blijven om aan deze veroordelingen te voldoen, althans een door het Gerecht in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair
althans, in alle gevallen, zodanige voorzieningen te treffen die het Gerecht passend en toereikend acht om de door eiser gestelde doelen te bereiken.
3.2
Gedaagden en de gevoegde partijen hebben verweer gevoerd en hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang, zal hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling
bewaren status quo?
4.1
In dit kort geding staat centraal de vraag of de hiervoor onder 2.1 h) opgenomen brief van 9 juli 2015 vervalst is. Volgens eiser is dat het geval en heeft de Australische advocaat [naam advocaat 1, nadat de brief door eiser was getekend, zonder eisers instemming met de hand tekst doorgehaald en toegevoegd. Partijen zijn het erover eens dat, als de brief niet vervalst is, de ondertekening daarvan heeft geleid tot de overgang van de oprichtersrechten met betrekking tot Black Prince van eiser op Lengkap. In dat geval is niet eiser maar Lengkap de
beneficiary/achterligger/
founder/UBO van Black Prince met het daarin ondergebrachte vermogen in de orde van grootte van NAf 200 miljoen.
4.2
Of de brief vervalst is, moet in een bodemprocedure worden vastgesteld. Dat kan niet in kort geding. Indien evenwel serieuze twijfel over de authenticiteit van de brief bestaat en ook overigens kan worden aangenomen dat de oprichtersrechten bij eiser zijn blijven berusten, kan er grond zijn tot het treffen van voorlopige voorzieningen zoals door eiser gevorderd.
4.3
Tussen partijen staat vast dat eiser in het kader van een onderzoek door de
Australian Securities & Investments Commissionnaar de achterligger van het belang van Black Prince in Bellamy’s, onder ede heeft verklaard dat hij geen betrokkenheid meer heeft bij Black Prince. Dit onderzoek en deze verklaring zijn door eiser in zijn verzoekschrift niet genoemd. Toen Lengkap c.s. het transcript van het desbetreffende verhoor wilden overleggen, heeft eiser daartegen met een beroep op de goede procesorde bezwaar gemaakt.
4.4
De onweersproken stelling dat eiser in Australië onder ede heeft verklaard niet meer betrokken te zijn bij Black Prince en eisers proceshouding met betrekking tot die verklaring, doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers stellingen in dit kort geding, in het bijzonder over de gang van zaken bij de ondertekening van de brief van 9 juli 2015.
4.5
Niet uit te sluiten is, zoals door eiser is geopperd, dat andere bij Black Prince en de Bellamy’s-aandelen betrokkenen - bijvoorbeeld [naam zakenvrouw] en [naam advocaat 1] - in het onderzoek in Australië onder ede verklaringen hebben afgelegd die zich slecht verhouden met de stellingname van gedaagden en de gevoegde partijen in dit kort geding. Dat dit het geval is, is echter niet gebleken. Ten aanzien van die partijen kan dan ook niet iets vergelijkbaars worden geoordeeld als hiervoor onder 4.4.
4.6
Naar voorlopig oordeel bestaat onvoldoende grond voor redelijke twijfel aan de authenticiteit van de brief van 9 juli 2015 en moet het er voor worden gehouden dat eiser niet langer heeft te gelden als de achterligger van Black Prince. Daarbij betrekt het gerecht - naast hetgeen hiervoor onder 4.4 en 4.5 is overwogen - de volgende, voorshands aannemelijk geworden omstandigheden:
i.De andere drie deelnemers aan de ontmoeting in Londen op 9 juli 2015 - Trustmoore’s bestuurder [naam bestuurder Trustmoore], Lengkap’s achterligger [naam zakenvrouw] en de advocaat van eiser en [naam zakenvrouw] [naam advocaat 1] - weerspreken eisers stellingen over de aanpassing van de brief. [Naam bestuurder Trustmoore] en [naam zakenvrouw] hebben schriftelijk verklaard - [naam zakenvrouw] in een beëdigde verklaring - dat zij gezien hebben dat eiser de handgeschreven aangepaste versie van de brief tekende. [Naam advocaat 1] heeft via een advocaat bericht dat [naam advocaat 1] ‘does deny that he engaged in any fraud or forgery as appears to have been alleged’.
ii.Na de ontmoeting van 9 juli 2015 heeft eiser ruim viereneenhalf jaar - tot 20 december 2019 - geen contact opgenomen met Trustmoore, terwijl er voordien geregeld contact was tussen eiser/[naam advocaat 1] enerzijds en Trustmoore/Black Prince anderzijds over zaken met betrekking tot Black Prince.
iii.De gelden benodigd voor de verwerving door Black Prince van Bellamy’s-aandelen in 2014 (AUD 14 miljoen) zijn verschaft door Lengkap/[naam zakenvrouw], niet (ook) door eiser of een entiteit van eiser. Een duidelijke prestatie van de zijde van eiser - behoudens het ter beschikking stellen van Black Prince - is niet gebleken;
iv.Het motief voor de verwerving door Black Prince van de aandelen in Bellamy’s en de gekozen constructie was om te verhullen dat [naam zakenvrouw] (opnieuw) een belang in Bellamy’s verkreeg.
v.Op 14 augustus 2019 heeft eiser in Australië onder ede verklaard over zijn bezittingen en schulden. In die verklaring en het daarbij behorende
Assets and Liability Statement(gevoegd bij productie 3 van de gevoegde partijen) maakt eiser geen melding van een belang in Black Prince/Bellamy’s.
vi.Ook in de onderhandelingen over de schuld van eiser en zijn entiteiten aan [naam zakenvrouw] en haar entiteiten van AUD 68 miljoen, welke onderhandelingen hebben geleid tot de vaststellingsovereenkomst van 20 december 2019, heeft eiser zijn vermeende aanspraak op het vermogen van Black Prince nooit genoemd.
vii.Pas op de dag waarop de schikking met [naam zakenvrouw] tot stand was gekomen, heeft eiser zich voor het eerst na viereneenhalf jaar weer tot Black Prince gewend.
4.7
De stellingen van eiser over de gang van zaken bij de instelling van een
Supervisory Board,over de
Interest-bepaling in de
loan agreementen over de bijeenkomst bij Trustmoore in Amsterdam op 20 december 2019, kunnen niet afdoen aan hetgeen hiervoor onder 4.4 tot en met 4.6 is overwogen.
4.8
Black Prince heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft om op korte termijn over haar vermogen te kunnen beschikken en dat zij schade zou leiden als haar tegoeden, zoals eiser verlangt, worden bevroren. Ook een belangenafweging kan niet in het voordeel van eiser uitvallen.
4.9
Op grond van het voorgaande kunnen eisers vorderingen 1) tot en met 4) niet slagen. Ook voor een andere voorziening, zoals door eiser subsidiair gevraagd, bestaat geen aanleiding. De overige (subsidiaire) verweren van gedaagden en de gevoegde partijen - waaronder het verweer dat ook de ondertekening door eiser van de oorspronkelijke, voorgedrukte tekst van de brief van 9 juli 2015 tot een wijziging van oprichter zou hebben geleid - behoeven geen bespreking.
verstrekken inzage?
4.1
Nu, naar voorlopig oordeel, eiser na 9 juli 2015 niet als oprichter (en ook niet anderszins) bij Black Prince was betrokken, heeft hij geen aanspraak op en geen rechtmatig belang bij inzage in de administratie van Black Prince over die periode. Zijn op die periode betrekking hebbende vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.11
Ten aanzien van de periode vanaf de oprichting tot en met 9 juli 2015 heeft eiser een dergelijke aanspraak en een dergelijk belang wel. Namens gedaagden is aangevoerd dat de door eiser opgestelde lijst van te verschaffen gegevens lang is en dat het belang van eiser bij de gevraagde bescheiden niet valt in te zien, maar veel specifieker is hun verweer niet geworden. Ook hebben zij benadrukt dat zij eiser buiten rechte te kennen hebben gegeven dat zij, wat betreft de periode tot 9 juli 2015, in beginsel bereid waren informatie met hem te delen. Over die periode zullen Black Prince en Trustmoore ten aanzien van eiser - voor zover dat nog niet gebeurd is - openheid van zaken dienen te geven. Aan gedaagden zal een bevel worden gegeven als hierna omschreven. Voor een verdergaand bevel bestaat vooralsnog geen grond. Voor het opleggen een dwangsom evenmin.
4.12
Eiser zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. Beslissing
Het gerecht:
rechtdoende in kort geding
5.1
beveelt gedaagden om binnen een maand na de betekening van dit vonnis afschrift aan eiser te verstrekken van de hierna omschreven bescheiden, over de periode vanaf de oprichting van Black Prince in 2012 tot en met 9 juli 2015, voor zover aanwezig en voor zover niet reeds aan eiser verstrekt:
( i) 'know your customer'-documentatie en overeenkomsten van opdracht, die Trustmoore ten aanzien van Black Prince heeft bijgehouden c.q. is aangegaan;
(ii) documentatie omtrent de herkomst van kapitaal bij oprichting en kapitaal dat (eventueel) later in Black Prince is ingebracht;
(iii) documentatie aangaande de persoon of personen die gerechtigd zijn tot het ontvangen van uitkeringen van Black Prince en/of tot het kapitaal van Black Prince bij ontbinding;
(iv) documentatie ten aanzien van de (identiteit van) oprichter(s) en de UBO(‘s) van BPPF;
( v) documentatie ten aanzien van de benoeming van de RvC van Black Prince;
(vi) alle bestuursbesluiten die Trustmoore in hoedanigheid van bestuurder van Black Prince heeft genomen;
(vii) de financiële verslaggeving van Black Prince, waaronder begrepen de jaarcijfers en bestuursverslagen;
(viii) alle (vennootschapsrechtelijke) besluiten die Black Prince in hoedanigheid van aandeelhouder, en in ieder geval ten aanzien van het Bellamy's belang en Larus Energy belang, heeft genomen (inclusief documenten die zien op het stemmen in de betreffende aandeelhoudersvergaderingen);
(ix) notulen van bestuursvergaderingen van Black Prince en notulen van vergaderingen waar Black Prince als aandeelhouder vertegenwoordigd was; en
( x) alle ingaande en uitgaande (digitale) correspondentie die Trustmoore namens Black Prince heeft gevoerd;
(xi) alle (schriftelijke) overeenkomsten en daarbij behorende bescheiden, tussen Black Prince enerzijds en derden, waaronder (entiteiten en/of personen van) [naam zakenvrouw] c.s., anderzijds;
5.2
wijst af het meer of anders gevorderde;
5.3
veroordeelt eiser in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op NAf 1.500 voor gemachtigdensalaris voor ieder van hen en aan de zijde van de gevoegde partijen begroot op NAf. 7.500 aan griffierecht en NAf 1.500 voor gemachtigdensalaris.
Aldus gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.