In deze zaak, die zich afspeelt in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, zijn er twee kort gedingen aan de orde. De eerste zaak betreft een vordering van Polbeer Holding B.V. tegen CTC Real Estate & Participatie Maatschappij N.V. Polbeer vordert dat CTC de deurwaarder opdracht geeft om een bedrag van NAf 320.814,30, dat voortvloeit uit de verkoop van aandelen, aan haar af te dragen. Polbeer stelt dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat het restantbedrag aan haar toekomt. CTC daarentegen betwist dit en stelt dat Polbeer nog steeds rente verschuldigd is over de hoofdsom van NAf 455.000,-, die in een eerder vonnis is toegewezen.
In de tweede zaak vordert CTC dat de deurwaarder het restantbedrag van de rente, die Polbeer verschuldigd is, aan haar overmaakt. CTC stelt dat zij recht heeft op betaling van de samengestelde rente, terwijl Polbeer aanvoert dat de rente enkelvoudig moet worden berekend. Het Gerecht heeft beide zaken gelijktijdig behandeld om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen.
Het Gerecht oordeelt dat Polbeer de vordering van CTC verkeerd interpreteert en dat zij wel degelijk samengestelde rente verschuldigd is. De vordering van Polbeer wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. In de tweede zaak wordt ook de vordering van CTC afgewezen, waarbij CTC in de proceskosten wordt veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door rechter mr. Th. Veling op 21 februari 2020.